Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij,
gemachtigde: mr. N. de Neef,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. V. Kortenbach.
1.Procedure
- de dagvaarding van 28 april 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties
- het proces-verbaal van de op 8 december 2014 gehouden comparitie van partijen;
- de antwoordakte van de zijde van de Ooievaar, met productie;
- de brief van de zijde van de gemeente van 11 februari 2015.
2.Feiten
“Daarbij realiseren partijen zich dat als de (hoofd)huurovereenkomst met de gemeente Den Haag eindigt, de (onder)huur- en pachtovereenkomst eveneens tot een einde komen.”In artikel 10 lid 2 van deze overeenkomst is voor zover van belang vermeld:
“Huurder doet afstand van zijn (eventuele) recht op schadevergoeding indien de (hoofd)huurovereenkomst eindigt wegens, kort gezegd, wanprestatie aan de zijde van de Huurder. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat de gemeente Den Haag achter de verboden onderhuur komt (…).”