ECLI:NL:RBDHA:2015:5109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
09-787041-14, 09-809389-14, 09-123502-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Den Haag inzake afpersing, diefstal met geweld, verboden wapenbezit en poging tot woninginbraak

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, diefstal met geweld, verboden wapenbezit en poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken. De tenlastelegging omvatte onder andere dat de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van goederen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, het slachtoffer heeft mishandeld en gedwongen om zijn tas en ring af te geven. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van verboden wapens en het plegen van een inbraak in een woning. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en hem veroordeeld tot jeugddetentie van 200 dagen, waarvan 141 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Tevens is er een werkstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 150,- aan immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat was ingediend.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/787041-14, 09/809389-14 (t.t.g.), 09/123502-13 (t.t.g.)
Tul 09/163680-12
Datum uitspraak 1 mei 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 20 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. van der Harg en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. J.I. Echteld, advocaat te Gouda, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 09/787041-14 (verder ook: dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks [datum 1] te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (te weten sleutels), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of het aangaan van een schuld
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van/door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer 1] de lift in heeft/hebben getrokken en/of hem (vervolgens) heeft/hebben gesommeerd de trap op te lopen en/of hem de trap op heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of
  • die [slachtoffer 1] heeft/hebben geprikt/gestoken in de nek/hals met een pen, althans met een puntig en/of scherp voorwerp en/of
  • die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geprikt/gestoken met een schroevendraaier, althans met een puntig en/of scherp voorwerp en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben gezegd dat hij zijn tas moest (af)geven en/of die [slachtoffer 1] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "als je naar de politie gaat, ga ik je doodmaken" en/of
  • de ring van de vinger van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks [datum 2] te [plaats 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een auto ( [kenteken] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks [datum 2] te [plaats 1] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de (auto)sleutel (van die Ford Ka) (af) te geven en/of (af) te leveren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks [datum 3] te [plaats 1]
  • (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten twee, althans een of meer veerdrukwapens(s) (merk onbekend), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met (een) vuurwapen(s) (te weten een vuurwapen van het merk Sig Sauer model P228 en/of een vuurwapen van het merk Beretta model 85 BB) en/of
  • munitie van categorie III, te weten een stuk pistool munitie (merk Fabrique Nationale, kaliber 7.65 mm)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
ten aanzien van parketnummer 09/809389-14 (verder ook: dagvaarding II)
hij op of omstreeks [datum 4] te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres 1] ) heeft weggenomen een hoeveelheid gouden sieraden en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) onbevoegd gebruik gemaakt van een of meer huissleutel(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ten aanzien van parketnummer 09/123502-13 (verder ook: dagvaarding III)
hij op of omstreeks [datum 5] te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres 2] ) weg te nemen geld en/of goederen, van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot genoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen, onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, (met dat oogmerk) een sleutel in het sleutelgat van de (voor)deur van die woning heeft/hebben geplaatst/gewrikt en/of heeft/hebben geschopt tegen de (voor)deur van die woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Dagvaarding I, feit 1 [1]
3.1.1
Inleiding
Aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft in zijn aangifte van [datum 1] verklaard dat hem eerder op diezelfde dag een tas en een ring afhandig zijn gemaakt door drie jongens die hij kent uit de buurt. Daarbij is hij gedwongen om mee te lopen, is geweld gebruikt en met geweld gedreigd. [slachtoffer 1] noemt als betrokken jongens [verdachte] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel de afpersing als de diefstal met geweld, beide feiten in vereniging gepleegd.
3.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van beide feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte slechts kan worden verweten dat hij zich heeft bemoeid met een ruzie die er was tussen de aangever en een andere jongen [X] . Er is echter onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte de geweldshandelingen zoals ten laste zijn gelegd, heeft gepleegd.
3.1.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
De verklaring van de aangever
Op [datum 1] zag [slachtoffer 1] drie jongens staan op de zesde etage van een flat, die hij herkende als [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [verdachte] riep naar [slachtoffer 1] dat hij moest wachten en ging naar beneden. Daar riep hij hem om binnen te komen. Toen [slachtoffer 1] dat deed, trok [verdachte] hem de lift in. Daarna, toen de lift het niet bleek te doen, beval [verdachte] hem de trap te nemen. Onderweg naar boven duwde hij [slachtoffer 1] telkens en voelde [slachtoffer 1] dat [verdachte] een pen tegen zijn nek zette en een paar keer stak. Boven zagen ze [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ze gingen met zijn vieren weer naar beneden. Onderweg zei [verdachte] dat [slachtoffer 1] zijn tas moest geven maar [slachtoffer 1] weigerde dat. [verdachte] stak met een schroevendraaier tegen de nek van [slachtoffer 1] en schopte hem continu. De groep begaf zich naar een andere flat. [verdachte] zei onderweg "als je naar de politie gaat ga ik je doodmaken". In de andere flat moest [slachtoffer 1] met de drie jongens in de lift stappen. Toen [slachtoffer 1] met de drie jongens in de lift stond, zei [verdachte] weer dat [slachtoffer 1] zijn tas moet geven. [slachtoffer 1] heeft dat toen wel gedaan. In de tas zouden alleen huissleutels hebben gezeten. [verdachte] pakte toen ook een ring van de vinger van [slachtoffer 1] . De jongens lieten hem vervolgens een voor een alleen. [2]
In een aanvullende verklaring verklaart [slachtoffer 1] dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hem ook hebben geslagen en geschopt. Als bijdrage van [medeverdachte 2] noemt hij: slaan op zijn borstkas en schoppen tegen zijn rechterbeen. Hij heeft alleen namen genoemd van jongens die ook iets hebben gedaan. De jongen genaamd [Y] , die ook op de camerabeelden is te zien, heeft volgens [slachtoffer 1] niets gedaan en daarom heeft hij deze jongen in zijn eerste verklaring niet genoemd. [slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat [verdachte] van Esch de huissleutels heeft teruggegeven aan de moeder van [slachtoffer 1] . [3]
De verklaring van de moeder van de aangever
[mevrouw A] , de moeder van [slachtoffer 1] , verklaart dat zij in de avond van [datum 1] de huissleutels terug kreeg van [verdachte] en dat [medeverdachte 2] daar ook bij was. Als ze vraagt waar de tas en de ring zijn, zegt [verdachte] eerst dat die bij [medeverdachte 1] zijn. Later zegt [medeverdachte 2] dat de tas bij een jongen in Oosterheem is. [4]
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2]
verklaart over de achtergrond van het feit dat [slachtoffer 1] een vriend van [medeverdachte 1] had beroofd van een tasje en geld, en dat [medeverdachte 1] de spullen terug wilde hebben. [5]
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1]
verklaart dat hij zag dat [verdachte] en [slachtoffer 1] een beetje aan het worstelen waren. Hij zag op dat moment ook iets in de hand van [verdachte] dat leek op een schroevendraaier of een nagelvijl. [6]
Het letsel
Op de foto’s, gevoegd bij de aangifte, zijn rode plekjes in de nek van de aangever waarneembaar. [7]
Camerabeelden centrale hal flat aan de Jan van Beierenlaan
Op de camerabeelden is te zien dat een persoon de aangever bij zijn bodywarmer beetpakt en de lifthal in trekt.
Deze persoon duwt de aangever in de richting van de lift en vervolgens de lift in. Vervolgens verlaten zij de lift, gaan zij de trap op en verdwijnen zij uit beeld.
Ongeveer vijf minuten later verschijnt de aangever weer in beeld, dit keer met de eerdergenoemde persoon en nog drie andere personen. De eerste persoon pakt de aangever wederom vast en trekt de aangever met een ruk in de richting van de deur naar de centrale hal. [8]
Door meerdere verbalisanten wordt ambtshalve vastgesteld dat de eerste persoon de verdachte betreft. [9] [10]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] was en dat hij degene is geweest die [slachtoffer 1] heeft geroepen en hem naar binnen heeft gehaald. Daar is enig duw- en trekwerk aan te pas gekomen. [11]
De verdachte ontkent dat hij iets te maken heeft met het wegnemen van de tas en de ring. Ook ontkent de verdachte dat hij meer geweldshandelingen dan het voormelde duw- en trekwerk heeft gedaan.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank leiden voornoemde bewijsmiddelen tot de conclusie dat er niet alleen sprake is van medeplegen van de verdachte bij dit feit, maar ook dat de verdachte degene is geweest die het geweld tegen de aangever heeft gebruikt. De aanwezigheid van de medeverdachten heeft vooral bijgedragen aan een getalsmatig overwicht op de aangever en aan de bedreigende sfeer.
De aangever is door het geheel van handelingen door meerdere jongens, onder wie de verdachte, minuten lang ernstig onder druk gezet, mishandeld, gedwongen om met hen mee te gaan en uiteindelijk beroofd. Het getalsmatige overwicht en de dreiging die mede daardoor van de jongens – en in het bijzonder van de verdachte, die de aangever ook fysiek heeft aangepakt - uitging, is naar het oordeel van de rechtbank bij dit feit een belangrijke factor geweest voor het slagen van de afpersing en de diefstal.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder
1 1e cumulatief/alternatief en 2e cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
3.2
Dagvaarding I, feit 2 [12]
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte van dit feit zal vrijspreken.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.2.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Overwogen wordt dat het enkele feit dat op camerabeelden wordt gezien dat de verdachte in de lift een autosleutel aan iemand anders geeft, onvoldoende is om te komen tot medeplichtigheid aan dit feit.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
3.3
Dagvaarding I, feit 3 [13]
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat er uiteenlopende verklaringen zijn met betrekking de in de slaapkamer aangetroffen wapens. Naar de mening van de raadsvrouw kan met het enkele feit dat deze wapens zich bevonden in het huis waar de verdachte woonde, niet gezegd worden dat hij er ook over kon beschikken.
3.3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
In het kader van het onderzoek met betrekking tot feit 1 heeft er op [datum 3] een doorzoeking onder leiding van de rechter-commissaris plaatsgevonden in de (ouderlijke) woning van de verdachte.
In de slaapkamer waar de verdachte sliep zijn onder meer twee wapens aangetroffen, één op het bed van de verdachte en de ander onder het kussen van de verdachte. [14]
Het team Forensische opsporing van de politie heeft onderzoek verricht naar deze twee wapens. Dit bleken te zijn: een veerdrukwapen, gelijkend op een Sig Sauer P228 [15] en een veerdrukwapen, gelijkend op een Berretta 85 BB. [16]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het ging om balletjespistolen, [17] dat deze vrij in de winkel te verkrijgen zijn en dat hij niet wist dat hij ze niet mocht hebben.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee verboden wapens. Dat de verdachte niet wist dat het voorhanden hebben van deze wapens verboden is, is niet noodzakelijk voor een bewezenverklaring van dit feit.
Het verweer van de raadsvrouw zal de rechtbank eveneens passeren. De wapens zijn immers gevonden op het bed en onder het kussen van de verdachte.
3.4
Dagvaarding II [18]
3.4.1
Inleiding
In de namiddag van [datum 4] worden verbalisanten naar de woning aan de [adres 1] te Den Haag gestuurd na een melding van een inbraak. De melder is [slachtoffer 3] , de bewoner van deze woning (verder ook: de aangever). Tijdens zijn vakantie in Suriname ziet de aangever via een in zijn woning geïnstalleerd en actief camerasysteem dat er in zijn woning twee onbekende personen staan.
De aangever belt hierop direct met de politie. Als de politie ter plaatse komt, hebben deze personen de woning inmiddels verlaten. [19]
Uit onderzoek blijkt dat uit de woning meerdere sieraden en geld zijn weggenomen. Hiervan doet in eerste instantie namens de aangever zijn vriendin aangifte bij de politie. [20] De aangever doet na terugkomst in Nederland een aanvullende aangifte met opgave van de verdwenen goederen. [21]
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte één van deze onbekende personen is die de woning hebben betreden en goederen hebben weggenomen.
3.4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
3.4.3
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De verdachte heeft niet ontkend dat hij in de woning is geweest, maar heeft een verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid aldaar.
3.4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Sporenonderzoek
Uit onderzoek ter plaatse is door de politie vastgesteld dat de cilinder van de voordeur nog intact was en dat de daders vermoedelijk binnen zijn gekomen met een sleutel. [22]
De vriendin van de aangever verklaart hierover dat - naast de sleutels van haarzelf en die van de aangever – de schoonmaakster [mevrouw B] over een sleutel beschikt. De schoonmaakster maakt op maandag samen met haar dochter [mevrouw C] schoon in de woning. [23]
Herkenning verdachten
Door de vriendin van de aangever zijn ook de camerabeelden uit de woning aan de politie ter beschikking gesteld. [24]
Op basis van deze veiliggestelde camerabeelden herkent een aantal verbalisanten tijdens een briefing de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 3] ). [25]
Camerabeelden centrale hal
Op de camerabeelden van de centrale hal is te zien dat [medeverdachte 3] om 16.58 uur de flat betrad, dat hij een T-shirt met korte mouwen droeg en dat hij geen sieraden om zijn polsen droeg. Vervolgens draagt [medeverdachte 3] bij het verlaten van de flat om 17.15 uur een sieraad om zijn pols. [26] Dit horloge wordt teruggevonden en getoond aan de aangever, die het herkent als zijn bezit. [27]
Camerabeelden woning
Uit de camerabeelden gemaakt in de woning valt op te maken dat de verdachte, nadat hij samen met [medeverdachte 3] de woning is binnengegaan, in de woonkamer een handschoen aantrekt. Vervolgens merkt hij de camera op en draait deze weg. [28]
WhatsApp gesprek
Tijdens de doorzoeking op 11 november 2014 in de woning van de verdachte wordt een Samsung Galaxy Note S3 tablet in beslaggenomen. De gebruiker van deze tablet is de verdachte. Deze tablet is digitaal uitgelezen en in een WhatsApp gesprek [29] op 1 november 2014 vanaf 20:48 uur tussen de verdachte en [medeverdachte 3] valt het volgende te lezen:
[medeverdachte 3] We kunne niks groots weg hale tot maandag. (….)
Haar madre gaat ook mer met schoonmake. (…)
[mevrouw C] blijkt – na onderzoek - een Facebook contact te zijn van zowel de verdachte als van [medeverdachte 3] . [30]
Eigen verklaring van de verdachte
Door de verdachte is verklaard dat hij die dag samen met [medeverdachte 3] en diens stiefkind in de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] is geweest. [31]
Hij ontkent echter dat zij daar waren om in te breken. Zij kwamen onderweg een man tegen die in het water was gevallen en hen zei dat hij achterna werd gezeten. Deze man vroeg hen om zijn woning eerst te betreden om te kijken of er niemand binnen was. Dit hebben zij vervolgens ook zo gedaan.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte over zijn aanwezigheid in de woning ongeloofwaardig en verwerpt dit verweer.
Zij baseert zich – naast de hiervoor vermelde bewijsmiddelen – op het volgende sporenonderzoek. De politie, die kort na de melding ter plaatse was, treft in de centrale hal natte voetsporen aan. De verbalisant volgt deze sporen, welke leiden in de richting van perceel [adres 1] . Deze voetsporen gaan voor de woning vervolgens rechts de hoek om richting het aldaar gelegen trappenhuis. De natte voetsporen liepen het trappenhuis in, waarna deze vanaf de 5e etage naar beneden liepen. In perceel [adres 1] worden geen natte plekken of voetsporen aangetroffen. [32]
Conclusie
Op grond van alle hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er niet alleen sprake is van wettig maar ook van overtuigend bewijs dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij op verzoek van een hem onbekende natte man diens woning is binnengegaan om te kijken of er iemand binnen was, vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel en acht de rechtbank tegen de achtergrond van al het hiervoor vermelde volstrekt onaannemelijk.
3.5
Dagvaarding III [33]
3.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
3.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte het onderhavige feit heeft bekend.
3.5.3
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2015;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige,
d.d. 27 december 2012 , opgenomen in het dossier met het nummer PL1236 2012131620-2, inhoudende de verklaring van [verbalisant 1] (p. 66-67);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte,
d.d. 29 december 2012, opgenomen in het dossier met het nummer PL1263 2012131620-49, inhoudende de verklaring van [verbalisant 2] (p. 94-98);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte,
d.d. 28 december 2012, opgenomen in het dossier met het nummer PL1236 2012131620-36, inhoudende de verklaring van [verbalisant 3] (p. 104-106).
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigd bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met valse sleutels in vereniging gepleegd.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
ten aanzien van dagvaarding I
1.
hij op [datum 1] te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (te weten sleutels), toebehorende aan die [slachtoffer 1] ,
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ring, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij
  • die [slachtoffer 1] de lift in heeft getrokken en hem (vervolgens) heeft gesommeerd de trap op te lopen en hem de trap op heeft geduwd en (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] , meermalen, heeft geschopt en geslagen en
  • die [slachtoffer 1] heeft geprikt in de nek met een pen en
  • die [slachtoffer 1] meermalen heeft geprikt met een puntig voorwerp en
  • tegen die [slachtoffer 1] meermalen heeft gezegd dat hij zijn tas moest (af)geven en die [slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd: "als je naar de politie gaat, ga ik je doodmaken" en
  • de ring van de vinger van die [slachtoffer 1] heeft getrokken;
3.
hij op [datum 3] te [plaats 1] wapens van categorie I onder 7°, te weten twee veerdrukwapens (merk onbekend), zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens (te weten een vuurwapen van het merk Sig Sauer model P228 en een vuurwapen van het merk Beretta model 85 BB) voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van dagvaarding II
hij op [datum 4] te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres 1] ) heeft weggenomen een hoeveelheid gouden sieraden en een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 3] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door middel van een valse sleutel, immers hebben verdachte en zijn mededader onbevoegd gebruik gemaakt van een huissleutel;
ten aanzien van dagvaarding III
hij op [datum 5] te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres 2] ) weg te nemen geld en goederen, van hun gading, toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, en zich daarbij de toegang tot genoemde woning te verschaffen en dat weg te nemen geld en die weg te nemen goederen, onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, (met dat oogmerk) een sleutel in het sleutelgat van de (voor)deur van die woning hebben geplaatst/gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding I onder 1 en 3, bij dagvaarding II en bij dagvaarding III ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 200 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 141 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden ITB Harde Kern, Palmhuis MDFT en de meldplicht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een werkstraf van
50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit – bij één of meer bewezen verklaarde feiten – de gevorderde straf te matigen, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich, al dan niet met anderen, schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Zo heeft hij zich allereerst samen met anderen schuldig gemaakt aan een laffe beroving. Het slachtoffer is geslagen, geschopt, bedreigd en met een pen en met een schroevendraaier gestoken. Hij moest met de jongens meelopen een lift in, en onder druk van dit geweld en deze dreiging van de groep heeft hij zijn tas afgegeven en is hem een ring afgenomen.
De rechtbank neemt het de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij degene is geweest die de geweldshandelingen heeft gepleegd.
Dergelijke feiten kunnen niet worden getolereerd. De verdachte en zijn mededaders hebben inbreuk gemaakt op de eigendom en de lichamelijke integriteit van een ander. Door te handelen als bewezenverklaard hebben zij het slachtoffer niet alleen materiële schade toegebracht, maar hem ook angst aangejaagd. Aannemelijk is dat slachtoffers van dergelijke feiten nog geruime tijd de nadelige psychische gevolgen van deze ervaring met zich dragen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen. De rechtbank rekent de verdachte dit alles ernstig aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning en een poging daartoe, beide feiten met gebruikmaking van valse sleutels.
In het bijzonder bij de voltooide diefstal heeft de verdachte met zijn handelen aanzienlijke financiële schade en overlast aan het slachtoffer toegebracht. Bovendien is er ernstige inbreuk gemaakt op de privacy en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer die een dergelijke woninginbraak met zich meebrengt.
Omdat de verdachte geen openheid van zaken wenst te geven over dit feit, kan de rechtbank slechts gissen naar zijn beweegredenen om het feit te plegen. In elk geval constateert de rechtbank dat de verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Tot slot heeft de verdachte een tweetal wapens voorhanden gehad en heeft hij hierdoor bijgedragen aan onveilige gevoelens in de samenleving bij dergelijke feiten.
Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Bovendien is het feit met parketnummer 09/123502-13 gepleegd nog geen twee maanden na de veroordeling van de kinderrechter op 5 november 2012 en van welk feit de verdachte nog in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 17 april 2015, waarin wordt geadviseerd aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door de Stichting Reclassering Nederland en het onder behandeling stellen van het Palmhuis.
Ter terechtzitting is door de deskundigen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering opgemerkt dat in plaats van een voorwaardelijke taakstraf inmiddels een voorwaardelijke jeugddetentie wordt geadviseerd. Verder dient de begeleiding van ITB Harde Kern (één van de bijzondere voorwaarden van de laatste schorsing voorlopige hechtenis) nog twee maanden te worden voortgezet. Daarnaast zou ook de behandeling, die reeds is aangevangen bij het Palmhuis, moeten doorlopen. Naar verwachting is hiermee nog minstens een half jaar gemoeid.
De rechtbank komt alles afwegende tot de navolgende strafmodaliteit en strafmaat.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst en het veelvoud van de feiten een jeugddetentie, gelijk aan het voorarrest, een passende reactie vormt op de gedragingen van de verdachte.
Daarnaast zal een substantiële voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd om recidive te voorkomen en in het bijzonder om de begeleiding en behandeling van de verdachte zeker te stellen. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals gevorderd door de officier van justitie.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank een werkstraf zal opleggen van 80 uur, welke straf hoger uitvalt dan door de officier van justitie gevorderd.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 3] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/809389-14 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 282,-. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit immateriële schade.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering af te wijzen. Voor het toekennen van immateriële schade geldt als uitgangspunt dat er sprake moet zijn van geestelijk letsel. Naar de mening van de raadsvrouw is dit letsel niet of onvoldoende vast komen te staan.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is, hoewel door of namens de verdachte betwist, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
De rechtbank acht deze vordering tot een bedrag van in totaal € 150,- als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank stelt de immateriële schade vast per datum van het vonnis, zodat er geen aanleiding is om daarover de wettelijke rente toe te wijzen.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 150,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] .

8.De inbeslaggenomen goederen

Op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met parketnummer 09/787041-14 staan vermeld:
stuk geweer, kleur bruin, model 98
1 stuk stiletto, kleur zwart, fosco industrie
stuks munitie, kleur bruin, CBC 06
1 stuk wapen, kleur zwart, KIMAR cal.6 mm
1 stuk wapen, kleur grijs, NO:2000 nepwapen
1 stuk wapen, kleur zwart, DO 4817 vuurwapen
1 stuk muts, bivakmuts
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van de in beslag genomen voorwerpen onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat het onder 7 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen voorwerpen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 7 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan de dader of de verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar een door hem begaan feit zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter d.d. 5 november 2012 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 30 uren, nu de vordering eerst is ingediend op
14 april 2015 en de proeftijd is geëindigd op 9 januari 2015.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie, gelet op het bepaalde in artikel 77dd juncto 14g, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging. De vordering is immers meer dan 90 dagen na het verstrijken van de proeftijd ingediend.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
  • 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/787041-14 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/787041-14 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/809389-14 ten laste gelegde feit en het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/123502-13 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van parketnummer 09/787041-14, feit 1
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
EN
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
ten aanzien van parketnummer 09/787041-14, feit 3
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
ten aanzien van parketnummer 09/809389-14
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS;
ten aanzien van parketnummer 09/123502-13
POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 200 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
141 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, waarbij de eerste twee maanden zal worden uitgevoerd door ITB Harde Kern, zo frequent en zo lang deze instelling(en) dat noodzakelijk acht(en);
- gedurende (maximaal) het eerste jaar van de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, te weten MDFT, aangeboden door het Palmhuis of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
waarbij aan de Stichting Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
ten aanzien van parketnummer 09/809389-14
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 3] , een bedrag van € 150,-,
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 150,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
ten aanzien van parketnummer 09/787041-14
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 tot en met 7 genummerde voorwerpen, te weten:
stuk geweer, kleur bruin, model 98
1 stuk stiletto, kleur zwart, fosco industrie
stuks munitie, kleur bruin, CBC 06
1 stuk wapen, kleur zwart, KIMAR cal.6 mm
1 stuk wapen, kleur grijs, NO:2000 nepwapen
1 stuk wapen, kleur zwart, DO 4817 vuurwapen
1 stuk muts, bivakmuts.
ten aanzien van parketnummer 09/163680-12 (tul):verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. Kramer, kinderrechter,
mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL2014 085530 (p. 1-345)
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 114 t/m 116
3.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 123-124
4.Proces-verbaal verhoor getuige [mevrouw A] , p. 126-127
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 105
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] p. 84 e.v.
7.Foto’s, gevoegd als bijlage bij de aangifte, p. 118-119
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129-131
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 145
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 149-153
11.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 april 2015, eigen verklaring van de verdachte
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL2014 085530 (p. 1-345)
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL2014 085530 (p. 1-345)
14.Proces-verbaal doorzoeking woning [verdachte] , p. 345 alinea 4-5
15.Proces-verbaal team Forensische opsporing WME, p. 256-257
16.Proces-verbaal team Forensische opsporing WME, p. 258-259
17.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 april 2015, eigen verklaring van verdachte
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2014275987 (p. 1-251)
19.Proces-verbaal aangifte D.S. Stakel namens [slachtoffer 3] , p. 100
20.Proces-verbaal verhoor aangeefster [vriendin] p. 109 alinea 3-4
21.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. 217 e.v.
22.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 113
23.Proces-verbaal verhoor aangeefster [vriendin] p. 110 alinea 1-2
24.Proces-verbaal verhoor aangeefster [vriendin] p. 109 alinea 1-2
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117 e.v.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 128 e.v.
27.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. 218 alinea 7
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 118 alinea 5
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 162
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 163
31.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 april 2015, eigen verklaring van de verdachte
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 125
33.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1263 2012 131620 (p. 1-118 Pioneer)