Op 30 april 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van betrokkenheid bij een woningoverval. De tenlastelegging omvatte onder andere het tonen en richten van een vuurwapen en het bedreigen van meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 16 april 2015, waarbij de officier van justitie, mr. N. Coenen, en de raadsman van de verdachte, mr. J.A. Hoste, aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1996, ontkende de beschuldigingen en beriep zich op zijn zwijgrecht.
De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, met name gebaseerd op een OVC-gesprek tussen de verdachte en een medeverdachte. De verdediging betwistte dit en wees op getuigenverklaringen die de alibi van de verdachte ondersteunden. De rechtbank concludeerde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de OVC-gesprekken te algemeen waren en dat er geen andere aanknopingspunten waren die de betrokkenheid van de verdachte bij de overval konden bevestigen.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen schadebedrag was ingevuld. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters.