ECLI:NL:RBDHA:2015:5052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
09-857100-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens onvoldoende bewijs na woningoverval met bedreiging

Op 30 april 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van betrokkenheid bij een woningoverval. De tenlastelegging omvatte onder andere het tonen en richten van een vuurwapen en het bedreigen van meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 16 april 2015, waarbij de officier van justitie, mr. N. Coenen, en de raadsman van de verdachte, mr. J.A. Hoste, aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1996, ontkende de beschuldigingen en beriep zich op zijn zwijgrecht.

De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, met name gebaseerd op een OVC-gesprek tussen de verdachte en een medeverdachte. De verdediging betwistte dit en wees op getuigenverklaringen die de alibi van de verdachte ondersteunden. De rechtbank concludeerde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de OVC-gesprekken te algemeen waren en dat er geen andere aanknopingspunten waren die de betrokkenheid van de verdachte bij de overval konden bevestigen.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen schadebedrag was ingevuld. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/857100-14
Datum uitspraak: 30 april 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 16 april 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Coenen en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.A. Hoste, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks [datum] 2013 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een Itunes tegoedkaart en/of meerdere sieraden en/of 969 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van en/of richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- op korte afstand van het hoofd van die [slachtoffer 1] richten van een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- tegen de schouder en/of in de richting van de benen van die [slachtoffer 3] richten van een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- tegen de muur duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- plaatsen van een mes tegen de keel van die [slachtoffer 5] en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Godverdomme kutwijf, waar is het geld" en/of "Geld
geven, geld geven" en/of "Waar is je geld" en/of "Doekoe, doekoe" en/of
- intrappen, althans kapot maken, van twee (slaapkamer)deuren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
Op [datum] 2013 heeft in een woning aan de [adres] te [plaats] een overval plaatsgevonden, in vereniging gepleegd, waarbij de aangeefster en haar drie kinderen zijn bedreigd met een vuurwapen en een mes.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte, die samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] naar aanleiding van deze woningoverval is aangehouden, hierbij betrokken is geweest en zo ja, hoe deze betrokkenheid dient te worden gekwalificeerd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met name uit de uitwerking van het OVC-gesprek op 4 april 2014, toen de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in een arrestantenbus werd vervoerd, blijkt dat de verdachten elkaar kennen en dat er over de overval werd gesproken. Bezien in samenhang met het telefoongesprek dat op 4 februari 2014, vlak na de uitzending van Opsporing Verzocht, werd gevoerd door de verdachte met een telefoonnummer dat vermoedelijk aan de medeverdachte [medeverdachte] toebehoort, is het bewijs, hoewel mager, voldoende om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring te komen.
De verklaring van verbalisant [verbalisant] dat de stemmen uit de arrestantenbus overeenkomen met de stemmen die op 4 februari 2014 na de uitzending van Opsporing Verzocht een telefoongesprek voerden, vindt de officier van justitie ondersteunend voor haar standpunt.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hierbij onder meer gewezen op de verklaringen die de moeder en de zus van de verdachte bij de rechter-commissaris hebben afgelegd en waarin zij hebben verklaard dat de verdachte op datum en tijdstip van voornoemde woningoverval thuis was. Ook zonder deze getuigenverklaringen is er, aldus de raadsman, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden.
De raadsman deelt mee dat de raadkamer van de rechtbank wegens het ontbreken van de ernstige bezwaren niet voor niets op 13 mei 2014 de voorlopige hechtenis van de verdachte heeft opgeheven. Nadien is er niets inhoudelijks aan het dossier toegevoegd dat belastend zou kunnen zijn voor de verdachte.
Diverse verklaringen in het dossier vallen, aldus de raadsman, niet met elkaar te rijmen en de verklaringen van [slachtoffer 3] zijn, gelet op zijn handelen de dag vóór de overval, heel onbetrouwbaar. Ook uit het telefoongesprek na de uitzending van Opsporing Verzocht en uit het OVC gesprek tijdens het transport van de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] kan niet worden afgeleid dat de verdachte samen met zijn medeverdachte de overval heeft gepleegd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De verdachte heeft zowel bij de politie, bij de rechter-commissaris als op de terechtzitting het hem ten laste gelegde ontkend dan wel zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Naar het oordeel van de rechtbank wijst het OVC-gesprek dat op 4 april 2014 in de arrestantenbus tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft plaatsgevonden, en dat volgens de officier van justitie het belangrijkste bewijsmiddel is om tot een bewezenverklaring te komen, niet op betrokkenheid van de verdachte bij voornoemde woningoverval, met name ook niet omdat de verdachten wisten dat zij in de bus werden afgeluisterd.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de verdachten elkaar kennen, hoewel zij dit zelf ontkennen, en hebben zij ook het een en ander te verzwijgen, maar blijkt uit het
OVC-gesprek onvoldoende dat de verdachte een rol bij de hem ten laste gelegde overval heeft gehad. Dat geldt ook voor het gedeelte van het gesprek waarin gezegd wordt dat de telefoon is afgeluisterd met betrekking tot het goud, waarbij in aanmerking wordt genomen dat verdachte over het getapte gesprek is verhoord op 31 maart 2014 en 1 april 2014, en de medeverdachte [medeverdachte] op 3 april 2014. Het gehele gesprek is al met al te algemeen om daar redengevend bewijs aan te kunnen ontlenen.
Voorts bevinden zich in het dossier ook overigens onvoldoende aanknopingspunten die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het feit heeft begaan en de verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.

4.De vordering van de benadeelde partij

Op 16 april 2015 is, vlak voor de zitting, betreffende parketnummer
09/857105-14een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ten name van
[slachtoffer 1](aangeefster van de woningoverval) ontvangen, op welk formulier geen bedrag aan geleden schade is ingevuld. De gevolgen van het gebeurde zijn beschreven zonder daaraan enige financiële tegemoetkoming te verbinden.
4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet over deze vordering uitgelaten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu er geen bedrag aan geleden schade is gevorderd, niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering dan wel afwijzing van de vordering bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er op de vordering geen bedrag aan geleden schade is ingevuld.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

5.De inbeslaggenomen goederen

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 en 2 genummerde voorwerpen aan de verdachte zullen worden teruggegeven.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het eens met het standpunt van de officier van justitie.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan de verdachtevan de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Telefoontoestel Kl:wit; BLACKBERRY Bold;
2. 1.00 STK Trui K1:Grijs; LE COQ SPORTIEF Sweater.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.J. Schreuder, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter,
en mr. A. Tukker, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2015.
Mr. Tukker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.