Op 30 april 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1994, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het tonen van een vuurwapen en diefstal met geweld. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 16 april 2015, waarbij de officier van justitie, mr. N. Coenen, en de raadsman van de verdachte, mr. A.B. Baumgarten, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder bedreiging met een vuurwapen en een mes, en diefstal uit een woning en een bedrijfspand. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval onderzocht, waarbij de aangeefster en haar kinderen bedreigd werden. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, onder andere op basis van afgeluisterde gesprekken. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, wijzend op het gebrek aan overtuigend bewijs. De rechtbank oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen voor de woningoverval, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten in het parketnummer 09/857105-14. In de tweede zaak, met parketnummer 09/072853-14, werd de verdachte wel schuldig bevonden aan diefstal uit een bedrijfspand, waarbij DNA-bewijs werd gebruikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 45 dagen, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding aan het benadeelde bedrijf. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij in de eerste zaak niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen schadebedrag was ingevuld.