Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 april 2015 in de zaak tussen
[eiser], geboren op [1945], van Afghaanse nationaliteit, eiser
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
eenlidstaat (namelijk België) en dus evenmin ongewenst kon worden verklaard. De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de zin en het woord “een”, waar eiser een beroep op heeft gedaan, gelezen moeten worden binnen de context van de gehele tekst waarin onder meer het volgende is opgenomen: “Ook is de richtlijn niet van toepassing op vreemdelingen die niet op het grondgebied van een lidstaat verblijven. Volgens de MvT zijn in zo’n geval de lidstaten aangewezen op het uitvaardigen van een nationale maatregel. In het geval van Nederland is dat een ongewenstverklaring.” Hieruit volgt dat een lidstaat is aangewezen op het uitvaardigen van een nationale maatregel in het geval de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing is. In het geval van Nederland betreft dit de ongewenstverklaring. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn uitleg van de Memorie van Toelichting en meer in het bijzonder in de uitleg die hij heeft gegeven aan het woord “een”. Die uitleg strookt niet met de bedoeling en strekking van de Terugkeerrichtlijn. Verweerder was aldus bevoegd om eiser ongewenst te verklaren. Deze beroepsgrond slaagt niet.