ECLI:NL:RBDHA:2015:5044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
C/09/484792 / KG ZA 15/342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil binnen Vereniging van Eigenaars te Den Haag met betrekking tot geluidsoverlast en contactverbod

In deze zaak, die zich afspeelt binnen een Vereniging van Eigenaars te Den Haag, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], vanwege geluidsoverlast en ongewenst contact. De eisers vorderen dat gedaagden gedurende twee jaar verboden wordt om op enige wijze contact op te nemen met hen, met uitzondering van schriftelijk contact voor VVE-zaken. Daarnaast eisen zij dat de geluidsoverlast in hun woningen wordt beperkt tot bepaalde decibel-niveaus op verschillende tijden van de dag. De voorzieningenrechter heeft op 1 mei 2015 uitspraak gedaan en de vorderingen van eisers afgewezen. De rechter oordeelde dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat gedaagden opzettelijk geluidsoverlast veroorzaken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de hinder die door gedaagden wordt veroorzaakt, gezien de aard van het appartementsgebouw en de omstandigheden, maatschappelijk aanvaardbaar is. Bovendien is er onvoldoende aangetoond dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld. De rechter heeft ook gewezen op een eerdere afspraak tussen partijen om elkaar met respect te behandelen, die niet is nagekomen. De voorzieningenrechter heeft buurtbemiddeling voorgesteld als mogelijke oplossing, maar eisers hebben hier niet op ingegaan. Uiteindelijk zijn eisers veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/484792 / KG ZA 15/342
Vonnis in kort geding van 1 mei 2015
in de zaak van
[eiser 1],
[eiser 2],
beiden wonende te Den Haag,
eisers,
advocaat mr. R.S. van der Beek te Den Haag,
tegen:
[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
beiden wonende te Den Haag,
gedaagden,
advocaat mr. J. Groot Koerkamp te Zoetermeer.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser 1]’, ‘[eiser 2]’ en ‘[gedaagde 1]’, ‘[gedaagde 2]’.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 17 april 2015 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Partijen wonen in een appartementsgebouw aan de [adres 1]. Dit appartementsgebouw bestaat uit de volgende drie woonlagen: begane grond, eerste en tweede verdieping.
1.2.
Het appartement op de begane grond, gelegen aan de [adres 2], is eigendom van [eiser 1] en zijn echtgenote. [eiser 2] is eigenaar van het appartement op de eerste verdieping, gelegen aan de [adres 1] nummer [adres 2]. [gedaagde 1] is eigenaresse van het appartement op de tweede verdieping, gelegen aan de [adres 3]. Zij woont in dit appartement met haar partner [gedaagde 2].
1.3.
[eiser 2] is bestuurder van de Vereniging van Eigenaars [VVE] te Den Haag (hierna: VVE).
1.4.
Een incident in december 2011 heeft ertoe geleid dat zowel [eiser 2] als [gedaagde 1] op 31 oktober 2013 zijn veroordeeld tot een taakstraf.
1.5.
Kort na voormeld incident heeft zich een nieuw incident voorgedaan. Naar aanleiding daarvan is [eiser 1] op 14 maart 2013 door de rechtbank Den Haag (onder meer) veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren en tot betaling van een bedrag van € 260,00 aan [gedaagde 2]. [eiser 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. [eiser 1] moet op 20 april 2015 voor de meervoudige kamer voor strafzaken verschijnen bij het gerechtshof Den Haag.
1.6.
Partijen zijn in een bodemprocedure bij deze rechtbank tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2014 ter beëindiging van hun geschil onder punt 9 van de vaststellingsovereenkomst het volgende overeengekomen:
“[gedaagde 1], [eiser 2] en [eiser 1] spreken af dat zij elkaar met respect zullen behandelen en dat zij elkaar met rust zullen laten. De advocaten van [gedaagde 1] en [eiser 2] zullen in onderling overleg met partijen huisregels opstellen, die er aan bijdragen dat de rust, orde en respectvolle bejegening gehandhaafd blijven. Tót die tijd zullen [gedaagde 1], [eiser 2] en [eiser 1] zoveel mogelijk schriftelijk met elkaar communiceren. Ook [gedaagde 2] zegt toe zich hieraan te zullen houden.”

2.Het geschil

2.1.
Eisers vorderen, kort samengevat, dat gedaagden:
I. gedurende een periode van twee jaar wordt verboden met eisers of hun familie in welke vorm dan ook al dan niet op een lasterlijke of overlastgevende wijze contact op te nemen, meer in het bijzonder door middel van aanspreken, telefoon of sms-berichten of provocerende gebaren, met uitzondering van schriftelijk contact ter zake van VVE aangelegenheden;
II. afgezien van bijzondere gevallen, de geluidsoverlast in de woning van eisers dienen te beperken tot 70 decibel tussen 07.00 uur in de ochtend en 18.00 uur in de avond, tot 65 decibel tussen 18.00 uur in de avond en 22.00 uur in de avond en tot 60 decibel tussen 22.00 uur in de avond en 07.00 uur in de ochtend;
een en ander ter keuze van eiseres op straffe van een dwangsom of hechtenis met machtiging het vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm.
2.2.
Daartoe voeren zij (onder meer) het volgende aan.
Eisers worden ernstig in hun persoonlijke levenssfeer bedreigd. Zij worden al jaren door gedaagden belaagd. Een normaal leven is voor eisers niet mogelijk. Alhoewel het contactverbod een beperking is van de persoonlijke vrijheid van gedaagden zijn eisers van mening dat deze inbreuk wordt gerechtvaardigd nu de persoonlijke vrijheid van eisers op geen enkele andere wijze te waarborgen is.
De vordering onder II zorgt eveneens voor een beperking in de persoonlijke vrijheid van gedaagden, maar de gevorderde normen zijn normen waarboven het niveau in een normale woonsituatie niet komt. De persoonlijke levenssfeer van eisers wordt beschermd doordat voorkomen wordt dat gedaagden, op incidenten na, door kunnen gaan met het constant veroorzaken van hinderlijk geluid, zoals met de hamer slaan, schreeuwen of klepperen met brievenbussen.
2.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
Gedaagden hebben als verweer het spoedeisend belang aan de zijde van eisers betwist. Dit verweer kan niet slagen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang uit de aard van de vordering volgt.
3.2.
De voorzieningenrechter zal eerst de vraag beantwoorden of sprake is van onrechtmatige hinder door geluidsoverlast, waarna de vraag zal worden beantwoord of er aanleiding is het gevorderde contactverbod toe te wijzen.
3.3.
Het antwoord op de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid – mede gelet op de daaraan verbonden kosten – en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen. (Hoge Raad 21 oktober 2005, NJ 2006/418).
3.4.
Voorop wordt gesteld dat enige vorm van hinder maatschappelijk aanvaardbaar is, omdat het appartementsgebouw bijna 100 jaar oud is, partijen boven elkaar wonen, de appartementen houten vloeren hebben en niet goed tegen geluid zijn geïsoleerd. Kern van het verwijt van eisers is dat gedaagden opzettelijk geluidsoverlast veroorzaken. [gedaagde 1] loopt expres stampvoetend de trap op en af, slaat opzettelijk hard met een hamer, klopt expres een kleed uit over haar balkon terwijl [eiser 1] beneden zijn auto aan het wassen is, tikt expres tegen ramen en deuren, kleppert met de brievenbussen en schreeuwt te pas en te onpas tegen [eiser 1] en [eiser 2], aldus eisers. [eiser 2] heeft hier veel last van omdat hij in de nachtdienst werkt en gedurende de ochtend slaapt. Juist op die momenten zorgt [gedaagde 1] moedwillig voor overlast, aldus eisers. Gedaagden betwisten uitdrukkelijk dat zij opzettelijk geluidsoverlast veroorzaken.
3.5.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat eisers hun stelling dat gedaagden opzettelijk geluidsoverlast veroorzaken onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt nu zij ter onderbouwing van hun betoog geen bewijsstukken in het geding hebben gebracht en hun stelling door gedaagden uitdrukkelijk is betwist. De verklaringen van eisers ter zitting dat de (hoofd)wijkagent het met de stelling van eisers eens is, zijn geen bewijsstukken. Het had op de weg van eisers gelegen om een verslag van de (hoofd)wijkagent over te leggen waaruit blijkt dat gedaagden opzettelijk geluidsoverlast veroorzaken. Ook de (gedateerde) verklaringen van een buurvrouw van partijen die inmiddels is verhuisd onderbouwen de stelling van eisers niet. Eisers hebben ter zitting aangeboden om nader bewijs te leveren door getuigen te horen. Het horen van getuigen valt echter buiten het bestek van dit kort geding. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zoals weergegeven onder II niet zal worden toegewezen.
3.6.
Naar voorlopig oordeel is er, mede gelet op het voorgaande, geen aanleiding het gevorderde contactverbod zoals weergegeven onder I toe te wijzen. Onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat eisers recht en belang hebben bij het gevorderde contactverbod. Niet is komen vast te staan dat gedaagden meermalen onrechtmatig hebben gehandeld. De veroordeling van [eiser 1] die nog niet onherroepelijk is geworden is daartoe onvoldoende. Eisers hebben bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat minder ingrijpende maatregelen ontoereikend zijn.
3.7.
Partijen hebben een jaar geleden in een eerdere procedure bij deze rechtbank afgesproken dat zij elkaar met respect zullen behandelen en dat zij elkaar met rust zullen laten (onder 1.6). Vast staat dat partijen deze afspraak niet zijn nagekomen. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat partijen nog steeds de uitdrukkelijke wens hebben elkaar met rust te laten. In dit kader heeft de voorzieningenrechter buurtbemiddeling door de gemeente voorgesteld, omdat deze vorm van conflictoplossing zich bij uitstek leent voor dit geschil. Gedaagden wilden hieraan meewerken; eisers niet. Dat partijen met elkaar geconfronteerd zullen worden is onvermijdelijk aangezien zij buren zijn en zich in dezelfde buurt(supermarkt) begeven. Gelet hierop geeft de voorzieningenrechter eisers in overweging dat buurtbemiddeling wellicht de oplossing is om uit deze impasse te geraken.
3.8.
Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagden begroot op € 1.101,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 285,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.