ECLI:NL:RBDHA:2015:4950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
AWB 15/7048 & 15/7047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Albanese homoseksueel met zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Albanese homoseksueel. De verzoeker had zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. De verzoeker stelde dat hij in Albanië geen bescherming kan krijgen tegen vervolging vanwege zijn seksuele geaardheid. Hij verwees naar een rapport van het U.K. Home Office van 13 oktober 2014, waaruit bleek dat de lokale politie niet altijd adequaat optreedt tegen geweldsincidenten tegen LGBT'ers. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met recente landeninformatie en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet zorgvuldig was gemotiveerd. De rechter stelde vast dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de Albanese staat bescherming kan bieden tegen vervolging, zoals vereist onder de relevante wetgeving. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen in acht moeten worden genomen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 15 / 7048 (voorlopige voorziening)
AWB 15 / 7047 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 april 2015 in de zaak tussen

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum], van Albanese nationaliteit,
verzoeker,
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq, advocaat te Haarlem),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: drs. F. Gieskes, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Tevens is daarbij bepaald dat verzoeker Nederland onmiddellijk moet verlaten en is jegens verzoeker een inreisverbod uitgevaardigd met een duur van twee jaren.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Verzoeker, ten tijde van het nemen van het bestreden besluit 19 jaar oud, heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag aangevoerd dat hij homoseksueel is. Door deze geaardheid heeft hij in Albanië te maken gehad met discriminatie. Zijn ouders reageerden eerst heel slecht toen hij het hen vertelde, maar begonnen het daarna langzamerhand te accepteren. Toen zijn kennissen in 2013 erachter kwamen dat verzoeker homoseksueel is, namen zij afstand van verzoeker en spraken zij niet meer met hem. Ook op school gebeurde dat. Als verzoeker iemand ontmoette, durfde hij niet te vertellen dat hij homoseksueel is, uit angst dat die persoon afstand van hem zou nemen of hem zou wegsturen. Verzoeker deed dit ook voor zijn familie, opdat zij er niet op aan gekeken zouden worden dat verzoeker homoseksueel is. Verzoeker heeft in Albanië sinds 2013 drie kortdurende relaties met jongens gehad. De eerste relatie was tijdens een vakantie aan de kust. Verzoeker ontmoette de jongen in cafés in de buurt. Omdat verzoeker met twee vrienden op vakantie was, vertelde hij hen over zijn homoseksuele geaardheid. Ze zijn toen weggegaan uit de hotelkamer en spraken niet meer met verzoeker. Na de vakantie gingen ook anderen op school, in verzoekers vriendenkring en in de buurt, afstand nemen van verzoeker. Verzoeker vermoedt dat zijn twee vakantievrienden aan anderen hebben verteld over zijn homoseksualiteit. Van september 2013 tot 15 oktober 2013 heeft verzoeker een relatie gehad met een jongen op school, die hij buiten de school in cafés in [plaats] ontmoette. Toen verzoeker en deze jongen samen gezien werden, is de jongen weggegaan. Hij sprak daarna niet meer met verzoeker, omdat hij niet wilde dat anderen erachter kwamen dat hij homoseksueel is. Verzoeker is verder in de periode van Oud en Nieuwjaar 2014 twee keer uitgegaan met een jongen die met hem flirtte. Omdat verzoeker hem niet zo leuk vond, kwam er een eind aan de ontmoetingen, die in cafés hadden plaatsgevonden. Verzoeker heeft zich vóór zijn vertrek uit Albanië op [datum] 2015, nooit openlijk als homoseksueel geprofileerd. In november 2013 heeft verzoeker voor het eerst te maken gekregen met fysiek geweld. Hij werd op school lastig gevallen nadat bekend was geworden dat hij homo is. Drie leerlingen gingen hem slaan. De leraren en de directeur van de school kwamen om hen uit elkaar te halen. Verzoeker is daarna nog 7 à 8 keer uitgescholden en geslagen. De laatste keer, in november 2014, stonden twee jongens voor het ouderlijk huis van verzoeker en riepen ze dat verzoeker naar een andere wijk moest gaan omdat hij homoseksueel is. Toen verzoeker naar buiten kwam om ze weg te sturen, gingen ze hem slaan. Er kwamen mensen uit de wijk die ze uit elkaar haalden. Een wijkagent kwam erbij en hij noteerde wat er gebeurd was en ook de namen van degenen die hadden deelgenomen aan de ruzie. Verzoeker heeft geen aangifte gedaan van dit incident. Hierna werd verzoeker regelmatig uitgescholden door groepen mensen. Verzoeker heeft in maart 2015 zijn land verlaten omdat hij het niet meer kon volhouden. Hij was de hele dag alleen. Hij kan als homoseksueel niet in vrijheid leven.
4. Verweerder heeft de volgende relevante elementen - voor zover hier van belang - in het asielrelaas aangeduid:
(1) de gestelde identiteit, nationaliteit, etniciteit en religie van verzoeker;
(2) (...)
(3) de homoseksualiteit van verzoeker;
(4) de problemen die verzoeker door zijn homoseksualiteit heeft ondervonden.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de genoemde relevante elementen geloofwaardig zijn. Deze elementen uit het relaas van verzoeker en de daarmee verbonden aannemelijke vermoedens zijn volgens verweerder echter niet van een zodanig gewicht (niet zwaarwegend genoeg), dat ze zich kwalificeren als gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of als een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5. Verzoeker voert aan dat de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op een ondeugdelijke motivering berust. Verweerder stelt ten onrechte dat verzoeker zijn relaties openlijk heeft kunnen beleven. Verzoeker heeft drie geheime relaties gehad en heeft dit met familie en vrienden willen delen, hetgeen vergaande repercussies heeft gehad. Uit de in de zienswijze vermelde landeninformatie - onder andere het Country Of Origin Report van het U.K. Home Office van 30 maart 2012 - blijkt dat homoseksuele relaties taboe zijn in Albanië en dat deze in het algemeen in het geheim worden beleefd. In het bestreden besluit is verweerder hieraan voorbij gegaan. Verzoeker heeft zijn homoseksualiteit nimmer in het openbaar geuit. Uit de landeninformatie blijkt dat de politie zich schuldig maakt aan het lastigvallen en mishandelen van lesbische, homoseksuele, biseksuele personen en/of transgenders (hierna: LGBT’ers). Niet onverkort kan worden opgemerkt dat verzoeker zijn beklag moet doen, nu hij genoegzaam heeft aangetoond dat dit beklag ernstig negatieve repercussies kan hebben voor hem. Bij de beoordeling van vluchtelingschap is niet alleen de ernst van de daden van vervolging van belang, maar ook of deze veelvuldig voorkomen. Door aan verzoeker tegen te werpen dat hetgeen hem is overkomen niet ernstig genoeg is, gaat verweerder voorbij aan het beoordelen van de vraag wat het betekent dat bepaalde daden veelvuldig voorkomen. Verzoeker heeft gelet op zijn eerdere ervaringen voortdurend angst over wat hem zal gaan overkomen als hij zijn homoseksualiteit openlijk zal uiten in Albanië en wat mensen hem dan zullen gaan aandoen. Verweerder is er aan voorbij gegaan wat dit betekent voor het privéleven van verzoeker. Het is niet reëel om van verzoeker te verwachten dat hij hier steeds beklag over zou moeten doen, zeker nu hij ook het risico loopt om lastiggevallen te worden door politie-agenten. Ter zitting heeft verzoeker nog gewezen op het rapport van het U.K. Home Office “Country Information and Guidance. Albania: Sexual orientation and gender identity” van 13 oktober 2014 (hierna: het Home Office rapport 2014).
5.1
Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat niet aannemelijk is gemaakt dat verzoeker enkel vanwege het behoren tot de groep van de LGBT aangemerkt moet worden als vluchteling. Homoseksualiteit is in Albanië niet strafbaar en op 4 februari 2010 heeft het Albanese parlement een antidiscriminatiewet aangenomen, die discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en seksuele identiteit verbiedt. Verder bestaan er in Albanië drie organisaties die zich speciaal inzetten voor de LGBT-gemeenschap. Met betrekking tot de door verzoeker ondervonden problemen in verband met zijn homoseksualiteit neemt verweerder het standpunt in dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er in Albanië geen enkele mogelijkheid bestaat om zijn beklag te doen bij de autoriteiten dan wel om zich tot de daartoe bestemde instanties en organisaties te wenden om zijn situatie te kunnen verbeteren. Verzoeker heeft met zijn drie relaties kunnen afspreken en is met twee van zijn relaties veelvuldig uitgegaan naar diverse gelegenheden. Ook heeft verzoeker zijn familie verteld dat hij homoseksueel is en heeft hij verklaard niet voor hen te vrezen. Hieruit blijkt niet dat hij niet op betekenisvolle, openlijke wijze invulling heeft kunnen geven aan zijn homoseksuele gerichtheid, of dat hij dat bij terugkeer niet zal kunnen doen. Met betrekking tot het fysieke geweld tegen verzoeker en het feit dat hij regelmatig werd uitgescholden, neemt verweerder het standpunt in dat verzoeker geen oprechte inspanningen heeft verricht om zijn beklag te doen bij de aangewezen instanties of organisaties, alvorens te vertrekken uit zijn land. De door verzoeker gestelde discriminatoire bejegening leidt voorts niet tot de conclusie dat hij om die reden als vluchteling moet worden aangemerkt, nu niet is gebleken dat deze een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden heeft opgeleverd dat het voor verzoeker onmogelijk is geworden om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Verzoeker heeft immers scholing genoten in Albanië en hij heeft een baan gevonden. Ook beschikte hij over huisvesting en heeft hij medische zorg tot zijn beschikking gehad. Dat verzoeker in Albanië zijn leven niet kan leiden op dezelfde wijze als in Nederland, betekent niet dat sprake is van vluchtelingschap. Niet iedere beperking van de mensenrechten wordt immers gezien als een daad van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Er zal sprake moeten zijn van een bepaalde intensiteit van de schending van een mensenrecht. Niet is gebleken dat verzoeker met een dermate ernstige repressie te maken heeft gekregen, dan wel te maken dreigt te krijgen, dat tot vluchtelingschap moet worden geconcludeerd of dat gesproken moet worden van een reëel en voorzienbaar risico dat verzoeker in Albanië zal worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling. Ook verweerder heeft ter zitting gewezen op het Home Office rapport 2014. Verweerder heeft daarnaast aangeboden een rapport over te leggen van een organisatie die in Europees verband de belangen behartigt van LGBT’ers. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de genoemde rapporten niet ten grondslag liggen aan het bestreden besluit.
5.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat in het geval van verzoeker niet gesproken kan worden van prima facie-vluchtelingschap wegens zijn homoseksualiteit. Evenmin heeft verzoeker betwist het standpunt van verweerder dat hij niet met succes een beroep kan doen op vluchtelingschap wegens discriminatie die tot een ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden heeft geleid.
In artikel 3.36 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) - voor zover van belang - is het volgende bepaald:
1. Daden van vervolging in de zin van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag moeten:
a. zo ernstig van aard zijn of zo vaak voorkomen dat zij een ernstige schending vormen van de grondrechten van de mens, met name de rechten ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van artikel 15, tweede lid, van het EVRM; of
b. (...)
2. Daden van vervolging in de zin van het eerste lid kunnen onder meer de vorm aannemen van:
a. daden van lichamelijk of geestelijk geweld, inclusief seksueel geweld;
b. wettelijke, administratieve, politiële of gerechtelijke maatregelen die op zichzelf discriminerend zijn of op discriminerende wijze worden uitgevoerd;
c. (...)
d. (...)
e. (...)
f. (...)
3. Er moet een verband zijn tussen enerzijds de gronden voor vervolging genoemd in artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag en anderzijds de daden, bedoeld in het eerste lid, die als vervolging worden aangemerkt of het ontbreken van bescherming tegen dergelijke daden.
Artikel 3.37a van het VV - voor zover hier van belang - bepaalt het volgende:
1. Actoren van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel van ernstige schade kunnen onder meer zijn:
a. de staat;
b. (...)
c. niet-overheidsactoren, indien kan worden aangetoond dat de actoren als bedoeld onder a en b, inclusief internationale organisaties, geen bescherming als bedoeld in artikel 3.37c kunnen of willen bieden tegen vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel tegen ernstige schade.
In artikel 3.37c van het VV - voor zover hier van belang - is het volgende bepaald:
1. Bescherming tegen vervolging, dan wel tegen ernstige schade kan alleen worden geboden door:
a. de staat, of
b. (...)
2. Bescherming tegen vervolging of ernstige schade moet doeltreffend en van niet-tijdelijke aard zijn. In het algemeen wordt dergelijke bescherming geboden wanneer de actoren als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging of ernstige schade treffen, onder andere door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, en wanneer de verzoeker toegang tot een dergelijke bescherming heeft.
5.3
Nu beide partijen ter zitting hebben verwezen naar het Home Office rapport 2014 ter onderbouwing van hun tegengestelde standpunten, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om in deze zaak wat uitgebreider in te gaan op de in het rapport vermelde informatie. De voorzieningenrechter wijst er daarbij op dat de onderstaande citaten afkomstig zijn uit het gedeelte van het rapport dat bestaat uit “country of origin information (COI)” en niet de door verweerder aangewezen passages op bladzijden 5 tot en met 8 van het rapport, die “guidance” richtlijnen voor de beoordeling van asielverzoeken bevatten ten behoeve van de beslisambtenaren van het Home Office.
Blz. 10: 2.1 LEGAL RIGHTS
2.1.1
The Council of Europe, in co-operation with British Embassy Tirana, Study on Homophobia, Transphobia and Discrimination on Grounds of Sexual Orientation and Gender Identity, Legal Report: Albania, dated 23 May 2014, reported that :
‘Significant milestones have been attained in the legal protection of the LGBT community in the period 2010 to 2014. (...)
Blz.14: 2.2 TREATMENT BY, AND ATTITUDE OF, STATE AUTHORITIES
2.2.1
The Immigration and Refugee Board of Canada (IRB), in a response to an enquiry on the situation and treatment of homosexuals, dated 24 June 2013, reported that:
‘ […] Country Reports for 2011 reports incidents of police harassment of LGBT.
‘Country Reports for 2012 stated that [t]he government reiterated its support for the LGBT community, and Prime Minister Berisha stated that LGBT activists would be permitted to organize a public demonstration according to their legal rights. The state police coordinated with LGBT organizations and provided effective security for several LGBT-related events during the year. (...)
Blz. 15: 2.2.2 The report continued:
‘In 2012, the Deputy Defence Minister responded to plans for a gay parade in Tirana by saying that the organizers "'should be beaten with clubs'". The Prime Minister denounced his remarks as "'unacceptable'". Country Reports for 2012 writes that, although civil society and many citizens criticized the remarks, some political leaders and religious organizations supported the minister's comments. The report further states that a few days after the incident, a member of the Deputy Defence Minister's party told an openly gay activist, "'If you were my son, I would put a bullet in your head'" (ibid., 26).
‘Sources report that a similar incident occurred in March 2013, and Albania's anti-discrimination commissioner accused the Deputy Defence Minister and a Socialist Party official of using discriminatory language against LGBT persons.’11
2.2.3
The United States Agency for International Development (USAID), in a report Testing the Waters: LGBT People in the Europe & Eurasia Region, February 2014, stated that:
‘LGBT who were surveyed revealed that they greatly mistrust the police–they are often kept in jail for many hours without knowing the cause of the arrest, humiliated and are subjected to unjustified police violence. (...)
2.2.4
The 2014 ILGA annual review which covers events in 2013 reported that in March, the former Deputy Defence Minister Eqrem Spahia was quoted in the press declaring that same-sex relationships were “immoral” and “perverse”. As part of their electoral programme, the Legality Movement Party (LMP, right-wing/monarchist) said that “Albanian law must not be allowed to approve homosexuality or abortion”, and the Republican Party (PR, right-wing/conservative) proposed “prohibiting homosexuality [sic]”.’13
Blz. 16: 2.2.5 ILGA, in a written submission to the the European Commission’s 2013 Progress Report on Albania, 17 May 2013, reported that:
‘in December 2012, a young gay man was subjected to continuous harassment and intimidation by a group of young men who saw him kissing his boyfriend in a park. The perpetrators threaten the victim with gun and made him undress, filmed him nude with mobile phones, followed him home to identify his home address, where they have waited for him numerous times and threatened him. The victim reported the case to the police and to the Commissioner against Discrimination, but the police didn’t take any action on the basis that the perpetrators are unknown to the victim and cannot be identified. No measures were taken by the Commissioner for the same reason. The ILGA report also notes a case of three transgender friends who were physically and verbally attacked by a group of four young men and women. According to the testimonies of the victims the police did not take note of their complaints.’ 14
(...)
Blz. 17: 2.2.8 The US State Department 2013 Human Rights Report: Albania (USSD Report 2013), released on 27 February 2014, noted:
‘Despite the law and the government’s formal support for LGBT rights, homophobic attitudes remained. On April 11, the media published an alleged private text message from former justice minister Eduard Halimi to Democratic Party parliamentarian Fatos Hoxha during the ombudsman’s appearance at a parliamentary meeting, warning Hoxha to “not mess with the ombudsman because he supports faggots.”
‘On May 17, activists participated in a Ride Against Homophobia, a short bicycle ride on Tirana’s main boulevard. A group of men attacked the riders at a gathering after the event, throwing tear gas into a cafe where the riders had met and yelling slurs and insults. Police refused to characterize the act as a hate crime because they said no participants were physically injured.’ 17
Commissioner for protection from discrimination (CPD)
2.2.9
The US State Department 2013 Human Rights Report: Albania (USSD Report 2013), released on 27 February 2014, noted:
‘The law prohibits discrimination against lesbian, gay, bisexual, and transgender (LGBT) individuals. The government’s antidiscrimination commissioner registered several complaints from LGBT individuals and organizations. The commissioner issued sanctions against two senior politicians; however, the politicians ignored the sanctions. Enforcement of the law was generally weak.18
2.2.10
The Immigration and Refugee Board of Canada (IRB), in a response to an enquiry concerning the office of the Commissioner for Protection from Discrimination (CPD), dated 07 February 2014, reported that:
‘The CPD further explained that claims of discrimination based on sexual orientation can be initiated by individuals, by NGOs claiming discrimination in the name of a group of persons, or ex-officio [by right of their office] after receiving credible information about a violation of the discrimination law. The CPD has signed collaborative agreements with Albanian LGBT organizations (Pink Embassy et al.).’
Blz. 18: ‘[…] The Commissioner indicated that their office handled 104 cases of alleged discrimination in 2012, and 190 cases in 2013; of these cases, there were 7 cases of alleged discrimination on the grounds of sexual orientation in 2012, and 5 cases in 2013 (Albania 28 Jan. 2014, 1). […] Of the cases alleging discrimination based on sexual orientation, the Commissioner found that there was discrimination in 7 of the cases, and imposed sanctions in 3 of these cases (ibid.). […] In correspondence with the Research Directorate, the Commissioner noted that in the three cases in which she imposed a fine on the subjects, the fines ranged from US $100 to US $200, but that the subjects had not made the payments (Albania 29 Jan. 2014a).
‘Reporting on cases that were not determined to be discriminatory by the CPD the same source notes “In March 2012 the Deputy Defense Minister reportedly said that LGBT people "'should be beaten with batons'" (Pink Embassy et al. 3 Sept. 2013, 5; ILGA Europe 2013, 42). In reaction, two LGBT organizations-Aleanca LGBT and Pro LGBT-registered a complaint with the Commissioner, but the Commissioner closed the case, claiming that there was not sufficient proof that the Deputy Defense Minister made the statement (ILGA Europe 2013, 42; Pink Embassy et al. 3 Sept. 2013). In correspondence with the Research Directorate, the Executive Director of Pro LGBT Albania, a Tirana-based LGBT rights group, noted that the Commissioner declared that she did not have 'access to the facts' of the case, even though media sources covered the statement and the Ombudsman, Prime Minister, and human rights organizations condemned the statement (Pro LGBT 24 Jan. 2014). Without providing details, she noted that the CPD was preparing further actions for the payment of the fines (ibid.)’ 19
(...)
Blz.19: 2.1.12 The report continued:
‘According to the joint report submitted by PINK Embassy and other LGBT rights groups to the United Nations Universal Periodic Review (UPR), the Commissioner's recommendations in cases of discrimination against sexual minorities have "not been effective towards the perpetrators".
‘In a 12 December 2012 statement, Pro LGBT and the Alliance Against Discrimination expressed "deep disappointment" with the "weak and unprofessional work" of the CPD, faulting the institution for its "slow work," use of "deliberate bureaucratic impediments," and "its prolonged process of investigation." At the time of the statement, the groups' claim was that only one of nine cases of discrimination based on sexual orientation had been concluded by the CPD.’ The Pro LGBT Executive Director said that the Commissioner's biggest challenge in addressing discrimination based on sexual orientation is contending with state officials (Pro LGBT 24 Jan. 2014). She expressed the opinion that in discrimination cases against public institutions or high profile politicians, the attitude of the Commissioner's office is "either to close the case or to slow down the process until the public attention is lost" (Pro LGBT 24 Jan. 2014). 21
Blz. 20: 2.3 SOCIETAL TREATMENT AND ATTITUDES
(...)
Blz. 21: 2.3.3 The IRB [Immigration and Refugee Board of Canada], in a response to an enquiry on the situation and treatment of homosexuals, dated 24 June 2013, reported that:
‘Sources state that Albanian society is homophobic. The US Department of State's Country Reports on Human Rights Practices for 2012 also reports that "homophobic attitudes" continue to be present in Albania. Sources note that sexual minorities hide their sexual orientation because they fear for their "safety". Sources report that sexual minorities in Albania face "discrimination".
‘The European Commission's Albania 2012 Progress Report indicates that sexual minorities, especially transgender persons, experience difficulty in accessing social and health services.’ 28
2.3.4
PINK Embassy/LGBT Pro Albania and other NGOs in their report, The Universal Periodic Review, The situation of lesbian, gay, bisexual and trans (LGBT) people in Albania, 03 September 2013, stated that:
‘The preliminary results of the European Social Survey, which was conducted for the first time in Albania in December 2012, found out that 53 percent of the Albanian public do not think that gay and lesbian people should be free to live their lives as they like. This puts Albania on the bottom list of the European countries surveyed. […] Qualitative surveys conducted by students of Social Sciences reveal trends of low acceptance from society on homosexuality, same sex union and high levels of discrimination and bullying in the school environment.’29
Blz. 23: 2.3.8 The OHCHR compilation for the Universal Period Review, stated “The HR Committee noted the 2013 amendment of the Criminal Code, widening protection against discrimination on the basis of sexual orientation. However, it was concerned at stereotypes and prejudices against lesbian, gay, bisexual and transgender (LGBT) persons and negative statements by public officials against them.”33 A 2014 Freedom House report notes that despite the legislative reforms “bias against gay and transgender people remains strong in practice”.34
2.3.9
The Immigration and Refugee Board of Canada cites the Commissioner for Protection from Discrimination as stating that the treatment of LGBT issues by the media has been an obstacle in combatting discrimination based on sexual orientation (Albania 28 Jan. 2014, 10) and that, while some media sources promote LGBT rights, it is more common for homosexuality to be characterized as "deviant behaviour or even as a disease" (ibid.).35 The 2012 People’s Advocate report notes that “the European Progress Report for Albania in 2012 highlights that “…several cases of violence and ill-treatment targeted at the LGBT community are identified, while homophobia keeps being widely present, even amongst the public officials”.36
(...)
2.3.11
The 2013 ILGA annual report noted that:
‘Albania continued to make progress at the institutional level towards greater recognition and protection of LGBTI people. […] At the same time, homophobia and transphobia remain widespread, and unfortunately at times fuelled by public officials, as was the case with the Deputy Defence Minister’s call for violence against LGBT people and the Justice Minister’s homophobic remarks. In this context, the level of social stigma remains high, including among young people who harbour high levels of negative attitudes.” ILGA-Europe documented various cases of physical violence and of death threats targeting LGBT people’.38 See also COWI, The Danish Institute for Human Rights, Study on Homophobia, Transphobia and Discrimination on Grounds of Sexual Orientation and Gender Identity Sociological Report: Albania, 2010, which provides further background and elaborates on many of the issues. 39.”
5.4
Zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, komt uit het Home Office rapport 2014 naar voren dat sinds 2010 in Albanië een belangrijke vooruitgang op het gebied van de juridische bescherming van LGBT’ers is geboekt door de inwerkingtreding van antidiscriminatiewetgeving, op de naleving waarvan toezicht wordt gehouden door een speciale “Commissioner for Protection from Discrimination (CPD)”, die bevoegd is klachten van individuele personen en organisaties in behandeling te nemen en sancties op te leggen aan overtreders van die wetgeving. Ook blijkt uit het rapport dat in Albanië verschillende niet-gouvernementele organisaties werkzaam zijn die zich inzetten voor de bescherming van de rechten van de LGBT-gemeenschap aldaar en die ook hulp kunnen bieden aan individuele personen. Uit het rapport komt daarnaast naar voren dat de Albanese maatschappij doordrenkt is van homofobie en dat de weerstand tegen LGBT’ers feitelijk op alle niveau’s voorkomt, van burgers tot aan politici, bewindslieden, overheidsinstellingen zoals de politie en ook in de media. Uit het eerste European Social Survey dat in Albanië is gehouden in december 2012, kwam volgens het op pagina 21 van het rapport genoemde Review naar voren dat 53 % van de Albanese burgers van mening is dat homoseksuelen niet het recht hebben om hun leven vrijelijk in te vullen zoals zij dat willen. Ondanks het feit dat op het institutionele niveau vooruitgang op het gebied van acceptatie en bescherming van LGBT’ers is geboekt, blijkt uit het rapport dat de (plaatselijke) politie niet in alle gevallen (adequaat) optreedt tegen (gewelds)incidenten tegen LGBT’ers, dat bewindslieden of politici zich negatief kunnen uitlaten over LGBT’ers zonder dat dit tot een sanctionering leidt of, indien een sanctie wordt opgelegd, dat die sancties niet effectief zijn omdat de betrokkenen zich weinig daarvan aantrekken. De feitelijke handhaving van de antidiscriminatiewetgeving door, onder meer, de CPD laat nog te wensen over en de bekendheid van het publiek met deze wetgeving en de daarin voorziene klachtprocedures is gering.
5.5
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder het standpunt heeft ingenomen dat verzoeker, indien hij bij terugkeer naar Albanië opnieuw te maken zou krijgen met een negatieve bejegening door andere burgers, zich alsdan kan wenden tot de aangewezen autoriteiten om bescherming te vragen. Uit het voornemen en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder dit standpunt baseert op - enerzijds - het gegeven dat homoseksualiteit in Albanië niet strafbaar is, dat er een antidiscriminatiewet is aangenomen en dat drie organisaties actief zijn die zich inzetten voor de LGBT-gemeenschap en
- anderzijds - op de eigen ervaringen van verzoeker. Verweerder heeft in dit verband gewezen op de verklaringen van verzoeker dat bij het door hem genoemde geweldsincident op school de leraren en de directeur tussenbeide zijn gekomen en dat bij het geweldsincident bij de ouderlijke woning van verzoeker omwonenden te hulp zijn geschoten en de wijkagent is gekomen, waarbij deze laatste een verklaring van verzoeker heeft opgenomen over hetgeen gebeurd was en wie de betrokkenen waren. Hoewel verzoeker, ter onderbouwing van het standpunt dat hij in Albanië geen effectieve bescherming kan krijgen tegen daden van vervolging, in de zienswijze heeft gewezen op landeninformatie over Albanië blijkend uit het COI rapport van het UK Home Office van 30 maart 2012, is verweerder in het bestreden besluit niet kenbaar op die informatie ingegaan. Verweerder heeft op bladzijden 5 tot en met 7 van zijn besluit immers vermeld dat het voor verzoeker zeer eenvoudig was geweest om met behulp van internet in contact te treden met één van de eerdergenoemde organisaties die opkomen voor de rechten van de LGBT-gemeenschap en verweerder heeft gewezen op een internetsite waaruit blijkt dat in december 2014 de eerste LGBT-“shelter” voor jeugdigen in Albanië is geopend, dat voorziet in tijdelijke opvang. Voorts heeft verweerder het standpunt ingenomen dat, gelet op de verklaringen van verzoeker over de drie relaties die hij in Albanië heeft gehad en de uitgaansgelegenheden die hij met hen heeft bezocht in Albanië, niet kan worden gezegd dat verzoeker in Albanië geen betekenisvolle invulling kan geven aan een (openlijk) leven als homoseksueel. Verweerder heeft gesteld dat verzoeker zich bij voorkomende problemen kan richten tot de overheid of overige instanties “precies zoals hij of een persoon van de LGBT-gemeenschap dat in Nederland zou doen”.
5.6
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder bij het innemen van het hiervoor weergegeven standpunt ten onrechte geen acht heeft geslagen op de in de zienswijze genoemde landeninformatie. Vast staat voorts dat verweerder bij zijn besluitvorming geen rekening heeft gehouden met de meer recente landeninformatie uit het door hem ter zitting genoemde Home Office Rapport 2014. Uit een oogpunt van een zorgvuldige besluitvorming had dit wel op de weg van verweerder gelegen. Daarnaast blijkt uit het bestreden besluit niet dat verweerder bij de beoordeling van de voorliggende vraag of de Albanese staat verzoeker bescherming kan bieden tegen daden van vervolging als bedoeld in artikel 3.36 VV of tegen ernstige schade, de in artikel 3.37c VV genoemde criteria in acht heeft genomen. Volgens het tweede lid van deze bepaling moet de bescherming immers doeltreffend en van niet-tijdelijke aard zijn - bijvoorbeeld door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen - en moet de betrokken verzoeker (feitelijk) ook toegang tot die bescherming hebben. Verweerder heeft ten onrechte niet aan de hand van de beschikbare landeninformatie over Albanië beoordeeld of aan deze criteria wordt voldaan. De vermelding dat verzoeker eerder bij de door hem genoemde incidenten in Albanië hulp heeft gekregen van leraren en de directeur van zijn school en, op een ander moment, van omwonenden en de enkele verwijzing naar het bestaan van wetgeving en non-gouvernementele organisaties, is geen deugdelijke motivering van het standpunt dat verzoeker, ingeval van voorkomende problemen, de hulp van de Albanese autoriteiten of aangewezen instanties kan krijgen.
De omstandigheid dat bij het incident in 2014 de wijkagent is gekomen, rechtvaardigt op zichzelf evenmin de conclusie dat verzoeker in geval van terugkeer naar zijn land, onder alle omstandigheden verzekerd kan zijn van bescherming tegen daden van vervolging of tegen ernstige schade. De opmerking dat verzoeker zich in geval van problemen kan richten tot de overheid, precies zoals hij dat in Nederland zou doen, miskent dat de feitelijke situatie in Albanië met betrekking tot de positie van LGBT’ers blijkens de landeninformatie in nadelige zin afwijkt van die in Nederland. De voorzieningenrechter acht bij dit alles voorts niet zonder belang dat - anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft vermeld - verzoeker heeft gesteld dat hij in Albanië nimmer openlijk uiting heeft gegeven aan zijn homoseksualiteit. Weliswaar is hij met de drie door hem genoemde jongens naar een openbare uitgaansgelegenheid gegaan, maar van het zich openlijk manifesteren als homoseksueel stel, is daarbij geen sprake geweest. Gelet op de nog prille ervaring van verzoeker - zoals blijkend uit zijn verklaringen - kan niet worden staande gehouden dat hij in Albanië reeds ten volle op betekenisvolle wijze invulling heeft gegeven aan een leven als openlijke homoseksueel. Deze vooronderstelling van verweerder is dan ook ten onrechte aan het standpunt ten grondslag gelegd dat verzoeker in Albanië bescherming kan krijgen.
5.7
De omstandigheid dat verzoeker in Albanië nimmer aangifte heeft gedaan van de geweldsincidenten en ook nimmer op andere wijze bescherming heeft gevraagd aan de autoriteiten of andere aangewezen instanties, kan aan het voorgaande niet afdoen. Immers, zoals ook volgt uit artikel 3.37c VV, is het aan verweerder om, ingeval de beschermings-exceptie tegengeworpen wordt, aan te tonen dat aan de criteria van het tweede lid is voldaan. Indien verweerder deugdelijk en onderbouwd met relevante landeninformatie heeft gemotiveerd dat bescherming overeenkomstig artikel 3.37c VV mogelijk is, is het vervolgens aan de asielzoeker om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming in het land van herkomst in zijn geval niet mogelijk is dan wel dat het vragen daarvan bij voorbaat zinloos is. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit, maar ook in de ter zitting gegeven toelichting op dat besluit, op dit punt niet aan de op hem rustende motiveringsplicht heeft voldaan.
5.8
Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, zoals neergelegd in de artikelen 3:2 en 3:46 Awb, en moet worden vernietigd. Dit geldt ook voor het in dat besluit opgenomen terugkeerbesluit en het uitgevaardigde inreisverbod, zodat de daartegen aangevoerde gronden geen bespreking meer behoeven.
5.9
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om alsnog in te gaan op het ter zitting gedane aanbod van verweerder om het rapport over te leggen van een organisatie die in Europees verband de belangen behartigt van LGBT’ers, nu verweerder niet heeft gesteld dat dit rapport meer of wezenlijk andere informatie over Albanië bevat dan het Home Office rapport 2014. De voorzieningenrechter acht niet uitgesloten dat verweerder, voorafgaand aan een nieuw te nemen besluit op de aanvraag van verzoeker, aanvullend onderzoek zal moeten doen naar de mogelijkheden voor LGBT’ers om in Albanië bescherming te vragen tegen daden van vervolging of tegen ernstige schade en met name naar de doeltreffendheid van die bescherming. Toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb of van de bestuurlijke lus wordt daarom in dit geval achterwege gelaten.
5.1
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder bij de voorbereiding van de nieuwe beslissing het bepaalde in artikel 3.36, eerste lid, onder a, van het VV dient te betrekken, te weten dat het bij vluchtelingschap niet alleen gaat om daden van vervolging die door hun ernstige aard een ernstige schending van een mensenrecht vormen, maar ook om daden van vervolging die, omdat ze zo vaak voorkomen, eveneens een ernstige schending van een mensenrecht opleveren.
6.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
7. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Bpb bepaald op € 980,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) en € 490,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op de aanvraag te nemen met inachtneming van
hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1.470,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.O.P. Roché, voorzieningenrechter en rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het de hoofdzaak betreft, kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.