ECLI:NL:RBDHA:2015:4948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en motiveringsgebrek in besluitvorming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die aan eiser was opgelegd. Eiser, van Vietnamese nationaliteit, was op 6 april 2015 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet voldoende gemotiveerd was, in strijd met de vereisten van de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi van het Hof van Justitie EU. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet expliciet had gemotiveerd waarom de belangenafweging in de maatregel was gemaakt en dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren beoordeeld die de maatregel onevenredig zouden maken. Hierdoor was de maatregel van bewaring onrechtmatig vanaf het moment van oplegging.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen. Tevens is aan eiser een schadevergoeding van € 1.200,- toegekend voor de periode dat hij in bewaring heeft gezeten. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 980,- zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechter heeft de tenuitvoerlegging van de uitspraak bevolen, waarbij de griffier is opgedragen het bedrag van de schadevergoeding aan eiser uit te betalen. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.