ECLI:NL:RBDHA:2015:489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2015
Publicatiedatum
19 januari 2015
Zaaknummer
14_4777 WSFBSF
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening studiefinanciering en oplegging van een boete wegens onterecht ontvangen studiefinanciering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een student, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister, waarbij zijn studiefinanciering was herzien naar de norm van een thuiswonende student. Tevens was aan eiser een boete opgelegd van 50% van het bedrag waarmee de studiefinanciering was herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op het adres woonde waar hij in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) stond ingeschreven, en dat de Minister terecht de boete had opgelegd. Tijdens een huisbezoek op 17 oktober 2013 zijn er geen objectieve en verifieerbare feiten aangetroffen die de stelling van eiser dat hij op het GBA-adres woonde, konden onderbouwen. Eiser had geen bewijs geleverd voor zijn beweringen over de staat van zijn kamer en de rechtbank achtte zijn verklaringen ongeloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de Minister de boete terecht had opgelegd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/4777

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2015 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [plaats], eiser

(gemachtigde mr. H. Oldenhof)
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen het hierna onder 3 te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij besluit van 15 mei 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2014.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

Overwegingen

Feiten
1. Eiser stond sinds 28 september 2012 in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA, vanaf 2014: basisregistratie persoonsgegevens) ingeschreven op het adres [adres] te [plaats] (het GBA-adres). Op dit adres staan tevens[hoofdbewoner] (de hoofdbewoner), zijn tante en een neef ingeschreven. Aan eiser is voor de periode vanaf 1 oktober 2012, studiefinanciering toegekend naar de norm van uitwonende studerende.
2. Op 17 oktober 2013 heeft namens verweerder een huisbezoek op het GBA-adres van eiser plaatsgevonden. De conclusie van het rapport dat naar aanleiding van het huisbezoek is opgesteld luidt dat het door eiser opgegeven uitwonende adres niet in overeenstemming is met het feitelijke woon- en verblijfadres van eiser.
3. Verweerder heeft bij beschikking van 3 januari 2014 aan eiser een boete opgelegd van € 1.260,81 (de boete), zijnde 50% van het bedrag waarmee de studiefinanciering van eiser is herzien.
Geschil
4. In geschil is of verweerder de boete terecht aan eiser heeft opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser woonachtig was op het GBA-adres.
5. Verweerder neemt het standpunt in dat de boete terecht aan eiser is opgelegd omdat eiser niet voldoet aan het bepaalde in artikel 1.5 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf). Volgens verweerder woont eiser niet op het GBA-adres. Verweerder baseert zich op de in het rapport van het huisbezoek op 17 oktober 2013 neergelegde bevindingen, op 17 oktober 2013 opgemaakt door[controleur] en [contoleur], als controleurs namens de Dienst Uitvoering Onderwijs werkzaam bij [X].
6. Eiser neemt het standpunt in dat verweerder zijn studiefinanciering ten onrechte heeft herzien omdat hij wel op het GBA-adres woont. Daartoe voert eiser onder meer aan dat de conclusies van de controleurs niet kloppen.
Beoordeling van het geschil
7. Artikel 1.5, eerste lid van de Wsf, bepaalt dat voor het normbedrag voor een uitwonende studerende in aanmerking komt de studerende die voldoet aan de volgende verplichtingen:
a. de studerende woont op het adres waaronder hij in de GBA staat ingeschreven, en
b. het woonadres van de studerende is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de GBA staat of staan ingeschreven.
8. In het eerste lid van artikel 9.9 van de Wsf is bepaald dat indien een studerende het normbedrag voor een uitwonende studerende toegekend heeft gekregen, maar niet heeft voldaan aan de verplichtingen bedoeld in artikel 1.5 van de Wsf, de Minister hem een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste vijftig procent van het bedrag dat van de studerende in verband daarmee wordt teruggevorderd bij een herziening.
9. De rechtbank stelt voorop dat het opleggen van de boete een voor eiser belastend besluit betreft. De rechtbank is van oordeel dat het in dat geval aan verweerder is om de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. De bewijslast met betrekking tot de stelling dat eiser niet woonachtig is op het GBA-adres waarop hij staat ingeschreven rust dan ook in eerste instantie op verweerder en niet op eiser. Indien op grond van de door verweerder gepresenteerde feiten aangetoond is dat eiser niet woont op het adres waarop hij in de GBA staat ingeschreven, dan ligt het op de weg van eiser de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken.
De vraag of eiser woont op het adres waarop hij staat ingeschreven dient te worden beantwoord aan de hand van de feitelijke omstandigheden.
10. Verweerder heeft gewezen op de conclusie van het onder 5 genoemde rapport. Deze conclusie luidt als volgt:
“Het door [eiser] opgegeven uitwonende adres [adres] te [plaats] is niet in overeenstemming met het feitelijke woon- en verblijfadres van student. Tot deze conclusie is gekomen wegens van de volgende feiten:
- er zijn geen studieboeken aanwezig op het studieadres.
- er is 1 post en/of administratie van student aangetroffen op het studieadres.
- er is geen kleding op het studieadres aangetroffen.
- er zijn geen verzorgingsspullen waaronder tandenborstel, die aantoonbaar van student zijn, aangetroffen op het studieadres.
- er zijn geen persoonlijke spullen aangetroffen op het studieadres.
- er is geen tablet/laptop en of laders aangetroffen op het studieadres.”
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de bevindingen van de controleurs op het huisbezoek, aangetoond dat eiser feitelijk niet woonde op het GBA-adres en aldus geen recht had op studiefinanciering naar de norm van een uitwonende. Hetgeen blijkens het rapport van de controleurs (niet) op het GBA-adres is aangetroffen, rechtvaardigt de conclusie dat eiser ten tijde van de controle niet woonde op het GBA-adres. Hetgeen eiser heeft aangevoerd doet hier niet aan af. Door of namens eiser zijn geen objectieve en verifieerbare feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat de rechtbank reden heeft om te twijfelen aan de waarnemingen en de bevindingen van de controleurs, zoals neergelegd in hun rapport. Eiser heeft de stelling dat zijn slaapkamer ten tijde van het huisbezoek door de controleurs wegens lekkage en schimmel was leeggeruimd, op geen enkele wijze met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. Daarbij acht de rechtbank ongeloofwaardig dat eiser, voordat zijn kamer was leeggeruimd, een tweepersoonsmatras zou delen met zijn neef. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende verifieerbaar dat de door de hoofdbewoner bij het huisbezoek getoonde kleding aan eiser zou toebehoren. Dat er één enkele aan eiser gerichte brief op het GBA-adres is aangetroffen acht de rechtbank onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
12. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder de boete terecht aan eiser opgelegd en dient het beroep van eiser ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.