ECLI:NL:RBDHA:2015:4732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
C/09/485979 / KG RK 15-727
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2015 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die een civielrechtelijke procedure had aangespannen tegen de Nederlandse Orde van Advocaten, stelde dat de kantonrechter, mr. A.C. Bordes, onpartijdig was. De verzoeker voerde aan dat de kantonrechter geen ervaring had met vastgoedzaken en daardoor niet in staat was om de zaak objectief te beoordelen. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 23 maart 2015, voorafgaand aan een geplande comparitiezitting op 30 maart 2015.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2015 was niemand aanwezig, maar zowel verzoeker als de vertegenwoordiger van de Nederlandse Orde van Advocaten hadden schriftelijk laten weten niet te verschijnen. De kantonrechter had haar standpunt schriftelijk aan de wrakingskamer voorgelegd. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat de kantonrechter aan onpartijdigheid leed of de schijn daarvan wekte. De beslissing om de zaak op een comparitiezitting te plannen werd als een processuele beslissing beschouwd, die op zichzelf geen grond voor wraking oplevert.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De kantonrechter was bij Koninklijk Besluit benoemd en voldeed aan alle wettelijke vereisten. De wrakingskamer concludeerde dat de grief van verzoeker over de vermeende onkunde van de kantonrechter niet voldoende was om tot wraking over te gaan. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen, en de behandeling van de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/28
zaak-/rekestnummer: C/09/485979 / KG RK 15-727
nummer hoofdzaak: 3596738 RL EXPL 14-34370
datum beschikking: 24 april 2015
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. A.C. Bordes,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende is het Publiekrechtelijke orgaan De Nederlandse Orde van Advocaten.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Verzoeker heeft de Nederlandse Orde van Advocaten gedagvaard in een civielrechtelijke procedure voor de kantonrechter. De inhoudelijke behandeling van de zaak is toegewezen aan mr. A.C. Bordes (hierna: de kantonrechter). Een comparitiezitting na conclusie van antwoord onder leiding van de kantonrechter was gepland op 30 maart 2015. Bij e-mail d.d. 23 maart 2015 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 13 april 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld.
Er is niemand verschenen. Zowel verzoeker als mr. M.E. Veenboer, namens de Nederlandse Orde van Advocaten, hebben schriftelijk laten weten niet aanwezig te zullen zijn ter zitting.
De kantonrechter heeft schriftelijk haar standpunt aan de wrakingskamer doen toekomen en heeft eveneens laten weten niet te zullen verschijnen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek heeft verzoeker - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Het curriculum vitae van de kantonrechter is ongeloofwaardig. Zij heeft geen enkele ervaring in de behandeling van zaken betreffende vastgoed en heeft geen kennis van vastgoed waardoor zij te licht is om de zaak te beoordelen en zij kan onmogelijk de klachten van verzoeker begrijpen. Zij heeft bij de KPN gewerkt en slechts incassozaken behandeld. Zij beveelt een comparitiezitting terwijl de zaak volgens verzoeker niet geschikt is voor comparitie. Het is pas aannemelijk dat een rechter in deze zaak onpartijdig is als deze al eerder een advocaat heeft veroordeeld dan wel niet in het gelijk heeft gesteld, aldus verzoeker.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter heeft naar voren gebracht dat bij het team Kanton zaken door de rolwijzer worden verdeeld waarbij deze procedure aan haar is toegewezen. De kantonrechter heeft naar voren gebracht dat zij bij Koninklijk Besluit van 1 oktober 2012 is benoemd tot rechter en dat ter zake aan alle wettelijke vereisten is voldaan. Onbegrijpelijk is waarom alleen een rechter die eerder een advocaat heeft veroordeeld dan wel in het ongelijk heeft gesteld, onpartijdig kan zijn, aldus de kantonrechter. Zij meent dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
De wrakingskamer is van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven geen grond geven te vrezen dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is door haar de schijn van partijdigheid gewekt.
De rechtbank overweegt dat de beslissing om de zaak op een comparitiezitting te plannen een processuele betreft. Dergelijke beslissingen vormen in principe geen grond voor een wraking. Alleen indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer is van oordeel dat dit hier niet het geval is. Comparitiezittingen zijn in dit soort zaken gebruikelijk en bijzondere omstandigheden waardoor de zaak ongeschikt is voor zo’n zitting zijn gesteld noch gebleken.
Niet betwist wordt dat de kantonrechter bij Koninklijk Besluit tot rechter is benoemd. Zij is thans werkzaam binnen het team Kanton van de rechtbank en vast staat dat zij de onderhavige zaak mag behandelen. De grief dat de kantonrechter geen kennis van vastgoed heeft en daardoor onkundig is om over de zaak te beslissen is, wat er verder ook van zij, onvoldoende grond om tot het oordeel te komen dat zij vooringenomen of niet onpartijdig is dan wel de schijn daarvan heeft gewekt, nu de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat de door verzoeker gestelde onkunde of ondeskundigheid van de kantonrecher heeft geleid of zal leiden tot partijdigheid of vooringenomenheid dan wel de schijn daartoe is gewekt.
Dat de kantonrechter, naar verzoeker stelt, nooit eerder een advocaat heeft veroordeeld dan wel in het ongelijk heeft gesteld, maakt evenmin dat sprake is van partijdigheid of vooringenomenheid dan wel dat de schijn daartoe is gewekt.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de behandeling van de onder 1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• gedaagde in de hoofdzaak, Nederlandse Orde van Advocaten;
• de kantonrechter mr. A.C. Bordes.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Verbeek, K.M. Braun en M. Knijff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen als griffier en in het openbaar uitgesproken op
24 april 2015.