ECLI:NL:RBDHA:2015:4732
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2015 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die een civielrechtelijke procedure had aangespannen tegen de Nederlandse Orde van Advocaten, stelde dat de kantonrechter, mr. A.C. Bordes, onpartijdig was. De verzoeker voerde aan dat de kantonrechter geen ervaring had met vastgoedzaken en daardoor niet in staat was om de zaak objectief te beoordelen. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 23 maart 2015, voorafgaand aan een geplande comparitiezitting op 30 maart 2015.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2015 was niemand aanwezig, maar zowel verzoeker als de vertegenwoordiger van de Nederlandse Orde van Advocaten hadden schriftelijk laten weten niet te verschijnen. De kantonrechter had haar standpunt schriftelijk aan de wrakingskamer voorgelegd. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat de kantonrechter aan onpartijdigheid leed of de schijn daarvan wekte. De beslissing om de zaak op een comparitiezitting te plannen werd als een processuele beslissing beschouwd, die op zichzelf geen grond voor wraking oplevert.
De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De kantonrechter was bij Koninklijk Besluit benoemd en voldeed aan alle wettelijke vereisten. De wrakingskamer concludeerde dat de grief van verzoeker over de vermeende onkunde van de kantonrechter niet voldoende was om tot wraking over te gaan. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen, en de behandeling van de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.