Op 9 januari 2015 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2004. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, met betrekking tot de minderjarige die feitelijk verblijft in een instelling. De rechtbank had eerder op 26 september 2014 de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 januari 2015, in afwachting van een onderzoek door het Utrechts Ambulatorium. Tijdens de zitting op 9 januari 2015 zijn verschillende faxberichten besproken, waaronder een thuisplaatsingsplan dat was opgesteld door Bureau Jeugdzorg, waarin randvoorwaarden voor een succesvolle thuisplaatsing zijn vastgelegd.
De ouders van de minderjarige hebben aangegeven samen te werken met de gezinsvoogd en hebben een akkoord bereikt over het terugplaatsingstraject. Ze hebben ervoor gekozen niet ter zitting te verschijnen en hebben afstand gedaan van hun recht om gehoord te worden. Bureau Jeugdzorg heeft het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing aangepast, waarbij nu een kortere duur van de machtiging tot 6 februari 2015 werd verzocht, de datum waarop de minderjarige zou worden thuisgeplaatst.
De rechtbank heeft, na beoordeling van de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting, geconcludeerd dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de periode van 12 januari 2015 tot 6 februari 2015, met de nadruk op de noodzaak van goede voorbereiding en begeleiding van de thuisplaatsing. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van kinderrechters en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.