ECLI:NL:RBDHA:2015:4719

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
C/09/486682 / KG RK 15-808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in BLIK-procedure wegens procedurele beslissing over vertalingen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 april 2015 een verzoek tot wraking behandeld van de rechters in een BLIK-procedure. Het verzoeker, aangeduid als [de man], heeft bezwaar gemaakt tegen de toelating van niet-beëdigde vertalingen van producties, terwijl eerder was afgesproken dat er beëdigde vertalingen moesten worden overgelegd. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen, omdat de beslissing van de rechters om niet-beëdigde vertalingen toe te laten een procedurele beslissing betreft. De wrakingskamer concludeert dat deze beslissing niet zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren. De rechters hebben zich gehouden aan de procedurele regels en de enkele omstandigheid dat hun beslissing onwelgevallig was voor de verzoeker, is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen is openbaar uitgesproken en de procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/30
zaak-/rekestnummer: C/09/486682 / KG RK 15-808
zaak-/rekestnummer hoofdzaak: C/09/483783 / FA RK 15-1502
datum beschikking: 20 april 2015
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[de man](hierna: [de man])
,
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat: mr. L. Stam te Vught;
strekkende tot wraking van:
mr. H.M. Boone,
mr. I.D. Bellaart,
mr. A.M.A. Keulen,
rechters in de rechtbank Den Haag (hierna: de rechters).
Belanghebbende is:
[de vrouw](hierna: [de vrouw]),
verzoekster in de hoofdzaak,
advocaat: mr. N.A. Boelhouwer te Tilburg.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
In de hoofdzaak heeft [de vrouw] op 26 februari 2015 een verzoekschrift ingediend, strekkende tot het gelasten van de onmiddellijke teruggeleiding van de minderjarige kinderen van [de vrouw] en [de man] naar de verblijfplaats van [de vrouw] in Duitsland. [de man] heeft hiertegen verweer gevoerd.
1.2.
Op 26 maart 2015 heeft in de hoofdzaak een regiezitting plaatsgevonden onder leiding van een andere rechter dan de rechters ten aanzien van wie het verzoek tot wraking is gedaan. Van deze regiezitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
Vervolgens heeft ter zitting van 13 april 2015 de behandeling van het verzoek plaatsgevonden ten overstaan van de rechters. Ter zitting heeft [de man] het verzoek tot wraking van de rechters gedaan. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.
1.4.
Mr. Boone heeft namens de rechters op 14 april 2015 schriftelijk haar reactie op het wrakingsverzoek gegeven.
1.5.
Bij faxbericht van 20 april 2015 heeft mr. Boelhouwer bericht dat zij niet ter zitting van de wrakingskamer aanwezig zal zijn. Bij een tweede faxbericht van 20 april 2015 heeft zij namens [de vrouw] haar reactie gegeven op het wrakingsverzoek.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 20 april 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker [de man], bijgestaan door zijn advocaat mr. Stam, is verschenen. Het wrakingsverzoek is door de advocaat aan de hand van de door haar overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. De rechters zijn eveneens verschenen. [de vrouw] en haar advocaat zijn niet verschenen. De wrakingskamer heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing is een uitwerking daarvan.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Tijdens de regiezitting van 26 maart 2015 is afgesproken dat de vrouw beëdigde vertalingen zou overleggen van haar producties 1 en 8. De vrouw heeft vervolgens ter zitting van 13 april 2015 niet-beëdigde vertalingen van deze producties overgelegd, waartegen van de zijde van de man bezwaar is gemaakt. De rechtbank heeft deze producties toegelaten met de mededeling dat rekening zal worden gehouden met de kanttekeningen die van de zijde van de man zijn gemaakt over de vertalingen. Door dit te doen hebben de rechters gehandeld in strijd met de eerdere beslissing van de regierechter. De rechters hebben daardoor een vooringenomenheid betoond die de onpartijdigheid in gevaar heeft gebracht.

4.Het standpunt van de rechters

Het toelaten van niet-beëdigde vertalingen van twee producties betreft een procedurele beslissing, waarmee de rechters zich over de inhoud van de (vertaling van de) producties niet hebben uitgelaten. De enkele omstandigheid dat de rechters een voor [de man] kennelijk onwelgevallige beslissing van procedurele aard hebben genomen, brengt niet met zich dat sprake is van partijdigheid waartegen artikel 6 EVRM bescherming biedt.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat de beslissing van de rechters tot het toelaten van de overgelegde producties een procedurele beslissing is. Dergelijke beslissingen vormen in beginsel geen grond voor wraking. Alleen indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer is van oordeel dat dit hier niet het geval is. De enkele omstandigheid dat de rechters in afwijking van hetgeen op de regiezitting is besproken de niet-beëdigd vertaalde producties hebben toegelaten, geeft dan ook geen grond te vrezen dat het de rechters aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van hen de schijn van partijdigheid gewekt.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. L. Stam;
• de belanghebbende p/a haar advocaat mr. N.A. Boelhouwer;
• de rechters mrs. H.M. Boone, I.D. Bellaart en A.M.A. Keulen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. D. Aarts, E. Rabbie en M. Soffers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Geerling als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2015.