Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
,
[de vrouw](hierna: [de vrouw]),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 april 2015 een verzoek tot wraking behandeld van de rechters in een BLIK-procedure. Het verzoeker, aangeduid als [de man], heeft bezwaar gemaakt tegen de toelating van niet-beëdigde vertalingen van producties, terwijl eerder was afgesproken dat er beëdigde vertalingen moesten worden overgelegd. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen, omdat de beslissing van de rechters om niet-beëdigde vertalingen toe te laten een procedurele beslissing betreft. De wrakingskamer concludeert dat deze beslissing niet zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren. De rechters hebben zich gehouden aan de procedurele regels en de enkele omstandigheid dat hun beslissing onwelgevallig was voor de verzoeker, is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen is openbaar uitgesproken en de procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden.