Uitspraak
Rechtbank Den Haag
1.De feiten
3.6 (…) dat onder omstandigheden op de aangezochte staat, gelet op het grote belang dat foltering wordt uitgebannen en dat de opgeëiste persoon niet wordt uitgeleverd aan de staat die betrokken is geweest bij zijn foltering, wel degelijk een dergelijke onderzoeksplicht kan rusten.
3.5.1 Tegen de achtergrond van het voorgaande heeft het hof met juistheid vooropgesteld (rov. 3.4 van het tussenarrest) dat de uitlevering moet worden verboden indien functionarissen van de VS de foltering van de opgeëiste persoon in verband met de zaak waarvoor de uitlevering is gevraagd, hebben bewerkstelligd.
(…) the United States notes that [eiser] is in fact suspected of, and has been charged with, conducting terrorist activities on Pakistani soil. As the extradition affidavit filed in this matter notes: (a) [eiser] served as CW 1’s translator while they were both fighting with Shah Saab’s group in Pakistan; (b) (…)
2.Het geschil
3.De beoordeling van het geschil
bevoegde autoriteitenvan de VS om de aanhouding van [eiser] hebben verzocht. De betreffende vraag diende volgens 3.8 van het tussenarrest te worden gesteld aan de autoriteiten van de VS, maar uit niets blijkt dat de vraag tot diezelfde autoriteiten beperkt kon blijven. Gelet op rechtsoverweging 3.7 van het tussenarrest, gelezen in samenhang met rechtsoverweging 3.5.1, 2.5.2 en 3.5.3 van het arrest van de Hoge Raad, neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat de onderzoeksplicht aldus moet worden begrepen dat de Staat aan de autoriteiten van de VS had moeten vragen of (functionarissen van) de VS de Pakistaanse autoriteiten hebben verzocht [eiser] aan te houden in verband met de zaak waarvoor zijn uitlevering is gevraagd. Voor de door de Staat voorgestane beperking bestaat zoals hiervoor is overwogen geen grond, aangezien het handelen van zowel de law enforcement authorities als de CIA moet worden toegerekend aan de VS.