AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Medeplegen van (gewoonte)witwassen in de periode van 19 december 2007 tot en met 16 augustus 2011 te Rotterdam en/of Schiedam
Op 16 april 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van (gewoonte)witwassen. De tenlastelegging betrof het verwerven, voorhanden hebben en omzetten van geldbedragen die afkomstig waren uit misdrijf, in de periode van 19 december 2007 tot en met 16 augustus 2011. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 10 en 17 december 2014 en 1 en 2 april 2015. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R.A.E. van Noort, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. K.S. de Kort, in overweging genomen. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege overschrijding van de redelijke termijn en schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde echter dat de redelijke termijn pas begon te lopen bij de inverzekeringstelling van de verdachte in augustus 2011 en dat er geen sprake was van niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van witwassen. De verdachte en haar medeverdachte hadden in totaal € 46.000,- verworven en voorhanden gehad, terwijl zij wisten dat dit geld afkomstig was van enig misdrijf. De rechtbank legde een taakstraf op van 90 uren, met een voorwaardelijk gedeelte, en overwoog dat de verdachte door haar handelen de integriteit van het financieel en economisch bestel had aangetast. De rechtbank hield rekening met het lange tijdsverloop tussen de aanhouding en de inhoudelijke behandeling, evenals het blanco strafblad van de verdachte.
Voetnoten
1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de volgende dossiers van de Rijksrecherche in het onderzoek Goudhaantje:
2.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015
3.Zaaksdossier Corruptie: een geschrift, te weten een kennisgeving van storting, blz. 435; eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015, proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op 2 december 2014, punt 29, proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op 8 december 2014, punt 7.
4.Zaaksdossier Corruptie: een geschrift, te weten een account opening form, blz. 513-514 en 518, proces-verbaal van bevindingen, blz. 510-511.
5.Zaaksdossier Corruptie: Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , blz. 194, 197 en 198.
6.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , blz. 1088.
7.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015, proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , opgemaakt en vastgesteld door de rechter-commissaris op 2 december 2015, punt 29; Zaaksdossier Corruptie, een geschrift, te weten een brief, blz. 434.
8.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
9.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.