ECLI:NL:RBDHA:2015:4705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
09/755075-12; 09/766046-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtelijke corruptie en valsheid in geschrift door ambtenaar van de gemeente Den Haag

Op 16 april 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar van de gemeente Den Haag, die beschuldigd werd van ambtelijke corruptie, omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1963, werd verweten dat hij in de periode van 1 december 2008 tot en met 29 januari 2010 samen met anderen valse geschriften had opgemaakt en deze als echt had gebruikt. Daarnaast werd hem verweten dat hij als ambtenaar giften en diensten had aangenomen van een bedrijf, wetende dat deze hem verleend werden om hem te bewegen om in strijd met zijn plicht te handelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door valse facturen op te maken en deze te gebruiken, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan omkoping door giften aan te nemen van een bedrijf dat opdrachten van de gemeente ontving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de giften bedoeld waren om hem te bewegen tot het verlenen van voorkeursbehandeling aan het bedrijf. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan gewoontewitwassen, omdat hij geldbedragen had verworven die afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, een geldboete van € 50.000,- en ontzette de verdachte voor twee jaar van het recht om een ambt te bekleden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/755075-12; 09/766046-14 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 16 april 2015
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 en 17 december 2014 (niet-inhoudelijk) en 1 en 2 april 2015 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A.E. van Noort en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. D.H. van den Elzen, advocaat te Rotterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlasteleggingen

Verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij:
Dagvaarding I, met parketnummer 009/755075-15 (onderzoek Toowoomba):
Feit 1
in de periode van 1 december 2008 tot en met 29 januari 2010 met een of meer anderen een 5-tal geschriften heeft opgemaakt danwel heeft laten opmaken waarvan de inhoud in strijd is met de waarheid en dat hij met die ander of anderen gebruikt heeft gemaakt danwel heeft laten maken van die geschriften of deze voorhanden heeft gehad als ware deze echt en onvervalst door deze aan een accountant te verstrekken danwel door deze in de administratie op te nemen en/of zakelijk of privé via email te ontvangen;
Feit 2
in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 oktober 2009 acht maal (een combinatie van) goederen als een gift, belofte of dienst heeft aangenomen danwel heeft gevraagd, waarvan hij wist of redelijkerwijs vermoedde, dat hij zich daardoor als ambtenaar van de gemeente Den Haag liet omkopen;
Dagvaarding II, met parketnummer 09/766046-14 (onderzoek Goudhaantje):
Feit 1
in de periode van 19 december 2007 tot en met 16 augustus 2011 met een of meer anderen een vijftal geldbedragen, waarvan hij tezamen met die ander of anderen wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf, bij wijze van gewoonte heeft witgewassen;
Feit 2
in diezelfde periode vijfmaal een geldbedrag en eenmaal het gebruik van een boot -om niet - als een gift, belofte of dienst heeft aangenomen danwel heeft gevraagd, waarvan hij wist of redelijkerwijs vermoedde, dat hij zich daardoor als ambtenaar van de gemeente Den Haag liet omkopen.
De volledige teksten van de tenlasteleggingen zijn opgenomen in de bijlage van dit vonnis en maken daarvan deel uit.

3.Verloop onderzoek

Uit het dossier blijkt dat op 10 maart 2009 de politie Rotterdam een groot onderzoek naar internationale drugshandel is gestart onder de [zaaksnaam] ’. In dit kader zijn in 2009 en 2010 de telefoons van de hoofdverdachten getapt, waaruit de verdenking ontstond dat verdachte zich als ambtenaar van de gemeente Den Haag schuldig maakte aan ambtelijke corruptie en witwassen. De Rijksrecherche is hierop een onderzoek naar verdachte gestart onder de naam ‘Goudhaantje’. Op 15 april 2011 hebben doorzoekingen plaatsgevonden onder andere in verdachtes woning en op diens werkplek. In verdachtes privéadministratie werden facturen van een bedrijf [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (hierna: [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ) aangetroffen. Een deel van de goederen waarop die facturen betrekking hadden, werd bij verdachte thuis aangetroffen. Verder bleek dat verdachte als ambtenaar zaken deed met [bedrijf V.O.F. van betrokkene] én dat hij daarnaast privécontact onderhield met de feitelijk eigenaar van dat bedrijf, genaamd [betrokkene 1] . Op grond hiervan ontstond een nieuwe verdenking van ambtelijke corruptie, namelijk de omkoping door [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] van verdachte, en is de Rijksrecherche in 2012 een nieuw onderzoek gestart onder de naam ‘Toowoomba’. In de periode maart 2012 tot september 2012 heeft dit onderzoek in verband met prioritering door het openbaar ministerie stilgelegen. [1]
Verdachte is tweemaal aangehouden voor verhoor, op 16 augustus 2011 en later op 6 mei 2013. Tot december 2014 heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.

4.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

4.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hiertoe is aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden, nu de berechting in eerste aanleg bijna vier jaar op zich heeft laten wachten. De onzekerheid heeft zwaar op het gezin gedrukt, temeer nu er beslag is gelegd op vele zaken. Bovendien wordt verdachte door deze lange duur beperkt in zijn mogelijkheden om een adequate verdediging te voeren. Het is op dit moment immers onmogelijk om nog te achterhalen, laat staat te onderbouwen met bijvoorbeeld bankafschriften, wat de herkomst is geweest van de verschillende contante bedragen waarop de beschuldiging van witwassen ziet. Dit geldt vooral ook nu de feiten waarop de beschuldigingen betrekking hebben zich vier tot acht jaar geleden hebben afgespeeld. Ook weegt mee dat de verdediging is bemoeilijkt door de beslissing van het openbaar ministerie om eerst verdachte te berechten en daarna pas een beslissing te nemen over de vervolging van de beide medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] Omdat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nog steeds verdachten zijn en zij zich daarom hebben beroepen op hun zwijgrecht, hebben ze - impliciet - dan ook geen ontlastende verklaring voor verdachte kunnen afleggen. De waarheidsvinding is zo door toedoen van het openbaar ministerie niet meer mogelijk en om deze redenen is vervolging van verdachte in strijd met artikel 6 van het EVRM.
Tevens is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte nu niet is overgegaan tot vervolging van de anderen die onder dezelfde voorwaarden geld hebben geleend van [bedrijf (betrokkene)] , waardoor het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
Ten slotte is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de gestelde valsheid in geschrifte gelet op het bepaalde in artikel 69, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Hierbij moet niet de tenlastelegging als uitgangspunt worden genomen (artikel 225, eerste lid, Sr), maar de gedragingen zoals ze zich feitelijk zouden hebben voorgedaan. Hierbij moet in acht worden genomen dat degene die de documenten opmaakt, deze tevens voorhanden heeft, zodat het wel degelijk gaat om feiten die vallen onder artikel 225, tweede lid, Sr en daarmee onder de specialis van 69, vierde lid, AWR.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van Justitie heeft aangevoerd dat de redelijke termijn eerst is gaan lopen bij de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte in augustus 2011. Hoewel berechting in eerste aanleg aanzienlijk langer heeft geduurd dan twee jaar, dient dit niet te leiden tot niet-ontvankelijk verklaring. Daarbij speelt mee dat verdachten er zelf voor hebben gekozen zich te beroepen op hun zwijgrecht en eerst vlak voor deze zitting een verklaring af te leggen. Wel zal het openbaar ministerie met het tijdsverloop rekening houden in de strafeis.
Daarnaast is nog geen vervolgingsbeslissing genomen in de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , omdat hun situatie volledig anders is dan die van verdachten. Zij zijn in de [zaaksnaam] veroordeeld tot lange gevangenisstraffen en de vervolging voor de verdenking van witwassen wordt mede om die reden eerst genomen na afloop van deze zaak.
Dat zij hebben besloten zich te beroepen op hun zwijgrecht is een omstandigheid die niet aan het openbaar ministerie kan worden toegerekend.
Ten aanzien van de andere personen die eveneens geldbedragen hebben geleend van [bedrijf (betrokkene)] wordt betoogd dat hun situatie verschilt van die van verdachte, juist ook vanwege de overige verdenkingen. Een definitieve vervolgingsbeslissing zal ook in deze zaken pas worden genomen na afloop van deze zaak.
Ten aanzien van het beroep op artikel 69, vierde lid, van de AWR heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet wordt vervolgd op basis van artikel 225, tweede lid, Sr, maar op basis van artikel 225, eerste lid, Sr en dat het beroep om die reden niet slaagt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat ingevolge vaste jurisprudentie de redelijke termijn aanvangt op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht, waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is die termijn aangevangen op het moment dat bij verdachte een huiszoeking is verricht op 15 april 2011, waarbij hij - voor hem kenbaar uit de hem overgelegde kennisgeving van inbeslagneming, waarop hij als verdachte wordt genoemd - als verdachte is aangemerkt.
Het relevante tijdsverloop in onderhavige zaak is dan ook precies 4 jaar. Hoewel het een complexe zaak is, die onderdeel uitmaakt van een groter geheel, kan dit het tijdsverloop niet volledig rechtvaardigen. Er is dan ook sprake van schending van de redelijke termijn. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) is de rechtbank van oordeel dat deze overschrijding niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, ook niet onder de door de verdediging genoemde omstandigheden. Dat door het lange tijdsverloop geen adequate verdediging mogelijk was, is niet aannemelijk. Immers, aan verdachte zijn vanaf het eerste verhoor en telkens daarna uitvoerig tal van vragen voorgehouden waarop een antwoord van verdachte werd verwacht. Hij had vanaf dat moment dan ook al een aanvang kunnen maken met de voorbereiding van de verdediging.
Het ondervragingsrecht is evenmin geschonden. De omstandigheid dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich op hun zwijgrecht hebben beroepen is een omstandigheid die niet kan worden toegerekend aan het openbaar ministerie. Daar komt bij dat het openbaar ministerie de opportuniteit van vervolging op ieder moment mag beoordelen en de officier van justitie heeft aangegeven ten aanzien van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nog geen beslissing te hebben willen nemen, maar eerst de uitkomst van deze zaak te willen afwachten, mede omdat hen al hoge gevangenisstraffen zijn opgelegd. De rechter dient een dergelijke vervolgingsbeslissing slechts marginaal te toetsen. Gezien de gegeven motivering acht de rechtbank dit niet een onbegrijpelijke beslissing.
Dat laatste geldt eveneens voor de vervolgingsbeslissing ten aanzien van de andere personen die geldbedragen hebben geleend van [bedrijf (betrokkene)] , zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel reeds om die reden niet slaagt.
Het beroep op het bepaalde in artikel 69, vierde lid, van de AWR slaagt evenmin. De rechtbank overweegt dat deze bepaling ziet op de vervolging van degene die wordt verdacht van het doen van valse belastingaangifte. De vraag in hoeverre vervolging gebaseerd op artikel 225, eerste lid, Sr is ingegeven om de vervolgingsaanwijzing in artikel 69, vierde lid, van de AWR te omzeilen, speelt enkel in gevallen waarin de belastingplichtige wordt vervolgd voor het opmaken van een valse aangifte, die hij tevens voorhanden heeft. Nu verdachte wordt beschuldigd van het (in vereniging) opmaken van valse facturen en een brief die niet voor zijn eigen administratie en belastingaangifte zijn bestemd zijn de bepalingen uit de AWR hier niet van toepassing.

5.Bewijsoverwegingen

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de volgende feiten wettig en overtuigend zijn bewezen:
Dagvaarding I
Feit 1, de valsheid in geschrifte en het gebruik maken/voorhanden hebben van valse geschriften
samengevat, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte door samen met anderen de facturen en de brief valselijk op te maken, samen met anderen van de valse brief en valse facturen gebruik te maken en valse facturen voorhanden te hebben gehad.
Feit 2, de omkoping door [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1]
dat verdachte alle onder a) tot en met h) ten laste gelegde giften of diensten, met uitzondering van de compressor en het tuinmeubilair, van [betrokkene 1] / [bedrijf V.O.F. van betrokkene] heeft ontvangen en dat hij de onder i), ii), iii), v) en vii) ten laste gelegde handelingen - anders dan om zakelijke redenen - heeft gepleegd alsook dat verdachte in strijd met zijn ambtsplicht heeft gehandeld.
Dagvaarding II
Feit 1, gewoontewitwassen
dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen bij wijze van gewoonte tot een totaalbedrag van € 46.000,-.
Feit 2, de omkoping door [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1]
dat verdachte een bedrag van € 19.000,- als gift heeft ontvangen van [medeverdachte 1] / [bedrijf (betrokkene)] en dat hij zonder enige vergoeding gebruik heeft gemaakt van de boot van [medeverdachte 1] , en dat verdachte de onder i) t/m v) en vii) ten laste gelegde handelingen - anders dan om zakelijke redenen - heeft gepleegd alsook dat hij in strijd met zijn ambtsplicht heeft gehandeld.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zoals verwoord in zijn schriftelijke pleidooien, integrale vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd:
Dagvaarding I
Feit 1, de valsheid in geschrifte en het gebruik maken/voorhanden hebben van valse geschriften
indien al gesproken kan worden van valse geschriften, zijn deze niet gebruikt om een derde te misleiden, nu de facturen hooguit zijn opgenomen in de eigen administratie van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en aan een boekhouder zijn verstrekt, maar niet aan een derde. Een boekhouder is immers niet als een derde in de zin van artikel 225 Sr aan te merken. Daar komt bij dat verdachte die zich niet bewust was waarvoor de documenten waren bedoeld geen opzet heeft gehad om als medepleger de documenten te gebruiken.
Feit 2, de omkoping door [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1]
indien al gesproken kan worden van giften of diensten, waren deze niet bedoeld om verdachte iets te laten doen of nalaten. Voor zover dit wel de bedoeling is geweest van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] , dan heeft verdachte dit niet redelijkerwijs vermoed. [bedrijf V.O.F. van betrokkene] werkte immers al vóór de indiensttreding van verdachte voor de gemeente Den Haag en was ook met betrekking tot de opdrachtverlening niet van verdachte afhankelijk. Verdachte gaat er dan ook van uit dat [betrokkene 1] hem hielp vanuit de goedheid van zijn hart.
Dagvaarding II
Feit 1, gewoontewitwassen
Niet is bewezen dat het geld afkomstig van [bedrijf (betrokkene)] crimineel geld is. Voor zover daarvan al zou moeten worden uitgegaan waren verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 3] hiervan niet op de hoogte. Ook kan niet worden geoordeeld dat zij dit redelijkerwijs hebben vermoed. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachte voordeel hebben genoten uit ambtelijke corruptie. Daarom kunnen de tenlastegelegde handelingen niet in verband worden gebracht met enig misdrijf en zijn deze, als al bewijsbaar, niet strafbaar.
Feit 2, de omkoping door [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1]
Indien al gesproken kan worden van giften of diensten, waren deze niet bedoeld om verdachte iets te laten doen of nalaten. Verdachte en [medeverdachte 1] waren namelijk vrienden en de zakelijke contacten tussen (Schildersbedrijf) [medeverdachte 2] enerzijds en verdachte en de gemeente Den Haag anderzijds hadden niets te maken met enige gedane of verleende gift of dienst.
5.3
De beoordeling van de tenlasteleggingen [2]
5.3.1
Dagvaarding I, ten aanzien van feit 2, de omkoping
5.3.1.1. Het bedrijf [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en [betrokkene 1]
De rechtbank overweegt dat [betrokkene 1] gezien de gekozen vennootschappelijke structuur van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] .F. voor de beoordeling van deze zaak met [bedrijf V.O.F. van betrokkene] kan worden vereenzelvigd. [3]
5.3.1.2 Verdachte handelend als ambtenaar van de gemeente Den Haag
[verdachte] is op 1 mei 2007 in tijdelijke dienst aangesteld als ambtenaar van de gemeente Den Haag in de functie van technische medewerker bij het [bedrijfsonderdeel] . [4] Sinds 1 mei 2008 is hij in vaste dienst getreden bij de gemeente Den Haag in dezelfde functie. [5] Hij hield zich onder andere bezig met het voorbereiden van bestekken voor de aanbesteding van onderhoudswerkzaamheden en het leveren van materialen, met het aanvragen en beoordelen van offertes voor onderhoudswerkzaamheden en met het adviseren van het hoofd van het bedrijfsonderdeel hierover. [6] Hoofdzakelijk was verdachte werkzaam voor de gemalen. Hij was ook belast met het opmaken van werkbeschrijvingen en het aanvragen van offertes bij de externe bedrijven die hij daarvoor geschikt achtte. [7]
Gedurende de periode van 15 april 2011 [8] tot en met 5 augustus 2011 [9] en vanaf 5 juli 2012 [10] is verdachte door de Gemeente Den Haag geschorst geweest vanwege dit strafrechtelijk onderzoek. Per 25 oktober 2012 is [verdachte] uit dienst getreden bij de Gemeente Den Haag. [11]
Uit het voorgaande volgt dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode, met uitzondering van de periodes van 15 april 2011 tot en met 5 augustus 2011 en van 5 juli 2012 tot 25 oktober 2012, werkzaam was als ambtenaar bij de Gemeente Den Haag.
5.3.1.3. Giften, beloften en diensten aangenomen of gevraagd
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [12] dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] in de ten laste gelegde periode een stoomcabine, badkamergoederen, een barkist “Nairobi”, keukenmeubelen, LED-verlichting, tuinmaterialen, een kachel en een domoticaset (bestaande uit een beeldscherm en schakelaars ter waarde van maximaal € 600,-), alles voor de inrichting van zijn eigen nieuwgebouwde woning, voor hem heeft betaald. In de administratie van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] zijn de facturen van deze goederen aangetroffen [13] en uit de bankafschriften van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] is ook gebleken dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] deze goederen inderdaad heeft betaald.
Verdachte en zijn vrouw, [medeverdachte 3] , hebben verklaard dat voornoemde betalingen niet als gift doch als een lening van [betrokkene 1] kunnen worden aangemerkt. [verdachte] en [medeverdachte 3] ondervonden tijdens de bouw van hun nieuwe huis in 2008 financiële problemen en [betrokkene 1] bood aan om te helpen door de openstaande rekeningen en verdere rekeningen voor andere goederen ten behoeve van de inrichting van het huis voor te schieten. Verdachte en [medeverdachte 3] zouden dit later terugbetalen. [14]
Verdachte heeft verklaard dat de afspraak was dat verdachte een deel van deze facturen voor reeds bestelde goederen op naam van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] zou laten overzetten. Nadien heeft verdachte ook andere bestelling voor de woninginrichting gedaan, waarvan de facturen op naam van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] kwamen te staan. De afspraak bevatte geen totaalbedrag dat op deze wijze geleend zou mogen worden. Evenmin is een rentepercentage afgesproken of enige afspraak gemaakt over (het tijdstip van) de afbetaling. Verdachte hield niet bij wat het totaalbedrag was dat hij leende. [15]
Uit het onderzoek is gebleken dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , uitgaande van wat verdachte heeft erkend te hebben ontvangen, ongeveer € 39.500,- voor hem heeft betaald. [16]
Hoewel zowel verdachte als [betrokkene 1] hebben aangegeven dat het enkel om het voorschieten van de bedragen ging, merkt de rechtbank deze betalingen aan als giften. Immers, het is onaannemelijk dat, indien het daadwerkelijk de bedoeling was dat zou worden terugbetaald, hierover geen enkele afspraak zou zijn gemaakt. Bovendien heeft verdachte aangegeven niet te hebben bijgehouden om hoeveel geld het ging. Daar komt bij dat met het opstellen van de hierna verder te bespreken brief van 29 januari 2010 en het daarmee beoogde doel, te weten het definitief opnemen van een aantal van die betalingen in de administratie van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , als zakelijke kosten, eerder wijst op de bedoeling om de door [bedrijf V.O.F. van betrokkene] betaalde bedragen weg te boeken, dan op het voornemen om deze terug te (laten) betalen.
Ook overigens overweegt de rechtbank dat zelfs indien van een lening sprake zou zijn, het uitlenen van geld, zeker zonder enige verplichtende voorwaarde en zonder enige renteverplichting, in ieder geval kan worden aangemerkt als het verlenen van een dienst.
Scooter
Met betrekking tot de scooter overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de stukken in het dossier leidt de rechtbank af dat deze scooter, ter waarde van € 1.749,-, door [bedrijf V.O.F. van betrokkene] in juli 2008 bij [bedrijf 7] is besteld en betaald. [17] Uit de gegevens van de RDW blijkt dat verdachte op 8 augustus 2008 eigenaar is geworden van deze scooter. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij de scooter van [betrokkene 1] / [bedrijf V.O.F. van betrokkene] heeft gekregen in ruil voor twee buitenboordmotoren en dat hij daarnaast ter compensatie [betrokkene 1] ook nog mee uit eten heeft genomen. [19] Uit een e-mailbericht van [betrokkene 1] aan verdachte blijkt daarover nog dat [betrokkene 1] aan verdachte heeft voorgesteld om nog een etentje op kosten van [verdachte] te doen: “doe maar een etentje dan staan we quitte”. [20]
Hoewel in dit e-mailbericht slechts melding wordt gemaakt van een etentje als compensatie en niet van de beweerdelijk al geruime tijd eerder door verdachte weggegeven buitenboordmotoren door verdachte aan [betrokkene 1] , kan de rechtbank niet uitsluiten dat beide partijen dit specifieke geval hebben ervaren als een ruil van goederen van ongeveer gelijke waarde. Derhalve kan niet geconcludeerd worden dat de scooter een gift aan verdachte was, maar wel dat hier sprake was van een dienstverlening aan verdachte, omdat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] als tussenpersoon fungeerde bij de aankoop van de scooter, [betrokkene 1] deze heeft besteld, en de rekening van de scooter op naam van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] is gezet en door [bedrijf V.O.F. van betrokkene] is betaald. Juist omdat levering van een scooter in het geheel niet behoorde tot de normale bedrijfsactiviteiten van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] beschouwt de rechtbank dit als een aan verdachte verleende dienst.
Maairobot en tuinmaterialen
Met betrekking tot de maairobot overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] een maairobot voor de moeder van [betrokkene 1] had gekocht en ook één voor zichzelf. Nadat verdachte op verzoek van [betrokkene 1] veel tijd had besteed aan het aan de gang krijgen van de maairobot van de moeder van [betrokkene 1] heeft [betrokkene 1] hem zijn maairobot gegeven. [21] Naar het oordeel van de rechtbank strookt deze verklaring niet met het gegeven dat de naam van [verdachte] reeds op de aangetroffen aankoopfactuur stond vermeld. Bovendien doet dit niet af aan het feit dat hij een maairobot van aanzienlijke waarde van [betrokkene 1] heeft gekregen.
Voorts is gebleken dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ook tuinmaterialen heeft betaald die door [bedrijf 1] bij de woning van verdachte zijn afgeleverd. [22]
Derhalve is bewezen dat [betrokkene 1] een maairobot en tuinmaterialen als gift aan verdachte heeft gegeven. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de gift tuinmeubilair. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte tuinmeubilair van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] heeft gekregen.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de gift “compressor”. In het dossier ontbreekt overtuigend bewijs dat deze aan verdachte is geleverd.
5.3.1.4 Verdachte wist of vermoedde redelijkerwijs dat de giften werden gedaan, teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten
[betrokkene 1] heeft verklaard dat hij de giften deed opdat hij zijn werk voor de gemeente wilde houden. [23] Hieruit kan geconcludeerd worden dat [betrokkene 1] de giften heeft gedaan om werk gegund te krijgen door de gemeente Den Haag aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] .
Aan het bestanddeel “wetende dat” is voldaan indien het doel van de giften verdachte duidelijk was. [24] Hieronder is ook het voorwaardelijk opzet begrepen. [25] Volgens vaste jurisprudentie is het niet in alle gevallen nodig vast te stellen welke concrete gedraging van de ambtenaar werd gevraagd in ruil voor de gift of dienst. Ook het aannemen van giften teneinde een relatie te doen ontstaan om aldus een voorkeursbehandeling te krijgen voor de verstrekker van de dienst of gift, valt onder de strafbepaling. [26]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist waarom [betrokkene 1] rekeningen voor hem wilde betalen, maar dat [betrokkene 1] vermoedelijk ‘zijn hart op de goede plek had zitten’. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat feitelijk sprake was van een blanco cheque van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] - een zakelijke relatie die hij relatief kort kende, die bovendien veel van zijn opdrachten van verdachte kreeg – het niet anders kan zijn dan dat verdachte telkens – minste genomen – redelijkerwijs vermoedde dat er nog een andere reden aan de betalingen van [betrokkene 1] ten grondslag lag dan zuiver en onbegrensd altruïsme. Een dergelijke mate van naïviteit acht de rechtbank niet aannemelijk van iemand met verdachtes opleiding en ervaring.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte giften en diensten heeft aangenomen van [betrokkene 1] / [bedrijf V.O.F. van betrokkene] terwijl hij redelijkerwijs vermoedde dat dit was om hem te bewegen om namens de gemeente Den Haag aan [betrokkene 1] / [bedrijf V.O.F. van betrokkene] werk te blijven toebedelen en zo [betrokkene 1] / [bedrijf V.O.F. van betrokkene] te begunstigen, waarbij verdachte zijn mogelijkheden en bevoegdheden zou aanwenden om [bedrijf V.O.F. van betrokkene] zulke opdrachten te laten (blijven) krijgen van de gemeente Den Haag.
Verdachte was – gelet op zijn functie bij de gemeente Den Haag – ook in staat om dit alles te bewerkstelligen voor [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] . Hoewel verdachte zelf geen tekeningsbevoegdheid had voor het geven van opdrachten namens de gemeente Den Haag, had hij feitelijk een zeer grote rol bij het verstrekken van orders. Zoals reeds eerder overwogen, was verdachte belast met het aanvragen van offertes bij externe bedrijven die hij geschikt achtte voor de betreffende werkzaamheden. Zijn macht werd nog versterkt door het gegeven dat regelmatig werkzaamheden werden uitgevoerd voordat een offerte was ingediend. In dergelijke gevallen werd immers de uiteindelijke uitbestedingsbeslissing wel degelijk door hem genomen. [27] Hoewel [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] ook opdrachten kreeg van collega’s van verdachte, neemt dit niet weg dat hij vele opdrachten van verdachte heeft gekregen, waarvan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] telkens kon vrezen dat deze een ander gegund zouden worden als hij niet zijn relatie met verdachte onderhield onder meer door hem de betreffende giften/diensten te verlenen.
5.3.1.5. het handelen al dan niet in strijd met zijn plicht
Voor het bestanddeel “in strijd met zijn plicht” uit artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht, is het voldoende indien de giften aan een ambtenaar zijn gedaan met het doel een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan of te onderhouden teneinde een voorkeursbehandeling te krijgen en de ambtenaar dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden. [28]
Uit hetgeen hiervoor onder 5.3.1.4 is overwogen vloeit voort dat verdachte heeft gehandeld in strijd met zijn plicht als ambtenaar. In dit verband wijst de rechtbank tevens op de handelwijze van verdachte met betrekking tot de brief van 29 januari 2010, waarin verdachte op verzoek van [betrokkene 1] op briefpapier van de gemeente Den Haag heeft aangegeven dat een hoeveelheid goederen en diensten waren geleverd aan de gemeente. Dit kennelijk met het doel om het privé-karakter van die uitgaven te verhullen, zodat deze uitgaven ten laste van de winst van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] konden worden geboekt. [29] Deze handelwijze is evident in strijd met de plicht van verdachte.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet aantonen dat verdachte anders dan om zakelijke redenen [betrokkene 1] heeft geholpen met het opstellen van offertes zodat verdachte van het onder v) ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
5.3.1.6 Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde, zoals hieronder weergegeven, wettig en overtuigend bewezen.
5.3.2
Dagvaarding I, ten aanzien van feit 1: Medeplegen van valselijk opmaken en gebruik maken/voorhanden hebben van geschriften
[betrokkene 1] heeft verklaard dat hij met verdachte de afspraak heeft gemaakt dat hij de aankopen voor het nieuwe huis van verdachte wilde betalen danwel voorschieten onder de voorwaarde dat de facturen op naam van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] werden gesteld. Op deze manier kon [betrokkene 1] de facturen zakelijk afboeken zodat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] financieel voordeel zou genieten, onder meer door de teruggaaf van de btw. [30]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat die afspraak inderdaad is gemaakt en dat alle ten laste gelegde geschriften vals zijn. [31]
In de tenlastelegging zijn onder A, B en C geschriften genoemd die op onderdelen nog afzonderlijk worden besproken. Deze geschriften zijn aangetroffen in de administratie van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] .
A.
Twee facturen van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ., adres: [adres] , waaruit blijkt dat het hier ging om een aankoop ter waarde van € 20.103. Uit de vermelding “aan u geleverde materialen” [32] , blijkt niet dat het ging om een stoomcabine en diverse badkamergoederen die door verdachte zijn besteld, ook bij hem zijn afgeleverd en die op zijn verzoek op naam van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] zijn gezet. [33]
B.
Twee facturen afkomstig van Asto Keukens en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , [adres] . Beide facturen tezamen leveren een bestelling ter waarde van € 3000 op, voor ledverlichting en keukenmeubelen, hetgeen uit de omschrijvingen "Aanbetaling diverse geleverde materialen 40% bij opdracht", en "diverse geleverde materialen", niet valt op te maken. [34]
Blijkens de verklaring van getuige Dekker was het verdachte die heeft gevraagd om de factuur op naam van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] te zetten en de goederen op de factuur te vermelden als “o.v.v. diverse geleverde materialen”. [35]
De rechtbank concludeert dat de bekennende verklaring van verdachte over de valsheid in geschrifte door deze stukken wordt onderbouwd, waar de producten op de facturen bewust niet nader gespecificeerd zijn maar algemeen omschreven als ‘aan u geleverde materialen’/‘diverse geleverde materialen’, kennelijk met het doel het karakter van de betreffende transacties te verhullen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met [betrokkene 1] deze facturen valselijk heeft laten opmaken door [bedrijf 2] .
Hiermee is tevens wettig en overtuigen bewezen dat verdachte het gebruikmaken van deze valse facturen heeft medegepleegd. Het is immers op grond van de uitdrukkelijke afspraak met [betrokkene 1] zo gegaan dat [betrokkene 1] verdachte wel wilde helpen, als dit “zakelijk” kon, ofwel als dit zodanig administratief kon worden geregeld dat [betrokkene 1] die kosten zou kunnen declareren via zijn bedrijf [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . Verdachte heeft met die regeling ingestemd en heeft zelf de leveranciers verzocht de vermelding op de facturen aan te passen en heeft dit proces met de brief van
29 januari 2010 verhuld. Hij is hiermee medeverantwoordelijk te houden voor deze declaraties.
C.
De brief, gedateerd 29 januari 2010, afkomstig van verdachte, in zijn hoedanigheid van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . Deze brief is hierboven in het kader van het handelen in strijd van verdachtes plicht als ambtenaar al aan de orde gesteld.
In de brief wordt gesteld dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] met betrekking tot een negental in de brief genoemde facturen, goederen heeft geleverd en diensten heeft verricht op diverse locaties in Den Haag. De brief is geprint op briefpapier van de gemeente Den Haag en door verdachte voorzien van zijn handtekening. [36]
Verdachte heeft verklaard dat deze brief vals is, aangezien de in die brief genoemde posten, met uitzondering van de factuur afkomstig van [bedrijf 3] ., geen betrekking hebben op door [bedrijf V.O.F. van betrokkene] aan de gemeente Den Haag geleverde goederen of diensten, terwijl dit wel zo staat vermeld in de brief. [37]
Verdachte heeft betoogd dat hij zich niet bewust was van het doel van de brief. De rechtbank acht dit evenwel volstrekt onaannemelijk. Verdachte werd door [betrokkene 1] gevraagd om op briefpapier van de gemeente iets te verklaren in zijn hoedanigheid als gemeenteambtenaar, waarvan hij wist dat het onjuist was, hetgeen [betrokkene 1] heeft toegegeven. [38] Dit teneinde te voldoen aan een afspraak die hij eerder had gemaakt met [betrokkene 1] om mee te werken aan het zakelijk kunnen afboeken van de facturen. Hij kan, gelet hierop, niet hebben gedacht dat het doel van de brief legitiem was.
Door het opstellen van de brief en deze aan [betrokkene 1] te verstrekken heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van het gebruik van valse documenten. Het verweer dat geen gebruik is gemaakt van de valse facturen en de brief omdat [betrokkene 1] het niet aan een derde heeft verstrekt, slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [betrokkene 1] met het verstrekken van de valse facturen aan zijn accountant onder begeleiding van de valse brief deze documenten wel degelijk aan een derde verstrekt, zoals bedoeld in artikel 225 Sr en zijn ze niet slechts opgenomen in zijn eigen administratie.
5.3.2.1 Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
5.3.3
Dagvaarding II, ten aanzien van feit 2: omkoping door [medeverdachte 1] / [medeverdachte 2]
5.3.3.1. Verdachte handelend als ambtenaar van de gemeente Den Haag
Verdachte was - zoals hiervoor onder 5.3.1.2 overwogen - in de ten laste gelegde periode, met uitzondering van de periodes van 15 april 2011 tot en met 5 augustus 2011 en van 5 juli 2012 tot 25 oktober 2012, werkzaam als ambtenaar bij de Gemeente Den Haag. [39]
5.3.3.2. Giften, beloften en diensten aangenomen of gevraagd
Verdachte en zijn vrouw [medeverdachte 3] hebben verklaard dat zij medio april 2009 via [medeverdachte 1] (verder [medeverdachte 1] ) een geldlening hebben afgesloten met [bedrijf (betrokkene)] te Dubai (verder [bedrijf (betrokkene)] ). De reden was dat zij in financiële problemen waren gekomen.
Deze geldlening betrof een bedrag van € 27.000,- , welk bedrag zij met een extra lening eind 2009 nog hebben opgehoogd met € 19.000,-, zodat de lening in totaal een bedrag van
€ 46.000,- beliep. Hiervoor hebben zij twee overeenkomsten van lening ondertekend, die bij hen thuis zijn aangetroffen. Zij hebben hiervan een bedrag van € 37.000,- in delen contant ontvangen en een bedrag van € 9.000,- via bancaire overschrijving. [40]
In de overeenkomsten wordt gesproken van een maandelijke aflossing, in casu van € 135,- resp. € 230,- per maand. De rechtbank constateert evenwel dat het bedrag dat in de overeenkomst de maandelijkse aflossing wordt genoemd feitelijk de maandelijkse
rentevan 6 procent op jaarbasis moet zijn. Er wordt aldus niet afgelost, maar alleen rente betaald.
Er zijn een aantal overboekingen van verdachtes bankrekening naar [bedrijf (betrokkene)] aangetroffen.
In de periode van juli 2009 tot en met december 2009 is viermaal een bedrag van € 135,- aan [bedrijf (betrokkene)] overgemaakt, die kunnen overeenkomen met de in overeenkomst genoemde maandelijkse aflossing. Op 2 december 2009 wordt een bedrag van € 405,- overgemaakt, wat een aflossing van drie termijnen kan zijn.
Op 23 juli 2009 wordt ook een bedrag van € 230,- aan [bedrijf (betrokkene)] overgemaakt, hetgeen overeen kan komen met de in de overeenkomst bepaalde maandelijkse aflossing. Verder worden in de periode van maart 2010 tot en met 2 januari 2011 nog driemaal een bedrag van € 460,- overgemaakt, wat elk een aflossing van twee termijnen kan zijn.
De rechtbank acht het, gelet op deze betalingen vanaf de bankrekening van verdachte aannemelijk geworden dat de tweede overeenkomst van geldlening een ophoging is van de eerste, zoals verdachte heeft verklaard, en dat daarmee is onderbouwd dat in totaal een bedrag van € 46.000,- door verdachte en [medeverdachte 3] is ontvangen/geleend. Verder bevindt zich in het dossier een brief van [bedrijf (betrokkene)] van 6 januari 2011 waaruit blijkt dat een bedrag van € 5.000,- is gestort en dat de restschuld nog € 41.000,- bedraagt, hetgeen correspondeert met de nadien maandelijks overgemaakte betalingen van € 205,- (= 6% van 41.000,- per maand).
Over deze overeenkomsten is verder het volgende gebleken.
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem reeds bij het tekenen van de leningsovereenkomst had aangegeven dat hij zich niet druk moest maken over de bepaling dat binnen een jaar moest worden terugbetaald. Ook is uit zijn verklaring gebleken dat een deel van het aanvankelijk geleende bedrag van € 27.000 al in contanten aan hem is uitgekeerd vóórdat de overeenkomst was getekend. Hij heeft geen kwitantie getekend voor ontvangst van het geld en ook heeft hij verklaard dat hij er na de ophoging niet over heeft nagedacht om de oude overeenkomst van geldlening te laten vervallen. Alles rondom de geldlening zou gebeurd zijn op basis van vertrouwen. Verdachte wist evenwel niet precies wat de betrokkenheid van [medeverdachte 1] was bij [bedrijf (betrokkene)] , maar vermoedde wel dat er nog een ander bij betrokken was, omdat [medeverdachte 1] telkens met een ander moest overleggen. Verder heeft verdachte verklaard dat de lening niet is afgelost en dat hij nooit meer iets van [medeverdachte 1] dan wel [bedrijf (betrokkene)] heeft vernomen over deze geldlening. [41]
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] eigenaar is van [bedrijf (betrokkene)] te Dubai, een bedrijf dat zich bezighoudt met ‘financial investments, investing in real estate, trading’. [42]
Gelet op de aangetroffen stukken, de verklaringen en de min of meer maandelijkse betalingen van verdachte aan [bedrijf (betrokkene)] , gaat de rechtbank uit van het bestaan van een geldlening van [bedrijf (betrokkene)] aan verdachte, hoe ongebruikelijk de daarbij behorende voorwaarden en de feitelijke verstrekking van de gelden ook waren. Kennelijk werd er van de kant van [bedrijf (betrokkene)] nauwelijks nakoming van de voorwaarden verwacht. Lenen tegen dergelijke coulante voorwaarden moet worden beschouwd als een dienst, en de rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [medeverdachte 1] verdachte een forse dienst heeft bewezen door voor hem onder die voorwaarden een lening te regelen.
De rechtbank acht onvoldoende aanknopingspunten aanwezig voor het bewijs dat ook de eerste lening van € 27.000,- al verband hield met mogelijke omkoping, alleen al omdat omstreeks april 2009 het Schildersbedrijf [medeverdachte 2] voor wie [medeverdachte 1] richting de gemeente in de periode hierna optrad, zoals hieronder zal worden besproken, nog geen werkzaamheden verrichtte voor de gemeente.
Dit is anders voor de ophoging van de geldlening met € 19.000,- in december 2009/januari 2010, omdat dit kort volgt op contacten tussen verdachte en [medeverdachte 1] in augustus 2009, over werkzaamheden die Rinus (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) mogelijk op korte termijn al voor de gemeente Den Haag zou kunnen uitvoeren.
Bewezen acht de rechtbank dan ook het verstrekken van een dienst in de vorm van een geldlening (tenlastegelegd onder a) ter hoogte van € 19.000,-. Nu dit bedrag het in de tenlastelegging onder b omschreven bedrag van € 10.000 omvat, alsmede het gestorte bedrag van € 9000,- in de tenlastelegging omschreven onder d, zal de rechtbank van de onderdelen b en d vrijspreken. Dat geldt eveneens voor het onder c gemaakte verwijt, nu de Audi TT blijkt te zijn aangeschaft met het contant uitgekeerde deel van de € 19.000,-.
Verder bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op 11 mei 2010 een bedrag van € 1.050,- van [medeverdachte 2] heeft ontvangen, zodat verdachte eveneens van het onder e) ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Tenslotte hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat zij twee weken lang voor een vakantie met het gezin in Port Zélande kosteloos de boot van [medeverdachte 1] hebben gebruikt. [43] Uit de verklaringen van [getuige 4] en een tapgesprek en sms-bericht tussen verdachte en [medeverdachte 1] maakt de rechtbank op dat dit in 2010 moet zijn geweest. [44]
Ook op dit onderdeel concludeert de rechtbank, dat [medeverdachte 1] hiermee aan verdachte een dienst heeft verleend.
5.3.3.3. Verdachte wist of vermoedde redelijkerwijs dat de giften werden gedaan, teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten
Verdachte is via zijn vriend [medeverdachte 1] in contact gekomen met [medeverdachte 2] en diens Schilderbedrijf [medeverdachte 2] . [45] [medeverdachte 2] was een goede vriend van [medeverdachte 1] . De echtgenote van [medeverdachte 1] , [getuige 1] , zorgde voor de administratie van dat schildersbedrijf. [medeverdachte 2] zat om werk verlegen en [medeverdachte 1] heeft aan verdachte gevraagd of hij nog werk had aan te besteden. [46] [medeverdachte 1] - naar eigen verklaring - hielp Van der Marel met het opstellen van offertes en stond hem bij in verschillende werkzaamheden. Dit deed hij al jaren. [47] Verder verklaren verschillende getuigen dat [medeverdachte 2] gezondheidsproblemen had en daarom zelf weinig uitvoerend werk deed voor het bedrijf.
Op 26 augustus 2009 hadden verdachte en [medeverdachte 1] een telefoongesprek over [medeverdachte 2] [48] Uit dit gesprek kan worden opgemaakt dat verdachte op dat moment bezig was [medeverdachte 2] bij de gemeente te introduceren, zodat hij hem vervolgens opdrachten kon toespelen. Verdachte vroeg aan [medeverdachte 1] of hij de opdrachten rechtstreeks met [medeverdachte 2] moest bespreken of dat hij dit via [medeverdachte 1] moest doen. Hierop antwoordde [medeverdachte 1] dat het via hem moest gaan, omdat hij de facturen van Van der Marel maakte en hem begeleidde. Vervolgens wordt gehoord dat verdachte zei dat dat prima is, maar dat als ze elkaar tegen komen ze dan geen vrienden zijn en dat wanneer zij niet alleen zijn, zij zich netjes aan elkaar voorstellen. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte - in ieder geval vanaf toen - wist dat [medeverdachte 1] enig belang had bij/in Schildersbedrijf [medeverdachte 2] Ook maakt de rechtbank uit de instructie de vriendschap te verhullen op dat verdachte zich bewust was van de mogelijke ontoelaatbaarheid van zijn handelen. Het verweer dat het gebruikelijk was om elkaar bij zakelijke ontmoetingen met de achternaam aan te spreken en die instructie dus niets te betekenen had, acht de rechtbank niet overtuigend. Verdachte wil het immers doen voorkomen of ze elkaar in het geheel niet kennen.
In de periode van 15 september 2009 tot en met 23 maart 2011 zijn vanuit de gemeente Den Haag via verdachte 13 werken aan Schildersbedrijf [medeverdachte 2] gegund voor een totaalbedrag van € 153.473,--. [49] Verdachte heeft, op advies van [medeverdachte 1] , zijn leidinggevende niet verteld dat hij opdrachten aan Schildersbedrijf [medeverdachte 2] gunde op aanwijzen van [medeverdachte 1] . [50] Verder is nog gebleken dat [medeverdachte 1] ten aanzien van enkele opdrachten bijna
€ 50.000,- aan commissiekosten aan Van der Marel heeft gefactureerd. [51]
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] de kennelijke bedoeling had om met het geven van giften of het verlenen van diensten een voorkeursrelatie te bewerkstelligen en dat verdachte zijn mogelijkheden en bevoegdheden zou aanwenden om Schildersbedrijf [medeverdachte 2] opdrachten te laten verkrijgen van de gemeente Den Haag en dat verdachte dit wist. Mogelijk wist verdachte van die bedoeling van [medeverdachte 1] nog niet ten tijde van de eerste lening bij [bedrijf (betrokkene)] in april 2009, en had verdachte toen ook zelf nog niet de bedoeling om [medeverdachte 1] / [medeverdachte 2] te begunstigen, maar vanaf het moment van de ophoging van deze lening in december 2009/januari 2010 en daarna moest hij - minst genomen - vermoeden dat dit de bedoeling was van [medeverdachte 1] en acht de rechtbank bewezen dat het ook zijn bedoeling was om [medeverdachte 1] / [medeverdachte 2] te begunstigen.
Verdachte was – zoals hiervoor reeds overwogen in het kader van de omkoping door [bedrijf V.O.F. van betrokkene] / [betrokkene 1] – ook in staat om dit alles te bewerkstelligen voor Schildersbedrijf [medeverdachte 2]
5.3.3.4. het handelen al dan niet in strijd met zijn plicht
Voor het bestanddeel “ handelen in strijd met zijn plicht” uit artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht, is het voldoende indien de giften aan een ambtenaar zijn gedaan met het doel een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan of te onderhouden teneinde een voorkeursbehandeling te krijgen en de ambtenaar dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden. [52]
Uit de bovenstaande vaststelling van de rechtbank dat verdachte diensten van aanmerkelijke financiële waarde van [medeverdachte 1] heeft geaccepteerd in ruil voor de gunning van opdrachten, staat ook vast dat verdachte heeft gehandeld in strijd met zijn plicht als ambtenaar. In dit verband wijst de rechtbank tevens op de wijze, waarop verdachte contact hield met [medeverdachte 1] .
In november 2010 hadden verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact over twee offertes ten behoeve van [gemaal] en [bedrijf 16] . Verdachte zei in een telefoongesprek met [medeverdachte 2] ‘het maakt mij geen reet uit maar als ze gaan kijken [bedrijf 16] heb je voor 62 half, 62,7 zoveel gedaan en hier zit je aan de 6850 en in principe is het de helft van de oppervlakte’. Vervolgens zei verdachte ‘ik zet er wel bij dat je er ook een paar gipsplaten in hebt gezet, dat zet ik er zelf wel bij’. [53] Daarna stuurde [medeverdachte 1] een aangepast versie naar verdachte, waarin vermeld staat ‘Het verwijderen en vervangen van twee plafond platen i.v.m. waterschade’. [54] De definitieve offerte van Schildersbedrijf [medeverdachte 2] is bij de gemeente Den Haag aangetroffen. Hierin staat vermeld ‘Het verwijderen en vervangen van twee plafond platen i.v.m. waterschade’. [55] Blijkens inspectie van [gemaal] zijn de plafondplaten niet vervangen. [56]
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte opmerkt dat de offerte voor [gemaal] hoger is dan de offerte voor gemaal [bedrijf 16] , terwijl [gemaal] de helft minder oppervlakte heeft. Doordat dit bij controle zou opvallen, heeft verdachte in de offerte opgenomen dat de plafondplaten zijn vervangen, terwijl dat niet het geval is. Verdachte heeft aldus in strijd met zijn plicht informatie verschaft aan [medeverdachte 1] en Van der Marel voor het indienen van een opgehoogde offerte.
Verder was verdachte in maart 2011 betrokken bij een aanbesteding voor het schilderen van zeecontainers. Twee bedrijven, te weten [bedrijf 4] en [bedrijf 5] , hadden hiervoor bij de gemeente Den Haag al offertes ingediend. In een telefoongesprek zei [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] dat de klus aan hen gegund wordt en dat verdachte later zou langskomen met een offerte. [57] Verdachte had de offertes van die twee bedrijven per e-mail doorgestuurd naar [medeverdachte 1] en hem geadviseerd hoe hij zijn eigen offerte, de rechtbank begrijpt voor Schildersbedrijf [medeverdachte 2] , moest opstellen. [58] [medeverdachte 2] krijgt de uiteindelijk aanbesteding niet, waarna verdachte in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 1] zei dat hij nog wel meer leuke dingen heeft en het goed komt. [59] Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad toen een offerte aan [medeverdachte 1] heeft verstrekt. [60]
De rechtbank concludeert dat verdachte Schildersbedrijf [medeverdachte 2] wilde begunstigen en een voorkeurspositie wilde geven door concurrentiegevoelige informatie aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] door te geven ten behoeve van het opstellen van een gunstige offerte. De verklaring van verdachte dat hij de offerte slechts heeft verstrekt teneinde een voorbeeld te geven van hoe een dergelijke offerte moet worden opgesteld acht de rechtbank onaannemelijk. Niet valt in te zien waarom verdachte niet een geheel andere, niet aan dat werk gerelateerde offerte als voorbeeld had kunnen geven, zodat hij de concurrenten niet overduidelijk benadeelde. Ook heeft verdachte aan [medeverdachte 1] toegezegd dat er weer toekomstig werk zal zijn. Verdachte heeft hiermee gehandeld in strijd met zijn plicht.
Zoals hierboven aangegeven, wenste verdachte dat zijn contact met [medeverdachte 1] / [medeverdachte 2] als zijn vriend of kennis niet naar buiten kwam. Zo zei verdachte tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat, als er anderen bij zijn, zij zich netjes moeten voorstellen of dat zij elkaar niet kennen en bij een andere gelegenheid heeft verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd het gesprek snel af te ronden, omdat verdachtes collega aan kwam lopen, die het gesprek kennelijk niet mocht horen. [61]
De rechtbank concludeert dat verdachte door de privérelatie met [medeverdachte 1] / [medeverdachte 2] niet te melden bij zijn leidinggevende, zoals hijzelf heeft bevestigd, [62] en toch in zijn functie als ambtenaar zaken met hen te doen, ook op zichzelf al heeft gehandeld in strijd met zijn plicht. Maar zijn handelen ging verder dan dat, zoals blijkt uit voornoemde communicatie rondom de opdrachten met betrekking tot het gemaal de Bras en de zeecontainers, waarbij sprake is geweest van manipulatie van facturen en toespelen van concurrentiegevoelige informatie.
5.3.3.5. Conclusie
De vorenstaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beziende, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] door het doen van giften en het verlenen van diensten een voorkeurspositie voor Schildersbedrijf [medeverdachte 2] wilde bewerkstelligen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat onvoldoende is komen vaststaan dat verdachte anders dan om zakelijke redenen prestatieverklaringen heeft afgegeven of meerwerk heeft goedgekeurd, zodat verdachte van het onder vi) en vii) ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat het in dat kader door de verdediging gedane voorwaardelijk verzoek tot nader boekenonderzoek wordt afgewezen, vanwege gebrek aan noodzaak.
5.3.4
Dagvaarding II, ten aanzien van feit 1: medeplegen van (gewoonte)witwassen
Niet ter discussie heeft gestaan, en in het kader van het bewijs van het aannemen van diensten al hierboven besproken onder 5.3.3.2, dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 3] via [medeverdachte 1] een geldbedrag van € 46.000,- hebben ontvangen van [bedrijf (betrokkene)] te Dubai. Hiervan is een geldbedrag van € 37.000,- in delen contant verstrekt en het overige direct gestort op de gezamenlijke bankrekening van verdachte en [medeverdachte 3] .
5.3.4.1. Afkomstig van enig misdrijf
[getuige 1] , de echtgenote van [medeverdachte 1] , heeft op 26 april 2011 bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] jarenlang in de wiethandel heeft gezeten en daar veel geld mee heeft verdiend. Ook zou hij in 2008/2009 nog een wiethok hebben gehad met [medeverdachte 2] Op 25 januari 2008 is zijzelf op Schiphol gefouilleerd terwijl zij € 100.000,- aan contanten bij zich droeg. [medeverdachte 1] had dit aan haar gegeven en gezegd dat zij moest verklaren dat het geld nodig was om boten te kopen in Turkije. Zij wist dat [medeverdachte 1] grote bedragen aan contant geld stortte op Turkse bankrekeningen.
Verder werd [getuige 1] gedurende het verhoor geconfronteerd met onderzoeksbevindingen van het onderzoek Goudhaantje. Daaruit bleek dat in de periode van mei 2006 tot en met juli 2009 contante geldbedragen van in totaal meer dan € 3,4 miljoen zijn gestort op Turkse bankrekeningen ten name van onder andere [medeverdachte 1] . Hiervan is een bedrag van in totaal
€ 330.000,- overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf (betrokkene)] . Niet is gebleken van voldoende legale inkomsten van [medeverdachte 1] die de contante stortingen zouden kunnen verklaren en [getuige 1] kon desgevraagd die verklaring ook niet geven. [63]
De rechtbank acht de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar, omdat zij in dit verhoor niet alleen [medeverdachte 1] maar ook zichzelf belast. Verder wordt haar verklaring ondersteund door [getuige 4] die verklaart dat [medeverdachte 1] hem heeft verteld dat hij geld verdiende in de drugshandel dat naar een bedrijf in Turkije ging en dat geld vervolgens gebruikte via een investeringsmaatschappij in Dubai. [64] De rechtbank acht het buitengewoon onaannemelijk dat het hier om een andere investeringsmaatschappij zou gaan dan om [bedrijf (betrokkene)] .
Dat [medeverdachte 1] zich bezighield met handel in verdovende middelen wordt verder aangetoond door het veroordelend vonnis van 31 juli 2012 van de rechtbank Rotterdam terzake meerdere Opiumwetfeiten, waarbij hem een gevangenisstraf van 5 jaar is opgelegd.
Nu [medeverdachte 1] beschikte over grote (contante) geldbedragen, niet gebleken is van voldoende legale inkomsten en [medeverdachte 1] zich in de drugswereld heeft bevonden, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het door [medeverdachte 1] / [bedrijf (betrokkene)] verstrekte geld afkomstig is van enig misdrijf. Deze conclusie past ook bij het kennelijke gemak waarmee [medeverdachte 1] dat geld uitleent.
5.3.4.2 Verwerven, voorhanden hebben, overdragen en omzetten
Verdachten hebben € 46.000,- van voornoemde criminele gelden verworven en voorhanden gehad. Hiervan is € 9.000,- gestort op de bankrekening van verdachten en het overige is op verschillende momenten contant ontvangen en vervolgens ook op de bankrekening gestort, uitgegeven aan een Audi TT danwel opgegaan aan niet langer te specificeren (dagelijkse) uitgaven. De rechtbank zal zich bij de bewezenverklaring beperken tot het ingeleende geld, om een mogelijke dubbeltelling te voorkomen.
5.3.4.3. Wetenschap of redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld afkomstig is van misdrijf
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn vrouw [medeverdachte 3] in het kader van de geldleningen via [medeverdachte 1] grote sommen contant geld hebben ontvangen, waaronder een deel in kleine coupures, welke geldbedragen, ook vóór de ondertekening van een schriftelijke overeenkomst van lening, door [medeverdachte 1] bij hen thuis zijn afgegeven zonder dat hiervoor een kwitantie behoefte te worden getekend. Die omstandigheden zouden verdachte al redelijkerwijs hebben moeten doen vermoeden dat dit geld geen legale herkomst had. Maar ook de volgende omstandigheden hadden aanleiding moeten geven tot vereiste voorzichtigheid over de herkomst van dit geld. Kennelijk hoefde hij zich niet druk te maken over de terugbetaling, en is van het bestaan van een onderpand voor de lening niet gebleken. Toen verdachte en [medeverdachte 3] op enig moment zijn gestopt met het betalen van rente en de lening - op € 5000 na – dus niet is afbetaald, heeft dat geen enkele consequentie gehad en tenslotte hebben ze van [medeverdachte 1] / [bedrijf (betrokkene)] hierover kennelijk nooit meer iets vernomen.
Verdachte heeft ter zitting meer dan eens verklaard dat het hem niets kon schelen waar het geld van [medeverdachte 1] vandaan kwam, als hij zijn centen maar kreeg. [65] Met deze opstelling en in onderlinge samenhang bezien met de hiervoor besproken omstandigheden, hebben verdachte en [medeverdachte 3] evident willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de ontvangen gelden afkomstig waren uit enig misdrijf. Tegen die achtergrond hecht de rechtbank dan ook weinig waarde aan de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 3] dat zij dachten dat [medeverdachte 1] hen als vriend wel wilde helpen en dat zij hem vertrouwden toen hij hen zou hebben verteld dat hij dit geld had verkregen uit de verkoop van een metaal bedrijf. Teminder nu dit niet strookt met hun verklaring dat zij niet wisten wat de betrokkenheid was van [medeverdachte 1] bij [bedrijf (betrokkene)] en dus niet zouden hebben geweten dat dit feitelijk zijn geld was.
5.3.4.4. Medeplegen
Tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking zodat beide echtgenoten kunnen worden aangemerkt als medepleger. Beiden waren blijkens eigen verklaringen volledig op de hoogte van de (contante) geldbedragen die via [medeverdachte 1] binnenkwamen, de voorwaarden die waren gesteld aan de lening, en beiden hebben de lening getekend en hiervan geprofiteerd. Contante stortingen zijn door beiden gedaan en dat verdachte bijvoorbeeld met een deel van dit geld een Audi TT ging aanschaffen was ook medeverdachte [medeverdachte 3] bekend.
Verdachte heeft zich aldus tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] schuldig gemaakt aan witwassen van geld met criminele herkomst.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de frequentie van de witwashandelingen, niet bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Verdachte zal van dat onderdeel worden vrijgesproken.
5.4
De bewezenverklaring
De volledige tekst van de bewezenverklaring is opgenomen in de bijlage van dit vonnis en maakt daarvan deel uit.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben en gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2, én dagvaarding II, feit 2:
als ambtenaar een gift, belofte of dienst aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en tot een geldboete van € 15.000,-. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de ontzetting uit het recht om een ambt te bekleden in rijks-, provinciaal of gemeentelijk verband, dan wel enige andere organisatie met overheidsstatus voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de mate waarin hij reeds is gestraft door de aandacht die in de media aan zijn zaak is gegeven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte is in de privésfeer verplichtingen aangegaan die, naar hij stelt, zijn financiële draagkracht te boven gingen. Om die problemen op te lossen heeft hij als ambtenaar van de gemeente Den Haag diverse giften en diensten aangenomen van [betrokkene 1] , van de firma [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , een bedrijf in groenvoorzieningen dat regelmatig opdrachten uitvoerde voor de gemeente die mede door verdachte werden gegund.
Ook heeft verdachte valsheid in geschrifte gepleegd door een valse brief op te stellen op briefpapier van de gemeente Den Haag en deze aan diezelfde [betrokkene 1] van de firma [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ter hand te stellen, zodat deze de betreffende brief aan zijn accountant kon overhandigen. Met deze brief werd het privé-karakter verhuld van verschillende facturen ten behoeve van anderen dan de gemeente Den Haag, onder wie ook verdachte.
Naast deze feiten heeft verdachte opdrachten verstrekt aan het Schildersbedrijf [medeverdachte 2] dat materieel werd bestuurd door [medeverdachte 1] die direct betrokken was bij het verstrekken van forse contante geldbedragen/geldleningen aan verdachte. Daarnaast heeft hij dit schildersbedrijf voorzien van concurrentiegevoelige informatie en zich op ontoelaatbare wijze bemoeid met het opstellen van facturen.
Door zo te handelen heeft verdachte gehandeld in strijd met de bij zijn aanstelling afgelegde belofte en heeft hij zo het in hem gestelde vertrouwen beschaamd en zijn positie misbruikt voor persoonlijk voordeel. Daardoor is het vertrouwen dat de burger in het overheidsapparaat moet kunnen stellen geschaad en is de waardigheid van de overheid aangetast. De burger moet er op kunnen vertrouwen dat beslissingen van de overheid op objectieve gronden worden genomen. Daarnaast moet de overheid kunnen vertrouwen op de loyaliteit, betrouwbaarheid en onkreukbaarheid van de eigen ambtenaren in alle geledingen. Voor dit handelen van verdachte kan geen enkel begrip worden opgebracht.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van ruim 45.000 euro. Hierdoor heeft verdachte meegewerkt aan het onttrekken aan het zicht van justitie en de fiscus van directe of indirecte opbrengsten van misdrijf. Dat levert een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel op. Het is zonneklaar dat door personen als verdachte, die criminele gelden een (schijnbaar) legale herkomst verschaffen, het genereren van illegale winsten uit criminele activiteiten in stand wordt gehouden en bevorderd.
De rechtbank heeft het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 3 maart 2015 gezien, waaruit blijkt dat verdachte geen strafblad heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank zou, gelet op het handelen van verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden zijn. Echter, in het lange tijdsverloop tussen de huiszoeking bij verdachte in 2011 en de uitspraak van heden, en het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft, ziet de rechtbank aanleiding daarvan af te zien en zal zij aan verdachte in plaats daarvan een taakstraf en een geldboete opleggen. Nu de bewezenverklaarde feiten ambtsmisdrijven opleveren acht de rechtbank het passend en geboden - conform de eis van de officier van justitie - dat aan verdachte voor een periode van twee jaar het recht wordt ontzegd om een ambt te bekleden in rijks- provinciaal of gemeentelijk verband, dan wel enige andere organisatie met overheidsstatus.
De verklaringen van verdachte, die ter terechtzitting bij herhaling en met nadruk heeft gesteld dat hij nog steeds niet inziet wat hij verkeerd heeft gedaan, én dat het hem niets uitmaakte hoe hij aan zijn geld kwam, baren de rechtbank zorgen. Daarom acht de rechtbank een stok achter de deur in de vorm van een fors voorwaardelijk deel van de geldboete en een langdurige proeftijd nog noodzakelijk.

9.De vordering van de benadeelde partij

De gemeente Den Haag heeft zich in de zaak met parketnummer 09/766046-14 (Goudhaantje) als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding van
€ 59.235,12.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de gestelde schade en het causaal verband met de bewezenverklaarde feiten onvoldoende is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is het hoogst waarschijnlijk dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen. Een aanhouding van deze zaak, teneinde de benadeelde partij hiertoe in de gelegenheid te stellen zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 28, 29, 47, 57, 225, 363 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/775075-12 onder 1. en 2. en de bij dagvaarding II met parketnummer 09/766046-14 onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben en gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2 en dagvaarding II, feit 2:
als ambtenaar een gift, belofte of dienst aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een geldboete van
€ 50.000,- (VIJFTIGDUIZEND EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van
285 (tweehonderdvijfentachtig) dagen;
bepaalt dat een
gedeelte van die geldboete, groot € 35.000,-(vijfendertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 210 (tweehonderdtien) dagen,
niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op
5 (vijf) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
legt als bijkomende straf op:
de ontzetting van het recht om een ambt te bekleden in rijks-, provinciaal of gemeentelijk verband, dan wel enige andere organisatie met overheidsstatus voor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.N. Pabbruwe, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker, rechter,
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. Huliselan, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2015.
BIJLAGE DAGVAARDING I, MET PARKETNUMMER 09/755075-12
1.
VALSHEID IN GESCHRIFT ONDERZOEK TOOWOOMBA
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 29 januari 2010 te Vlaardingen en/of 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of Monster en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) een of meer facturen en/of een brief, te weten
A.
i. een factuur met nummer 801254 en/of ii. een factuur met nummer 20080666, beide gedateerd 24 december 2008 en afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] .F. (bladzijde 994 en 995)
en/of
B.
i. een factuur met nummer 10090143, gedateerd 10 februari 2009 en/of ii. Een factuur met nummer 20090238, gedateerd 25 februari 2009, beide afkomstig van [bedrijf 6] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 667 en 668)
en/of
C. een brief, gedateerd 29 januari 2010, afkomstig van hem, verdachte, in zijn hoedanigheid van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 933-934)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid
op de onder A. en/of B. genoemde factu(u)r(en) door de vermelding en/of de adressering [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [adres] voorgedaan dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ., gevestigd op het [adres] afneemster was van de geleverde goederen en/of verrichte diensten, terwijl in werkelijkheid de leveringen plaatsvonden en/of diensten verricht was/werden op/aan het adres/woning [adres] en/of verdachte de afnemer van de/het geleverde goed(eren) en/of de verrichte dient(en) betrof en/of
- op/in de onder A i. genoemde factuur opgenomen en/of vermeld "Aan u geleverde materialen" en/of "diverse geleverde materialen" en/of op/in de onder A ii. genoemde factuur opgenomen en/of vermeld "aan u geleverde materialen", terwijl in werkelijkheid genoemde factu(u)r(en) betrekking had(den) op een stoomcabine en/of badkamergoederen (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en/of
- op/in de onder B i. genoemde factuur opgenomen en/of vermeld "Aanbetaling diverse geleverde materialen 40% bij opdracht" en/of op/in de onder B ii. genoemde factuur opgenomen en/of vermeld "diverse geleverde materialen", terwijl in werkelijkheid genoemde factu(u)r(en) betrekking had(den) op keukenmeubelen en LED-verlichting voor een keuken (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en/of
- in de onder C genoemde brief opgenomen en/of vermeld dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . de in die brief in een negental facturen vermelde goederen en/of diensten heeft geleverd en/of verricht op diverse locaties in Den Haag, en die brief voorzien van zijn, verdachtes, handtekening ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift, terwijl [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . de in de brief in die facturen vermelde goederen en/of diensten niet voor de gemeente Den Haag heeft geleverd en/of verricht,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 april 2008 tot en met 16 augustus 2011 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of Monster en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een brief en/of een of meer valse en/of vervalste facturen, te weten
A.
een brief, gedateerd 29 januari 2010, afkomstig van hem, verdachte, in zijn hoedanigheid van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag, gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 933-934) en/of
B.
een factuur met nummer 525670, afkomstig van [bedrijf 8] gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 926) en/of
een factuur met nummer 20080068, afkomstig van [benadeelde] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 807) en/of
een factuur met nummer 200704447, afkomstig van [bedrijf 3] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] bladzijde 675) en/of
een factuur met nummer NW 150720082, afkomstig van [bedrijf 7] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 1009) en/of
a. een factuur met nummer 801254 en/of b. een factuur met nummer 20080666, beide afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 994 en 995) en/of
a. een factuur met nummer 10090143 en/of b. een factuur met nummer 20090238, beide afkomstig van [bedrijf 6] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 667 en 668) en/of
een factuur met nummer 44327, afkomstig van [bedrijf 9] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 665) en/of
een factuur met nummer 20080033, afkomstig van [bedrijf 10] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] f. (bladzijde 800) en/of
een factuur met nummer 863.292, afkomstig van [bedrijf 11] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 801)
een factuur met nummer 20083392, afkomstig van [bedrijf 12] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 817) en/of
een factuur met nummer 113542, afkomstig van [bedrijf 13] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 802) en/of
een factuur met nummer 3847, afkomstig van [bedrijf 14] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 799)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die facturen en/of die brief (telkens) echt en onvervalst en/of
(telkens) opzettelijk een of meer valse en/of vervalste facturen en/of een brief - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - voorhanden heeft gehad, terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die factu(u)r(en) en/of die brief bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat (een of meer van) die geschriften door verdachte en/of zijn mededader(s) is/zijn verstrekt aan de accountant van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] .
en/of bestaande dat voorhanden hebben hierin dat (een of meer van) die geschriften door verdachte en/of zijn mededader(s) is/zijn opgenomen in de (eigen) administratie en/of ontvangen via e-mail op het privé en/of zakelijk emailadres
en bestaande die valsheid onder ad A.) genoemd hierin - zakelijk weergegeven - dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . de in de brief in die facturen vermelde goederen en/of diensten niet voor de gemeente Den Haag heeft geleverd en/of verricht en/of
bestaande die valsheid onder ad B.) genoemd hierin - zakelijk weergegeven - dat telkens valselijk in strijd met de waarheid op die facturen door de vermelding en/of de adressering [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [adres] werd voorgedaan dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] gevestigd op het [adres] afneemster was van de geleverde goederen en/of verrichte diensten, terwijl in werkelijkheid de leveringen plaatsvonden en/of diensten verricht was/werden op/aan de adres(sen)/woning(en)
[adres] en/of
[adres] en/of
[adres] en/of
[adres] en/of
[adres] en/of
[betrokkene 1] (2. en/of 8.) en/of
verdachte (1. en/of 3. en/of 4. en/of 5. en/of 6. en/of 7) en/of
[medeverdachte 4] (9. en/of 10. en/of 11. en/of 12.)
de afne(e)m(st)er(s) van de/het geleverde goed(eren) en/of de verrichte dient(en) betrof(fen), en
  • op/in de onder 5a. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "Aan u geleverde materialen" en/of "diverse geleverde materialen" en/of op/in de onder 5b. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "aan u geleverde materialen", terwijl in werkelijkheid genoemde factu(u)r(en) betrekking
  • had(den) op een stoomcabine en/of badkamergoederen (voor verdachte en/of de woning [adres] en/of
- op/in de onder 6a. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "Aanbetaling diverse geleverde materialen 40% bij opdracht" en/of op/in de onder 6b. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "diverse geleverde materialen", terwijl in werkelijkheid genoemde factu(u)r(en) betrekking had(den) op keukenmeubelen en LED-verlichting voor een keuken (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en/of
- op/in de onder 7. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "Geleverd diverse apparatuur", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een kachel (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en/of - op/in de onder 8. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "Het uitvoeren van werkzaamheden aan de electrische installatie", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op werkzaamheden aan een zeilboot (van medeverdachte [betrokkene 1] ) en/of
- op/in de onder 9. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "Levering en montage interieur project Finnenburg", terwijl in werkelijkheid genoemdefactuur betrekking had op twee boekenkasten (voor medeverdachte [medeverdachte 4] en/of de woning [adres] )
- op/in de onder 10. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "Diverse geleverde materialen", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een kleurentelevisie (voor medeverdachte [betrokkene 1] ) en/of
- op/in de onder 11. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "Geleverde meubels op diverse locaties in Leidschenveen", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een bankstel (voor medeverdachte [medeverdachte 4] en/of de woning [adres] ) en/of
- op/in de onder 12. genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "E.e.a. conform dossier 5994/2767" en/of "Laatste termijn 60% van aanneemsom", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een schuifpui en/of sunscreens (voor medeverdachte [medeverdachte 4] en/of de [adres] ).
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
OMKOPING ONDERZOEK TOOWOOMBA
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 oktober 2009 te 's-Gravenhage en/of Schiedam en/of Monster elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als ambtenaar (in de functie van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag),
(een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten
een stoomcabine en/of badkamergoederen en/of
een barkist "Nairobi" en/of
keukenmeubelen en/of LED-verlichting en/of
een scooter en/of
en maairobot en/of tuinmaterialen en/of tuinmeubilair en/of
een kachel en/of
een domoticaset en/of
een compressor
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, verleend en/of aangeboden en/of gedaan door [betrokkene 1] (in zijn hoedanigheid van vennoot van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of (een) andere medewerker(s) van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of (namens) [bedrijf V.O.F. van betrokkene] .
A. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem, verdachte, verleend en/of gedaan en/of aangeboden werd(en) teneinde hem te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem, verdachte, verleend en/of gedaan en/of aangeboden werd(en) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening is gedaan of nagelaten
en/of
B. heeft gevraagd
(telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
(telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening is gedaan of nagelaten
te weten, het (telkens)
i. i) (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of [betrokkene 1] en/of (een) andere medewerker(s) van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] .
en/of
ii)
aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, enerzijds en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] F. en/of [betrokkene 1] anderzijds, teneinde (aldus) voor hen een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en/of
en/of
iii) (anders dan om zakelijke redenen) (voorstellen en/of adviseren tot) verstrekken en/of gunnen van werken en/of opdrachten en/of projecten van deDienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] F. en/of [betrokkene 1]
en/of
iv) (anders dan om zakelijke redenen) toezeggen (tot het voorstellen en/of adviseren tot verstrekken en/of gunnen) van (een) toekomstig(e) werk en/of opdracht(en) en/of project(en) van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of [betrokkene 1]
en/of
v) (anders dan om zakelijke redenen) geven van advies en/of verschaffen van informatie aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of [betrokkene 1] voor het opstellen van (een) aangepaste offerte(n) aan de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag
en/of
vi) (anders dan om zakelijke redenen) inkopen van orders bij [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of het afgeven van (een) prestatieverklaring(en) ten gunste van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of [betrokkene 1]
en/of
vii) valselijk opmaken en verstrekken van een brief aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] .,gedateerd 29 januari 2010, inhoudende dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . de in een negental facturen vermelde goederen en/of diensten heeft geleverd en/of verricht op diverse locaties in Den Haag, en die brief voorzien van zijn, verdachtes,
handtekening ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift, terwijl [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . de in de brief in die facturen vermelde goederen en/of diensten niet voor de gemeente Den Haag heeft geleverd en/of verricht.
art 363 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
BIJLAGE DAGVAARDING II MET PARKETNUMMER 09/766046-14
1.
GEWOONTEWITWASSEN ONDERZOEK GOUDHAANTJE
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 december 2007 tot en met 16 augustus 2011 te Rotterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en), te weten
  • een bedrag van 81.080,- euro, (contante stortingen op gezamenlijke rekening(en) 6636586 en/of 4249643) en/of
  • (een) bedrag(en) van 26.000,- euro en/of 9.500,- euro (contante betalingen aan verkoper(s) in verband met aanschaf Volkswagen Passat en/of Audi TT) en/of
  • een bedrag van 9.000,- euro (storting van [bedrijf (betrokkene)] op de gezamenlijke bankrekening 6636586) en/of
  • een bedrag van 5.000,- euro (contante betaling aan [bedrijf (betrokkene)] ),
(telkens) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
OMKOPING ONDERZOEK GOUDHAANTJE
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 december 2007 tot en met 16 augustus 2011 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als ambtenaar (in de functie van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag),
(een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten
(een) geldlening(en), met [bedrijf (betrokkene)] te Dubai als geldverstrekker en verdachte en zijn echtgenote gezamenlijk als kredietnemer en/of
(een) contant(e) geldbedrag(en) van in totaal 81.080,- euro en/of
een contant geldbedrag van 9.500,- euro (voor de aankoop Audi TT) en/of
een geldbedrag van 9.000,- euro (storting van [bedrijf (betrokkene)] op de gezamenlijke bankrekening van verdachte en zijn echtgenote) en/of
en geldbedrag van 1.050,- euro (contante betaling door [medeverdachte 2] aan hem, verdachte, op 11 mei 2010)
het gebruik van een aan [medeverdachte 1] toebehorende boot, zulks om niet, althans tegen een niet zakelijke vergoeding
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, verleend en/of aangeboden en/of gedaan door [medeverdachte 2] (in zijn hoedanigheid van eigenaar van Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of (namens)
Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of (namens) [bedrijf (betrokkene)]
A. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem, verdachte, verleend en/of gedaan en/of aangeboden werd(en) teneinde hem te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem, verdachte, verleend en/of gedaan en/of aangeboden werd(en) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening is gedaan of nagelaten
en/of
B. heeft gevraagd
(telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
(telkens) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening is gedaan of nagelaten
te weten, het (telkens)
i. i) (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van R. van der Marel en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
en/of
ii) aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, enerzijds en [medeverdachte 2] en/of de Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] anderzijds, teneinde (aldus) voor hen een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en/of
en/of
iii) (anders dan om zakelijke redenen) (voorstellen en/of adviseren tot) verstrekken en/of gunnen van werken en/of opdrachten en/of projecten aan R. van der Marel en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
en/of
iv) (anders dan om zakelijke redenen) toezeggen (tot het voorstellen en/of adviseren tot verstrekken en/of gunnen) van (een) toekomstig(e) werk en/of opdracht(en) en/of project(en) aan [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
en/of
v) verschaffen van vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie voor het opstellen van een of meer offerte(s) aan [medeverdachte 2] en/of de Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
en/of
vi) (anders dan om zakelijke redenen) inkopen van orders bij [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of afgeven van (een) prestatieverklaring(en) ten gunste van [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
en/of
vii) (anders dan om zakelijke redenen) verschaffen van informatie voor het opstellen van (een) opgehoogde en/of aangepaste factu(u)r(en) aan [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
en/of
viii) (anders dan om zakelijke redenen) (voorstellen en/of adviseren tot) goedkeuren van en/of opdracht geven tot het doen van meerwerk en/of het verrichten van aanvullende werkzaamheden door [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] ;
art 363 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
BIJLAGE DE BEWEZENVERKLARING
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 1:
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2008 tot en met 29 januari 2010 te Vlaardingen en/of 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of Monster, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens facturen en een brief, te weten
A.
i. een factuur met nummer 801254 en
ii. een factuur met nummer 20080666, beide gedateerd 24 december 2008 en afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 994 en 995)
en
B.
i. een factuur met nummer 10090143, gedateerd 10 februari 2009 en
ii. Een factuur met nummer 20090238, gedateerd 25 februari 2009, beide afkomstig van [bedrijf 6] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 667 en 668)
en/of
C. een brief, gedateerd 29 januari 2010, afkomstig van hem, verdachte, in zijn hoedanigheid van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 933-934)
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens valselijk heeft opgemaakt en heeft laten opmaken,
immers hebben verdachte en zijn mededader telkens valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid-
op de onder A. en B. genoemde facturen door de vermelding en de adressering [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [adres] voorgedaan dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ., gevestigd op het [adres] afneemster was van de geleverde goederen en verrichte diensten, terwijl in werkelijkheid de leveringen plaatsvonden en diensten verricht werden aan het adres/woning [adres] en verdachte de afnemer van de geleverde goederen en de verrichte diensten betrof en
- op/in de onder A i. genoemde factuur vermeld "Aan u geleverde materialen" en/of "diverse geleverde materialen" en
op/in de onder A ii. genoemde factuur vermeld "aan u geleverde materialen",
terwijl in werkelijkheid genoemde facturen betrekking hadden op een stoomcabine en badkamergoederen (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en
- op/in de onder B i. genoemde factuur vermeld "Aanbetaling diverse geleverde materialen 40% bij opdracht" en
op/in de onder B ii. genoemde factuur vermeld "diverse geleverde materialen",
terwijl in werkelijkheid genoemde facturen betrekking hadden op keukenmeubelen en LED-verlichting voor een keuken (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en
- in de onder C genoemde brief vermeld dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] de in die brief in een negental facturen vermelde goederen en diensten heeft geleverd en verricht op diverse locaties in Den Haag, en die brief voorzien van zijn, verdachtes, handtekening ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift, terwijl [bedrijf V.O.F. van betrokkene] de in de brief in die facturen vermelde goederen en diensten niet voor de gemeente Den Haag heeft geleverd en verricht,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
en
hij op tijdstippen in de periode van 15 april 2008 tot en met 16 augustus 2011 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of Monster, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een brief en valse facturen, te weten
A.
een brief, gedateerd 29 januari 2010, afkomstig van hem, verdachte, in zijn hoedanigheid van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag, gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 933-934) en
B.
een factuur met nummer 525670, afkomstig van [bedrijf 8] gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 926) en
een factuur met nummer 20080068, afkomstig van [benadeelde] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 807) en
5. a. een factuur met nummer 801254 en
b. een factuur met nummer 20080666, beide afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 994 en 995) en
6. a. een factuur met nummer 10090143 en
b. een factuur met nummer 20090238, beide afkomstig van [bedrijf 6] en gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 667 en 668) en
7. een factuur met nummer 44327, afkomstig van [bedrijf 9] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 665) en
8. een factuur met nummer 20080033, afkomstig van [bedrijf 10] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 800) en
9. een factuur met nummer 863.292, afkomstig van [bedrijf 11] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 801)
10. een factuur met nummer 20083392, afkomstig van [bedrijf 12] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 817) en
11. een factuur met nummer 113542, afkomstig van [bedrijf 13] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] (bladzijde 802) en
12. een factuur met nummer 3847, afkomstig van [bedrijf 14] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . (bladzijde 799)
-elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die facturen en die brief telkens echt en onvervalst en
telkens opzettelijk meer valse facturen en een brief - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - voorhanden heeft gehad, terwijl hij telkens wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die facturen en die brief bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat een of meer van die geschriften door zijn mededader zijn verstrekt aan de accountant van [bedrijf V.O.F. van betrokkene]
en bestaande dat voorhanden hebben hierin dat een of meer van die geschriften door verdachte en zijn mededader zijn opgenomen in de (eigen) administratie en ontvangen via e-mail op het privé
emailadresen/of zakelijk emailadres
en bestaande die valsheid onder ad A.) genoemd hierin - zakelijk weergegeven - dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . de in de brief in die facturen vermelde goederen en diensten niet voor de gemeente Den Haag heeft geleverd en verricht en
bestaande die valsheid onder ad B.) genoemd hierin - zakelijk weergegeven - dat telkens valselijk in strijd met de waarheid op die facturen door de vermelding en/of de adressering [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] f. en/of [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [adres] werd voorgedaan dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] gevestigd op het adres [adres] afneemster was van de geleverde goederen en verrichte diensten, terwijl in werkelijkheid de leveringen plaatsvonden en diensten verricht werden op/aan de adressen/woningen
[adres] en/of
[adres] en/of
[adres]
en
[betrokkene 1] (2. en 8.) en
verdachte (1. en 5. en 6. en 7.) en
[medeverdachte 4] (9. en 11. en 12.)
de afnemers van de geleverde goederen en de verrichte diensten betroffen
en
- op/in de onder 5a. genoemde factuur is vermeld "Aan u geleverde materialen" en/of "diverse geleverde materialen" en
op/in de onder 5b. genoemde factuur is vermeld "aan u geleverde materialen", terwijl in werkelijkheid genoemde facturen betrekking hadden op een stoomcabine en badkamergoederen (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en
- op/in de onder 6a. genoemde factuur is vermeld "Aanbetaling diverse geleverde materialen 40% bij opdracht", en
op/in de onder 6b. genoemde factuur is vermeld "diverse geleverde materialen", terwijl in werkelijkheid genoemde facturen betrekking hadden op keukenmeubelen en LED-verlichting voor een keuken (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en
  • op/in de onder 7. genoemde factuur is vermeld "Geleverd diverse apparatuur", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een kachel (voor verdachte en/of de woning [adres] ) en
  • op/in de onder 8. genoemde factuur is vermeld "Het uitvoeren van werkzaamheden aan de electrische installatie", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op werkzaamheden aan een zeilboot (van medeverdachte [betrokkene 1] ) en
- op/in de onder 9. genoemde factuur is vermeld "Levering en montage interieur project Finnenburg", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op twee boekenkasten (voor medeverdachte [medeverdachte 4] en/of de woning [adres] )
- op/in de onder 10. genoemde factuur is vermeld "Diverse geleverde materialen", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een kleurentelevisie (voor medeverdachte [betrokkene 1] ) en
- op/in de onder 11. genoemde factuur is vermeld "Geleverde meubels op diverse locaties in Leidschenveen", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een bankstel (voor medeverdachte [medeverdachte 4] en/of de woning [adres] ) en
- op/in de onder 12. genoemde factuur is vermeld "E.e.a. conform dossier 5994/2767" en/of "Laatste termijn 60% van aanneemsom", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een schuifpui en sunscreens (voor medeverdachte [medeverdachte 4] en/of de woning Klapwijksezoom 241 te Berkel en Rodenrijs).
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 oktober 2009 te 's-Gravenhage en/of Schiedam en/of Monster, als ambtenaar (in de functie van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag),
giften en diensten, te weten
a. a) een stoomcabine en badkamergoederen en
b) een barkist "Nairobi" en
c) keukenmeubelen en LED-verlichting en
d) een scooter en
e) een maairobot en tuinmaterialen en
f) een kachel en
g) een domoticaset
verleend en gedaan door [betrokkene 1] (in zijn hoedanigheid van vennoot van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of namens [bedrijf V.O.F. van betrokkene]
A. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
telkens wist dat dat deze giften en diensten hem, verdachte, verleend en gedaan werden teneinde hem te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en
B. heeft gevraagd
terwijl hij, verdachte,
telkens
wist dat dat deze giften en dienst(en), verdachte, verleend en gedaan werdenteneinde hem, verdachte, te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
te weten, het telkens
i. i) (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [betrokkene 1]
en
ii) aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, enerzijds [bedrijf V.O.F. van betrokkene] en/of [betrokkene 1] anderzijds, teneinde (aldus) voor hen een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en
vii) valselijk opmaken en verstrekken van een brief aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ., gedateerd 29 januari 2010, inhoudende dat [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . de in een negental facturen vermelde goederen en diensten heeft geleverd en verricht op diverse locaties in Den Haag, en die brief voorzien van zijn, verdachtes,
handtekening ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat geschrift, terwijl [bedrijf V.O.F. van betrokkene] . de in de brief in die facturen vermelde goederen en diensten niet voor de gemeente Den Haag heeft geleverd en verricht.
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
hij op tijdstippen in de periode van 19 december 2007 tot en met 16 augustus 2011 te Rotterdam en/of Schiedam, telkens tezamen en in vereniging met een ander in genoemde periode voorwerpen, te weten geldbedragen, te weten
- een bedrag van
in totaal 46.000euro,
telkens verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet ,
terwijl hij en zijn mededader telkens wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
ten aanzien van dagvaarding II, feit 2:
hij op tijdstippen in de periode van 19 december 2007 tot en met 16 augustus 2011 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Schiedam, als ambtenaar (in de functie van technisch medewerker van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag),
diensten, te weten
a. geldleningen met [bedrijf (betrokkene)] Investments Limited te Dubai als geldverstrekker en verdachte en zijn echtgenote gezamenlijk als kredietnemer en
het gebruik van een aan [medeverdachte 1] toebehorende boot, zulks om niet,
verleend door [medeverdachte 1] en/of (namens) [bedrijf (betrokkene)]
A. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
telkens wist dat deze diensten hem, verdachte, werden verleend teneinde hem te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en
B. heeft gevraagd
terwijl hij, verdachte,
telkens
wist dat deze diensten hem, verdachte, werden verleendteneinde hem, verdachte, te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
te weten, het telkens
i. i) anders dan om zakelijke redenen begunstigen van [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
en
ii) aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, enerzijds en [medeverdachte 2] en/of de Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] anderzijds, teneinde aldus voor hen een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen
en
iii) anders dan om zakelijke redenen (voorstellen en/of adviseren tot) verstrekken en gunnen van werken en opdrachten en projecten aan [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
en
iv) anders dan om zakelijke redenen toezeggen (tot het voorstellen en adviseren tot verstrekken en gunnen) van een toekomstige werk en opdrachten en projecten aan [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
en
v) verschaffen van vertrouwelijke en interne/gemeentelijke en niet-openbare en concurrentiegevoelige informatie voor het opstellen van een offerte aan [medeverdachte 2] en/of de Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
en
vii) anders dan om zakelijke redenen verschaffen van informatie voor het opstellen van een opgehoogde en/of aangepaste factuur aan [medeverdachte 2] en/of Schildersbedrijf [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .

Voetnoten

1.[zaaksdossier] Algemeen: Relaas, blz. 11 en 12; [zaaksdossier] [verdachte] : Relaas, blz. 19.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de volgende dossiers van de Rijksrecherche:
3.Toowoomba, algemeen dossier, relaas, blz. 13.
4.[zaaksdossier] [verdachte] : Een geschrift, te weten een kopie van een brief van de gemeente Den Haag, gericht aan [verdachte] , d.d. 12 april 2007, met als onderwerp “Indiensttreding”, blz. 483, en een geschrift, te weten een kopie van een besluit van de Burgemeester en Wethouders van Den Haag d.d. 14 mei 2007 met als onderwerp “Tijdelijke aanstelling in gemeentedienst”, blz. 485.
5.[zaaksdossier] [verdachte] : Een geschrift, te weten een brief van de gemeente Den Haag, gericht aan [verdachte] , d.d. 3 juni 2008 met als onderwerp “vaste aanstelling”, blz. 486.
6.[zaaksdossier] [verdachte] : Een geschrift, te weten een kopie van een “Functie Informatie Formulier” van de Dienst Stadsbeheer voor de functie “Technische medewerker”, blz. 483-484.
7.[zaaksdossier] [verdachte] : Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , blz. 308-311.
8.[zaaksdossier] [verdachte] : Een geschrift, te weten een kopie van een brief van de Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, gericht aan [verdachte] , d.d. 15 april 2011, met als onderwerp “Schorsing 8:15:1c (Arbeidsvoorwaardenregeling), blz. 990.
9.[zaaksdossier] [verdachte] : Een geschrift, te weten een kopie van een brief van de Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, gericht aan M. [verdachte] , d.d. 5 augustus 2011, met als onderwerp “Definitief besluit disciplinaire straf (artikelen 8:13, 15:1 en 16:1:1 Arbeidsvoorwaardenregeling), blz. 1019.
10.[zaaksdossier] [verdachte] : Een geschrift, te weten een kopie van een brief van de Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, gericht aan [verdachte] , d.d. 5 juli 2012, met als onderwerp “Schorsing 8:15:1, eerste lid, onder d, van het ARG, blz. 1020.
11.[zaaksdossier] [verdachte] : Een geschrift, te weten een kopie van een brief van de Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, gericht aan [verdachte] , d.d. 23 oktober 2013, met als onderwerp “Besluit ontslag op verzoek, art. 8:1 ARG, blz. 1023.
12.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
13.[zaaksdossier] [verdachte] : Proces-verbaal van bevindingen, blz. 423 en 424, een geschrift, te weten een kopie van een factuur van Warmtebron Bakker aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , blz. 994 en 995, proces-verbaal van bevindingen, blz. 257 en 258, een geschrift, te weten een kopie van een factuur van [bedrijf 15] ) aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , blz. 673, proces-verbaal van bevindingen, blz. 205-206, een geschrift, te weten een kopie van een factuur van een factuur van [bedrijf 6] aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , blz. 667-668 en 1195, proces-verbaal van bevindingen, blz. 177 en 178, een geschrift, te weten een kopie van een factuur van [bedrijf 9] aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , blz. 665, een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 8] aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ., blz. 926 en een proces-verbaal van bevindingen, blz. 224-225.
14.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015 en proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 3] , op 2 december 2014 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 16.
15.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
16.[zaaksdossier] [verdachte] : Proces-verbaal, blz. 52: het aldaar genoemde bedrag met aftrek van de compressor, de scooter en een deel van de domoticaset.
17.[zaaksdossier] [verdachte] : Een geschrift, te weten een kopie van een e-mailbericht en een factuur van [bedrijf 7] , blz. 1009, en een geschrift, te weten een kopie van een bankafschrift op naam van [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , blz. 1060.
18.[zaaksdossier] [verdachte] : Proces-verbaal van bevindingen, blz. 135, en een geschrift, te weten een uitdraai van de RDW, blz. 590.
19.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
20.[zaaksdossier] [verdachte] , blz. 561.
21.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
22.[zaaksdossier] [verdachte] : een geschrift, te weten een kopie van een factuur van [bedrijf 1] aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] blz. 1054, een geschrift, te weten een factuur/afleverbon van Green Care, blz. 1029, en een geschrift, te weten een kopie van een bankafschrift van [bedrijf 1] , blz. 1052.
23.Proces-verbaal verhoor van [betrokkene 1] , d.d. 1 december 2014, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 42.
24.Zie HR 16 maart 1999,
25.Zie HR 30 mei 2008,
26.Zie HR 27 september 2005
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] , d.d. 23 maart 2015, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 24 en 25.
28.Zie: HR 20 juni 2006,
29.De bewijsmiddelen worden genoemd bij de bespreking van feit 1.
30.Toowoomba: Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] , d.d. 1 oktober 2014, blz. 28, met nummer 20120005, documentcode 1410130800.AMB.
31.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
32.[zaaksdossier] [verdachte] : proces-verbaal van bevindingen, blz. 113-114, proces-verbaal van bevindingen, blz. 257-258; een geschrift, te weten een kopie van een factuur van [bedrijf 2] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ., d.d. 24 december 2008, blz. 994, en een geschrift, te weten een kopie van een factuur van Warmtebron Bakker, gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] ., d.d. 24 december 2008, blz. 995.
33.[zaaksdossier] [verdachte] : Proces-verbaal van verhoor getuige S. Bakker, blz. 323.
34.[zaaksdossier] [verdachte] : Proces-verbaal van bevindingen factuur [bedrijf 6] , blz. 177, een geschrift, te weten een kopie van een factuur van [bedrijf 6] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , d.d. 10 februari 2009, blz. 667, en een geschrift, te weten een kopie van een factuur van [bedrijf 6] , gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , d.d. 25 februari 2009, blz. 668.
35.[zaaksdossier] [verdachte] : Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , blz. 328.
36.[zaaksdossier] [verdachte] : Proces-verbaal aantreffen brief [verdachte] aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] F., blz. 226, en een geschrift, te weten een kopie van een brief van de Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, d.d. 29 januari 2010, gericht aan [bedrijf V.O.F. van betrokkene] , blz. 581-583.
37.Eigen verklaring ter terechtzitting verdachte van 1 april 2015; proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 23 maart 2015, punt 36.
38.[zaaksdossier] : Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] van 1 oktober 2014, blz. 55 en 56, met nummer 20120005, documentcode 1410130800.AMB.
39.De bewijsmiddelen staan reeds genoemd in paragraaf 5.3.2.
40.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een kennisgeving van storting, blz. 435, eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015, proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 3] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op
41.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
42.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een account opening form, blz. 513-514 en 518, proces-verbaal van bevindingen, blz. 510-511.
43.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op 2 december 2014, punt 35.
44.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , blz. 423, een geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek, blz. 93, een geschrift, te weten een uitdraai van een sms-bericht, blz. 555, bovenaan.
45.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
46.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een rapport van feitelijke bevindingen inzake niet integer gedrag bij R&W, blz. 966.
47.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , opgemaakt en ondertekende door de rechter-commissaris op 18 november 2014, punt 5.
48.Goudhaantje, zaakdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek, blz. 16.
49.Goudhaantje, zaakdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een overzicht van de opdrachten van de gemeente Den Haag aan Schildersbedrijf [medeverdachte 2] , blz. 337.
50.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een rapport van feitelijke bevindingen inzake niet integer gedrag bij R&W, blz. 966.
51.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Geschriften, te weten facturen, blz. 236-246.
52.Zie HR 20 juni 2006,
53.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek, blz. 114.
54.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een e-mailbericht met bijlage, blz. 629-630, proces-verbaal van bevindingen, blz. 627-628.
55.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een offerte, blz. 389, proces-verbaal van bevindingen, blz. 315.
56.Goudhaantje, zaakdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een rapport inspectie [gemaal] , blz. 1282, proces-verbaal van bevindingen, blz. 1276.
57.Goudhaantje, zaaksdosssier Corruptie: Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek, blz. 153.
58.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Proces-verbaal van bevindingen, blz. 610-611, een geschrift, te weten een e-mail, blz. 612.
59.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek, blz. 169.
60.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Geschriften, te weten facturen, blz. 236-246.
61.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek, blz. 114.
62.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.
63.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , blz. 194, 197 en 198.
64.Goudhaantje, zaaksdossier Corruptie: Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , blz. 1088.
65.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2015.