ECLI:NL:RBDHA:2015:4659
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde asielaanvraag van Congolese vreemdeling vrijgesproken door het Internationaal Strafhof
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 april 2015 uitspraak gedaan over de herhaalde asielaanvraag van een Congolese vreemdeling, die eerder was vrijgesproken door het Internationaal Strafhof. De vreemdeling had op 9 maart 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod van tien jaar opgelegd. De vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op zijn beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 16 april 2015 werd de vraag behandeld of er aanleiding was om de gevraagde voorziening te treffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen noodzaak was voor een verdere behandeling in de Gesloten Verlengde Asielprocedure (GVA), omdat de zaak op zichzelf geen aanleiding gaf voor een dergelijke procedure. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vreemdeling niet kon blijven vertrouwen op de toezegging van de hoorambtenaar dat zijn zaak in de GVA zou worden behandeld, omdat deze toezegging onterecht was gedaan en later was ingetrokken. De vreemdeling had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een hernieuwde beoordeling van zijn asielaanvraag rechtvaardigden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vreemdeling niet onevenredig in zijn belangen was geraakt en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag zorgvuldig tot stand was gekomen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de vreemdeling werd in het ongelijk gesteld.