Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 april 2015 in de zaak tussen
Stichting [stichting X], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres
Procesverloop
Overwegingen
€ 950.000
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [stichting X], de beheerder van een historisch hofje, en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de stichting belastingplichtig is voor de verhuurderheffing. De stichting biedt veertig hofjeswoningen aan onvermogende, alleenstaande vrouwen tegen geringe vergoedingen. De rechtbank oordeelt dat de vergoedingen die de bewoonsters betalen, gerelateerd zijn aan het te verstrekken woongenot, en dat hiermee voldaan is aan de kenmerken van huur volgens artikel 7:201 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeert dat er geen uitzondering voor particuliere hofjesstichtingen is opgenomen in de Wet verhuurderheffing, en dat de stichting derhalve belastingplichtig is. Het beroep van de stichting wordt ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woningen daadwerkelijk als hoofdverblijf door de bewoonsters worden bewoond en dat de vergoeding die zij betalen, afhankelijk is van de grootte van de woning en het inkomen van de bewoonster. De rechtbank wijst erop dat de wetgever tijdens de parlementaire behandeling van de Wet verhuurderheffing heeft besloten geen uitzondering te maken voor particuliere hofjesstichtingen. De rechtbank concludeert dat de stichting terecht door de Belastingdienst is aangemerkt als belastingplichtig voor de verhuurderheffing, en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.