Overwegingen
1. Bij vonnis d.d. 4 augustus 2011 van de kantonrechter te Den Haag is eiseres samen met de vader van haar kinderen veroordeeld tot betaling van € 8.895,19, vermeerderd met rente en kosten, aan [kinderopvang X] B.V. ([X BV]) wegens kosten kinderopvang in 2010.
2. Met dagtekening 28 december 2012 is aan eiseres voor het berekeningsjaar 2013 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 22.532. Met dagtekening 12 februari 2013 is het voorschot kinderopvangtoeslag herzien naar 16.536.
3. Eiseres heeft voor de opvang van haar kinderen [kind 1] en [kind 2] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2013 gebruik gemaakt van [kinderopvang Y] ([Y]).
4. De verstrekte voorschotten kinderopvangtoeslag voor berekeningsjaar 2013 zijn niet aan eiseres uitbetaald, maar rechtstreeks aan [Y].
5. Op 9 april 2013 heeft de deurwaarder bij verweerder derdenbeslag gelegd voor de openstaande vordering van [X BV].
6. Op 17 april 2013 en op 15 mei 2013 heeft verweerder in totaal € 2.546 uitbetaald aan de deurwaarder. Deze voorschotten zijn derhalve niet aan [Y] uitgekeerd.
7. De facturen voor de kinderopvang van [Y] in de maanden januari, februari, maart en april 2013 zijn volledig uit de verstrekte voorschotten voldaan. De factuur voor mei 2013 (dagtekening 17 mei 2013) is deels voldaan; een bedrag van € 1.448,69 is onbetaald gebleven.
8. Met dagtekening 27 mei 2013 heeft eiseres de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2013 stopgezet, ingaande 1 juni 2013.
9. Met dagtekening 21 juni 2013 is het voorschot kinderopvangtoeslag herzien naar € 6.689 (de beschikking). Bij voorschotbeschikking van 30 april 2014 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag 2013 herzien naar € 0. Het beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen deze beschikking.
10. In geschil is of verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag van eiseres voor het berekeningsjaar 2013 terecht heeft herzien naar € 0.
11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013. Daartoe voert eiseres aan dat zij voor haar kinderen gedurende de maanden januari, februari, maart, april en mei 2013 gebruik maakte van [Y]. Gezien haar inkomen, de beslaglegging en het schuldhulpverleningstraject was het voor eiseres niet mogelijk de factuur van [Y] voor de kinderopvang in mei 2013 te voldoen.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beslissing op bezwaar en vernietiging van de onder 9 genoemde beschikkingen.
12. Verweerder stelt dat eiseres geen recht had op kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2013. Daartoe voert verweerder aan dat eiseres voor de kinderopvangtoeslag in 2013 zelf geen kosten heeft gemaakt nu de factuur van [Y] die ziet op de geleverde kinderopvang in mei 2013 onbetaald is gebleven. Daarmee is niet aan de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag voldaan.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
13. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat:
- zij vanaf 2011 in een drie-jarig schuldsaneringstraject zit met volledig budgetbeheer en om die reden niet het volledig overzicht van haar financiële administratie heeft. De budgetbeheerder doet alle betalingen;
- de kinderopvangtoeslag rechtstreeks naar [Y] ging en zij in de loop van de maand mei 2013 te horen kreeg dat er problemen waren omdat er geen toeslag meer binnen kwam;
- zij naar aanleiding daarvan haar kinderen van de opvang heeft afgehaald en de toeslag heeft stopgezet;
- zij tot november 2013 een fulltime baan had en daarmee een inkomen verdiende van € 1.948,19 bruto per maand;
- zij leefgeld kreeg van de budgetbeheerder, maar zij niets meer kreeg nadat er geen toeslagen meer werden uitbetaald. Vanaf dat moment is zij afhankelijk van de voedselbank;
- zij nog een schuld van € 1.488,69 heeft aan [Y], waarvan inmiddels circa € 600 is afbetaald;
- zij het restant van deze schuld moet aflossen als zij klaar is met het schuldsaneringstraject;
- de vader van de kinderen, haar ex-partner, in 2010 kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en de toegekende opvang niet aan kinderopvang is besteed;
- zij niet weet waar de op die aanvraag toegekende toeslag aan is besteed, maar als moeder wel aansprakelijk is gesteld.
14. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en aan verweerder verzocht om nadere informatie over het uitgevoerde derdenbeslag. Verweerder heeft vervolgens de stukken overgelegd die hebben geleid tot de beslagopdracht te weten het beslagexploit, het vonnis met de dagvaarding en twee niet ingevulde verklaringen derdenbeslag die verweerder ingevolge het bevel aan de beslaglegger had moeten retourneren. In deze verklaringen dient o.a. een berekening van de beslagvrije voet te worden ingevuld. Verweerder heeft nog opgemerkt dat eiseres in ieder geval door zowel de beslaglegger als door de rechtbank op de hoogte zal zijn gesteld van deze beslaglegging en de daarop betrekking hebbende procedure.
15. Ingevolge artikel 1.3, tweede lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) van toepassing.
16. Artikel 45, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Awir luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
“1. Een tegemoetkoming is niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag, (….), tenzij het betreft beslag wegens:
a. Een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de tegemoetkoming.”
17. De rechtbank stelt voorop dat het toeslagensysteem tot doel heeft een tegemoetkoming te bieden voor noodzakelijke kosten die gelet op de draagkracht van de aanvrager bovenmatig zijn. Om die reden worden er ook voorschotten verstrekt. Gezien het inkomen van eiseres is direct duidelijk dat zij daarvan geen kosten kinderopvang van circa € 1.500 per maand kan betalen.
18. Het Hof’s-Hertogenbosch heeft in zijn uitspraak van 15 juli 2014, nr. HD 200.150.235/01, ECLI:NL:GHSHE:2014:2173 met betrekking tot artikel 45, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Awir onder andere het volgende overwogen: “3.9 Gelet op de formulering van de uitzonderingsbepaling onder a is er sprake van een te ver verwijderd verband bij een beslag op huurtoeslagen die gelden als tegemoetkoming voor huurverplichtingen uit hoofde van een andere huurovereenkomst (voor een andere woning). Daarbij betrekt het hof dat uitgangspunt is dat de huurder, die een huurtoeslag ontvangt, die toeslag dient aan te wenden voor de betaling van lopende huurtermijnen.
3.10 (….)Ook de wetsgeschiedenis biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een ruimere uitleg van de uitzonderingsbepaling van lid 1 aanhef en onder a.”
Een beslag gelegd op toeslagtermijnen voor een schuld uit een eerder berekeningsjaar bij een andere verhuurder c.q. kinderopvanginstelling is dan ook in strijd met het beslagverbod van artikel 45 van de Awir.
19. De rechtbank concludeert dat de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2013 op grond van artikel 45, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Awir niet vatbaar was voor beslaglegging door [X BV] wegens een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting ter zake van genoten kinderopvang in 2010. De uitvoering van het beslag is in zoverre onrechtmatig te achten.
20. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder het derdenbeslag niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft uitgevoerd. Onduidelijk is waarom de vereiste verklaring ten behoeve van de vaststelling van de beslagvrije voet niet is opgemaakt. Vast staat dat verweerder eiseres niet in kennis heeft gesteld van het feit dat met ingang van april de uitbetaling van het voorschot geheel zou komen te vervallen. Eiseres heeft zodra zij van [Y] het bericht kreeg dat haar kinderen niet langer welkom waren omdat de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag was gestopt de aanvraag van de toeslag stopgezet. Daarmee stopte de uitbetaling en het derdenbeslag. Omdat op dat moment de kinderopvangtoeslag al twee maanden niet meer aan [Y] werd uitbetaald is daar een maandrekening van circa € 1.500 open blijven staan. Met betrekking tot de oorzaak van het gelegde beslag is de rechtbank van oordeel dat onweersproken is gesteld dat eiseres, als moeder van de kinderen, hoofdelijk aansprakelijk is voor de schuld aan [X BV] BV, maar dat er van haar kant geen sprake is van fraude of bedrog.
21. Gelet op al deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat de beslaglegging onrechtmatig is uitgevoerd en eiseres reeds daarom niet toerekenbaar tekort is geschoten bij de betaling van de kosten van de kinderopvang in 2013. Voor verweerder was er derhalve geen aanleiding om het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2013 op nihil te stellen. Het bestreden besluit komt om die reden voor vernietiging in aanmerking.
22. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond.
23. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.