ECLI:NL:RBDHA:2015:4133
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring DNA-bezwaarschrift van een minderjarige veroordeelde in verband met vernieling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 maart 2015 uitspraak gedaan over het bezwaar van een minderjarige veroordeelde tegen de opname en verwerking van zijn DNA-profiel. De veroordeelde, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor vernieling en had een voorwaardelijke taakstraf opgelegd gekregen. Het bezwaar werd behandeld in raadkamer op 17 maart 2015, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M.D. Naarden. De officier van justitie concludeerde tot gegrondverklaring van het bezwaar, gezien de jeugdige leeftijd van de veroordeelde en het feit dat hij sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met justitie.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden geen generieke uitzondering voor minderjarigen biedt, de bijzondere omstandigheden van deze zaak, zoals de leeftijd van de veroordeelde ten tijde van het delict en de emotionele situatie waarin hij zich bevond, meegewogen moesten worden. De rechtbank concludeerde dat er geen reële verwachting was dat de veroordeelde in de toekomst opnieuw misdrijven zou begaan, en dat het delict als een eenmalig incident moest worden beschouwd.
Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaar gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde onmiddellijk te vernietigen. De beslissing werd genomen door mr. drs. E.C.M. Bouman, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. A.B.M. Nohl.