In deze zaak heeft eiser, een gewezen militair, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Defensie inzake de toekenning van een militair invaliditeitspensioen. Eiser heeft in het verleden een schotverwonding opgelopen tijdens zijn uitzending naar [land] en verzocht om een militair invaliditeitspensioen. De minister heeft in een eerder besluit erkend dat er een verband is tussen de schotverwonding en de militaire dienst, maar heeft de toekenning van het pensioen en een bijzondere invaliditeitsverhoging afgewezen, omdat eiser had gekozen voor een uitkering op basis van de Uitkeringswet gewezen militairen (Ugm). De rechtbank heeft op 8 april 2015 geoordeeld dat eiser recht heeft op een bijzondere invaliditeitsverhoging, ondanks het feit dat het invaliditeitspensioen niet tot uitkering komt. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiser met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2011 recht heeft op een bijzondere invaliditeitsverhoging van 10% van de pensioengrondslag. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.