ECLI:NL:RBDHA:2015:3840
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting naar Afghanistan en de maatregel van bewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en een eiser die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De staatssecretaris had op 19 maart 2015 een terugkeerbesluit en een inreisverbod van vijf jaar tegen de eiser uitgevaardigd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, evenals tegen de maatregel van bewaring. Tijdens de zitting op 1 april 2015 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er ook een tolk ingeschakeld.
De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser dat het inreisverbod een ongerechtvaardigde inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer maakt, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een effectieve uitoefening van 'family life' zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat eiser zijn dochter al een jaar niet had gezien. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de staatssecretaris bij handhaving van het immigratiebeleid zwaarder wogen dan de belangen van eiser.
Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen reëel zicht op uitzetting naar Afghanistan was binnen een redelijke termijn. De rechtbank baseerde dit oordeel op de door de staatssecretaris overgelegde stukken, waaruit bleek dat recente uitzettingen naar Afghanistan om onbekende redenen waren mislukt. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de staatssecretaris onvoldoende was om te concluderen dat er zicht was op uitzetting.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen het inreisverbod ongegrond, maar het beroep tegen de maatregel van bewaring werd gegrond verklaard. De rechtbank beval de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van € 1.300,- voor onrechtmatige bewaring. Tevens werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 980,-, te betalen aan zijn gemachtigde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 april 2015.