ECLI:NL:RBDHA:2015:3825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
C-09-435330 - FA RK 13-419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot minderjarige kinderen en alimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2015 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw, waarbij ook nevenvoorzieningen zijn vastgesteld met betrekking tot de minderjarige kinderen en alimentatie. De partijen, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, hebben op 17 januari 2013 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de behandeling van de zaak vond plaats op 2 september 2014. Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de man werd bijgestaan door zijn advocaat mr. I.J. Pieters en de vrouw door haar advocaat mr. J.E.C. Verhoeff, met ondersteuning van mr. L. Zietsman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het niet eens konden worden over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige kinderen. De man heeft verzocht om een zorgregeling waarbij de kinderen in een afwisselend rooster bij hem verblijven, terwijl de vrouw een andere regeling voorstelde. De rechtbank heeft uiteindelijk de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld, maar ook de zorgregeling voor de man goedgekeurd, waarbij hij de kinderen op bepaalde dagen en in de vakanties bij zich heeft.

Wat betreft de alimentatie zijn partijen tot overeenstemming gekomen. De man zal € 339,-- per maand per kind aan kinderalimentatie betalen, met ingang van 1 september 2014, en € 3.500,-- per maand aan partneralimentatie tot 1 januari 2023. De rechtbank heeft de afspraken tussen partijen vastgelegd in de beschikking en verklaard dat deze uitvoerbaar zijn bij voorraad. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de aard van de procedure. De beschikking is gegeven door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie kinderrechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
6x
Rekestnummer: FA RK 13-419 (echtscheiding) FA RK 14/3234 (verdeling) FA RK 12‑8345 (voorlopige voorzieningen)
Zaaknummer: C/09/435330 (echtscheiding) C/09/465065 (verdeling)
C/09/430499 (voorlopige voorzieningen)
Datum beschikking: 7 april 2015

Scheiding/voorlopige voorzieningen

Beschikkingop het op 17 januari 2013 ingekomen verzoek tot echtscheiding en het op 1 november 2012 ingekomen verzoek tot voorlopige voorzieningen:

[de man],

de man,
wonende te[woonplaats],
advocaat: mr. I.J. Pieters te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw],

de vrouw,
wonende te[woonplaats],
advocaat: mr. J.E.C. Verhoeff te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
(scheiding):
  • het verzoekschrift van de man;
  • het verweerschrift, tevens verzoekschrift van de vrouw;
- het verweer van de man tegen het zelfstandig verzoek van de vrouw;
- de brief d.d. 28 augustus 2013, met als bijlage het verweerschrift voorlopige voorzieningen, van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 19 augustus 2014, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 22 augustus 2014, met bijlagen, en inhoudende een aanvullend verzoekschrift, tevens wijzigingsverzoek, van de zijde van de vrouw;
- het verweer van de man tegen het aanvullend verzoek van de vrouw;
(voorlopige voorzieningen):
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 21 december 2012;
- de brief d.d. 12 juli 2013, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 21 augustus 2013 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 22 augustus 2013 van de zijde van de man;
- de brief d.d. 27 augustus 2013, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 27 augustus 2013, met bijlage, van de zijde van de vrouw.
Op 2 september 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en mr. L. Zietsman.
Na de terechtzitting zijn – voor zover thans van belang – de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 15 januari 2015 van de zijde van de man;
- het f-formulier d.d. 23 januari 2015 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 30 januari 2015, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 30 januari 2015, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 2 februari 2015 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 5 februari 2015, met bijlage, van de zijde van de man.
Verzoek en verweer
Het verzoek, zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding met de volgende nevenvoorzieningen:
- ( voor het geval het partijen niet lukt een ouderschapsplan te sluiten) vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen, als volgt:
- de minderjarige kinderen zullen bij de man zijn van donderdagmiddag na school tot maandagochtend in de ene week, waarbij de man de nog niet schoolgaande [de minderjarige 3] donderdagmiddag vóór schooltijd bij de vrouw ophaalt en [de minderjarige 3] weer bij de vrouw terugbrengt maandagochtend nadat hij de oudste twee kinderen naar school heeft gebracht;
- in de andere week wil de man de kinderen op donderdagmiddag van school halen en na het eten weer terugbrengen; ook bij dit contactmoment haalt de man [de minderjarige 3] eerst op bij de vrouw, waarna hij de oudste twee van school haalt;
- vaststelling van de vakantieregeling conform het voorstel van de man;
althans zodanig regeling als de rechtbank juist acht;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 339,-- per maand, per kind, vanaf het moment dat de man niet meer de hypotheekrente en het eigenwoningforfait ter zake de echtelijke woning betaalt;
- bepaling dat de vrouw de echtelijke woning overneemt dan wel bepaling dat de echtelijke woning wordt verkocht en de eventuele netto overwaarde bij helfte wordt gedeeld dan wel een onderwaarde bij helfte wordt gedragen;
- de vrouw te verplichten inzicht te geven in haar vermogensbestanddelen;
- bepaling van de waarde van de B.V. van de man en bepaling of en zo ja hoe de waarde tussen partijen wordt gedeeld, waarbij de aandelen van de [naam B.V.] aan de man worden toegedeeld, dan wel bepaling van andere wijze van verdeling;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de door de man verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vrouw nog zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met de volgende nevenvoorzieningen:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de vrouw;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen, in die zin dat de man gerechtigd is de minderjarige kinderen bij zich te hebben:
primair:
- de ene week van vrijdag voor schoolt tot zondag 19.00 uur;
- de andere week van donderdag na school tot en met 19.00 uur diezelfde dag;
- de helft van de vakanties;
subsidiair:
- de ene week van donderdag na school tot zondag 19.00 uur;
- de helft van de vakanties;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 490 per maand, per kind, vanaf 1 december 2012 in de voorlopige voorzieningen procedure en vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in de scheidingsprocedure, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 3.750,-- per maand vanaf 1 december 2012 in de voorlopige voorzieningen procedure en vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in de scheidingsprocedure, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- bepaling dat de vrouw de echtelijke woning in eigendom overneemt voor een nog door een deskundige nader te bepalen bedrag alsmede de hieraan gekoppelde hypothecaire geldlening;
- indien de vrouw de voormalige echtelijke woning in eigendom niet kan overnemen, partijen te gelasten over te gaan tot verkoop van de woning;
- ten aanzien van de verdeling van de overige gemeenschappen:
primair:
- bepaling dat de man, al dan niet in termijnen, een bedrag van € 243.588,-- aan de vrouw dient te voldoen in het kader van de verdeling van de waarde van de ondernemingen die in de gemeenschap vallen;
subsidiair:
- benoeming van een onafhankelijke deskundige die de aanspraak van de vrouw op de waarde van de ondernemingen die in de gemeenschap vallen vast stelt, waarbij de aandelen van [naam B.V.] aan de man worden toegedeeld;
- bepaling dat de man de aanspraken op ouderdomspensioen, zoals dit aan de vrouw toekomt op grond van de Wet verevening pensioenrechten na scheiding een maand na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand afstort op een door de vrouw aan te wijzen verzekeraar c.q. bepaling dat de vrouw aanspraken op het door de man opgebouwde ouderdomspensioen heeft conform de Wet verevening pensioenrechten na scheiding;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk].
- Uit dit huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [de minderjarige 1], op [geboortedatum] te[geboorteplaats];
- [de minderjarige 2], op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [de minderjarige 3], op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
- De minderjarigen verblijven thans bij de vrouw.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
- Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
- Deze rechtbank heeft op 21 december 2012 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover thans van belang, inhoudende voorlopige toevertrouwing van de minderjarigen aan de vrouw en vaststelling van een voorlopige zorgregeling. Voorts is de behandeling van het verzoek tot voorlopige kinder- en partneralimentatie pro forma aangehouden in afwachting van de jaarstukken over 2011 van de onderneming van de man. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de voorlopige kinder- en partneralimentatie en de proceskosten is eveneens aangehouden.
- Bij beschikking van 20 juni 2013 van deze rechtbank is het verzoek van de vrouw tot wijziging van de bij beschikking van 21 december 2012 voorlopig vastgestelde zorgregeling afgewezen.

Beoordeling

De echtscheidingsprocedure
Ontvankelijkheid verzoek echtscheiding
Op grond van artikel 815 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten. De man heeft bij zijn verzoekschrift geen door beide partijen ondertekend ouderschapsplan overgelegd. Ook de vrouw heeft bij haar zelfstandig verzoek geen ouderschapsplan overgelegd.
Ter terechtzitting is gebleken dat partijen het niet eens kunnen worden over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Nu de rechtbank een beslissing zal nemen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en partijen het wel eens zijn over de hoofverblijfplaats van de minderjarigen en de kinderalimentatie, ziet de rechtbank onder deze omstandigheden geen aanleiding om de zaak aan te houden in verband met het opstellen van een ouderschapsplan. De man en de vrouw zullen derhalve worden ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding.
Echtscheiding
Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Hoofdverblijfplaats minderjarigen
Het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de vrouw kan als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
Bij genoemde beschikking voorlopige voorzieningen van 21 december 2012 is de volgende zorgregeling vastgesteld waarbij de man voorlopig gerechtigd is om genoemde minderjarigen bij zich te hebben:
- de ene week van donderdag na school tot maandag naar school, waarbij de man de minderjarige [de minderjarige 3] op donderdag eerst bij de vrouw ophaalt waarna de man de andere twee minderjarigen van school haalt en de man [de minderjarige 3] maandagochtend terugbrengt nadat de man de andere twee minderjarigen naar school heeft gebracht;
- de andere week van donderdag na school tot na het eten, waarbij de man de minderjarige [de minderjarige 3] op donderdagmiddag eerst bij de vrouw ophaalt waarna de man de andere twee minderjarigen van school haalt;
- gedurende de helft van de vakanties.
De vrouw kan zich niet vinden in deze regeling, nu de man naar haar zeggen de regeling niet goed nakomt. Daarnaast ziet zij het wisselmoment liever op zondagavond in plaats van maandagochtend naar school.
De man heeft betwist dat hij de regeling niet goed nakomt en wil de huidige regeling voortzetten, opdat hij ook zijn contactmomenten met school heeft.
De rechtbank is van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken dat de huidige doordeweekse regeling niet in het belang van de minderjarigen is. De rechtbank zal de doordeweekse regeling derhalve vaststellen conform de beschikking voorlopige voorzieningen, met dien verstande dat, nu ook de jongste minderjarige inmiddels schoolgaand is, de man alle drie de minderjarigen van school haalt en naar school brengt als na te melden.
Voor wat betreft de vakantieregeling heeft de man een gespecificeerd overzicht overgelegd. Dit overzicht ziet echter op de vakanties in 2014. De rechtbank acht zich onvoldoende geïnformeerd om aan de vakantieregeling een nadere invulling te geven. De rechtbank zal gelet hierop vaststellen dat de man gerechtigd zal zijn de minderjarigen bij zich te hebben gedurende de helft van de vakanties door partijen in onderling overleg nader in te vullen.
Kinder- en partneralimentatie en verdeling huwelijksgemeenschap
Partijen hebben ter terechtzitting overeenstemming bereikt over de kinder- en partneralimentatie en verdeling van de huwelijksgemeenschap.
Deze overeenstemming luidt als volgt.
De man zal aan kinderalimentatie voldoen een bedrag van € 339,-- per maand, per kind, met ingang van 1 september 2014. De kinderalimentatie zal onderworpen zijn aan de wettelijke indexering.
De man zal, ongeacht de inkomsten van de vrouw, gedurende 9 jaar aan partneralimentatie een bedrag van € 3.500, per maand voldoen, te weten van 1 januari 2014 tot 1 januari 2023.
In de beschikking zal als ingangsdatum van de partneralimentatie worden vastgesteld 1 september 2014. De man zal voor wat betreft de periode 1 januari 2014 – 1 september 2014 aan achterstallige partneralimentatie aan de vrouw een bedrag van € 15.760,-- netto voldoen. Van dit bedrag zal € 10.000,-- in 2017 en € 5.760,-- in 2018 worden uitgekeerd. De partneralimentatie zal niet zijn onderworpen aan de wettelijke indexering en de man zal geen rente verschuldigd zijn over de genoemd bedrag van € 15.760,--.
De man zal ter zake van de verdeling van de huwelijksgemeenschap een bedrag van € 95.000,-- aan de vrouw voldoen, te weten € 75.000,-- in 2014, € 10.000,-- in 2015 en € 10.000,-- in 2016. Uitgangspunt hierbij is dat de echtelijke woning aan de [adres] aan de vrouw zal worden toegedeeld en de aandelen die in [naam B.V.] worden gehouden aan de man zullen worden toegedeeld.
Met partijen is ter terechtzitting afgesproken dat zij de overeenkomst zullen vastleggen in een convenant en dat zij de overige verzoeken zullen intrekken.
Uit de na de terechtzitting ontvangen brieven van partijen blijkt dat tussen partijen over de verdeling van de huwelijksgemeenschap ten aanzien van de volgende bestanddelen alsnog geschilpunten zijn gerezen en zij hebben de rechtbank verzocht ten aanzien van deze geschilpunten een beslissing te nemen:
de waarde van de echtelijke woning;
de door de vrouw ontvangen gouden handdruk;
de schuld bij de moeder van de vrouw;
de hypotheekrente teruggave;
de Zwitserlevenpolis;
de Generali-polis;
de rekening van de fiscalist [naam].
Ten aanzien van de overeengekomen kinder- en partneralimentatie hebben partijen verzocht deze op te nemen in de beschikking.
Ten aanzien van de kinder- en partneralimentatie
Het verzoek van partijen om kinderalimentatie aldus vast te stellen, kan worden toegewezen.
Het verzoek van partijen om de partneralimentatie aldus vast te stellen kan in de echtscheidingsprocedure slechts worden toegewezen voor zover deze ziet op de periode vanaf de datum inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank zal aldus beslissen.
Ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap
Partijen hebben ter terechtzitting alomvattende afspraken gemaakt ten aanzien van de verdeling. Daarom zijn zij ter zitting ook overeengekomen, zoals hiervoor weergegeven, dat zij een en ander schriftelijk in een convenant zouden vastleggen, welk convenant zij dan aan de rechtbank zouden doen toekomen. Partijen zijn aan deze – als vaststellingsovereenkomst aan te merken – overeenstemming gebonden. De rechtbank komt gelet op de ter terechtzitting bereikte overeenstemming met betrekking tot de verdeling dan ook, mede gelet op het bepaalde in artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek, niet meer toe aan de naderhand naar voren gebrachte geschilpunten en over en weer gedane verzoeken met betrekking tot de vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Deze verzoeken zullen dan ook in zoverre worden afgewezen.
De procedure voorlopige voorzieningen
De kinderalimentatie
Gelet op de tussen partijen bereikte overeenstemming ten aanzien van de kinderalimentatie en de beslissing te dien aanzien in de scheidingsprocedure, hebben partijen geen belang meer bij een beslissing te dien aanzien in de procedure voorlopige voorzieningen.
De partneralimentatie
De rechtbank zal de tussen partijen bereikte overeenstemming ten aanzien van de partneralimentatie voor zover deze ziet op de periode voorafgaande aan de datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand vaststellen in het kader van de voorlopige voorzieningen.
De proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
in de echtscheidingsprocedure:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man], en[de vrouw], gehuwd op [datum huwelijk] in de gemeente[plaats huwelijk];
bepaalt dat de minderjarigen:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat genoemde minderjarigen bij de man zullen zijn:
- de ene week van donderdag na school tot maandag naar school, waarbij de man de minderjarigen donderdag van school haalt en maandag naar school brengt;
- de andere week van donderdag na school tot na het eten, waarbij de man de minderjarigen van school haalt;
- gedurende de helft van de vakanties door partijen in onderling overleg nader in te vullen;
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man, met ingang 1 september 2014, voor de verzorging en opvoeding van genoemde minderjarigen aan de vrouw (bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt)zal betalen een bedrag van € 339,-- per maand, per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man, ongeacht de inkomsten van de vrouw, met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot 1 januari 2023 tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 3.500,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
sluit de op de partneralimentatie toepasselijke wijziging van rechtswege ingevolge artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek uit;
wijst af het meer of anders verzochte.
in de procedure voorlopige voorzieningen:
bepaalt de som welke de man van 1 januari 2014 tot 1 september 2014 voorlopig zal verstrekken tot levensonderhoud van de vrouw op € 15.760,-- netto, waarvan € 10.000,-- in 2017 en € 5.760,-- in 2018 aan de vrouw te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt de som welke de man, ongeacht de inkomsten van de vrouw, met ingang van 1 september 2014 voorlopig zal verstrekken tot levensonderhoud van de vrouw op € 3.500,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
sluit de op de partneralimentatie toepasselijke wijziging van rechtswege ingevolge artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek uit;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Brakel, A.C. Olland en S.M. Westerhuis‑Evers, tevens kinderrechters, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2015.