Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 januari 2014, met vier producties,
- de conclusie van antwoord, met twee producties,
- het vonnis van de kantonrechter van 3 juni 2014 (zaak- en rolnummer 2744479/14-3308), waarin de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de zaak verwijst naar team Handel van de rechtbank Den Haag,
- het vonnis van de rechtbank van 27 augustus 2014, waarbij tevens een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 7 november 2014.
2.De feiten
- de Koper volledig te hebben geïnformeerd over de gevolgen van de contragarantie en in het bijzonder dat de verzekeraar verplicht is op eerste verzoek te betalen en dat de verzekeraar geen partij is bij de aan- en verkoop van de onroerende zaak waarvoor de garantiestelling is bedoeld.
- de Koper erop te hebben gewezen dat hij verplicht is op eerste verzoek van de verzekeraar aan haar terug te betalen al hetgeen de verzekeraar uit hoofde van de garantiestelling heeft betaald.
- dat de aanvraag garantiestelling en contragarantie in uw bijzijn is ondertekend en dat u de handtekening(en) aan de hand van het/de originele en geldige legitimatiebij(s)(zen) heeft geverifieerd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
4.5. Evenmin kan worden gezegd dat de tussenpersoon of Cardif hun zorgplicht hebben geschonden. [gedaagde sub 1] c.s. hebben ter zitting meegedeeld dat zij dachten dat het wel goed zat nadat zij twee afwijzingen van de hypotheek hadden gekregen en dat zij niet meer hoefden te betalen. Dit zijn omstandigheden die voor hun eigen rekening komen. Het had op de weg van [gedaagde sub 1] c.s., althans op die van de door hen ingeschakelde makelaar, gelegen om zich ervan te verzekeren dat tijdig een beroep zou worden gedaan op de in verband met de financiering aan de koopovereenkomst verbonden ontbindende voorwaarde en dat de garantie niet zou worden ingeroepen. Uit niets blijkt dat ter zake actie is ondernomen. Hier komt bij dat niet gebleken is wanneer de termijn voor het inroepen van de genoemde ontbindende voorwaarde is verlopen, terwijl [gedaagde sub 1] c.s. nadat het is misgelopen ook geen contact met de makelaar of de tussenpersoon hebben gezocht. Niet kan derhalve worden vastgesteld of [gedaagde sub 1] c.s. tijdig, dat wil zeggen vóór het verstrijken van de termijn van de ontbindende voorwaarde, eventueel nadat deze is verlengd, beschikten over de vereiste afwijzingen van hypotheeknemers. Dat de notaris in dit geval ten onrechte heeft verzocht om uitbetaling blijkt uit niets. Na het verstrijken van de genoemde termijn waren [gedaagde sub 1] c.s. jegens de verkopende partijen verplicht tot betaling van 10 % van de koopsom, de garantiestellingsovereenkomst doet hier niets aan toe of af. Cardif is blijkens de tekst van de garantie verplicht op eerste verzoek van de notaris te betalen en heeft ter zake geen beoordelingsruimte. Van een zorgplicht van Cardif ten opzichte van [gedaagde sub 1] c.s. in het kader van de uitbetaling is, anders dan [gedaagde sub 1] c.s. stellen, geen sprake. Ook indien ervan moet worden uitgegaan dat [gedaagde sub 1] c.s. niet op de hoogte zijn gesteld van het verzoek van de notaris aan Cardif om tot uitbetaling over te gaan, zoals [gedaagde sub 1] c.s. stellen, kan dit [gedaagde sub 1] c.s. niet baten. Cardif was immers op grond van de garantiestelling verplicht tot uitbetaling over te gaan.