ECLI:NL:RBDHA:2015:338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
09/819212-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Wassenaar

Op 14 januari 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit in een woning te Wassenaar. De verdachte, geboren op 6 november 1964, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van een groot aantal hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op verschillende data in december 2014, werd vastgesteld dat in de woning een hennepkwekerij was aangetroffen met naar schatting 499 planten. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn medeplichtigheid aan de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet de bewoner was, wel zeggenschap had over de woning en dat hij de huur ontving van de medeverdachte die de kwekerij beheerde. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen de hennep had geteeld en elektriciteit had gestolen, en legde een gevangenisstraf van 83 dagen op, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de schade niet rechtstreeks voortvloeide uit de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/819212-13
Datum uitspraak: 14 januari 2015
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 6 november 1964 te[geboorteplaats],
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 december, 17 december en 24 december en 31 december 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.J. Laman en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.A. Kaarls, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2012 tot en met 17 juli 2013 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan de [adres pand 1]) een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, althans een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2012 tot en met 17 juli 2013 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2012 tot en met 17 juli 2013 te Wassenaar en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die (in elk geval) bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte en/of[getuige] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van:
- misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten het (telkens) (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) telen en/of bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een grote hoeveelheid) hennep, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid, en/of
- witwassen van (grote) hoeveelheden geld en/of goederen, en/of
- diefstal van stroom.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 18 juli 2013 treft de politie in de woning aan de [adres pand 1] te Wassenaar (hierna: de woning) een niet inwerking zijnde hennepkwekerij aan. Op dat moment zijn de verdachten[getuige] (hierna: [getuige] sr), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) en[medeverdachte 1] (hierna: [getuige] jr) in de woning aanwezig. [2] In de kelder en op de 1e etage worden in totaal vier kweekruimtes aangetroffen en op de zolder bevind zich een droogruimte. In totaal hebben in de kweekruimten waarschijnlijk 499 planten gestaan. [3] Verder blijkt dat bij de elektriciteitsinstallatie het deksel van de aansluitkast is verwijderd en de zegels van de hoofdaansluitkast zijn verbroken. Er is sprake van een illegale elektriciteitsaansluiting die buiten de meter omloopt en de hennepplantage voorziet van elektriciteit. [4]
3.2
De beoordeling van de tenlastelegging
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting – met de officier van justitie en de verdediging – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2
De raadsman heeft aangevoerd dat ten tijde van het binnentreden van de woning door de politie geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, zodat het binnentreden onrechtmatig is en alles wat daaruit voortvloeit van het bewijs moet worden uitgesloten.
Wat daar verder van zij, verdachte is niet de bewoner van de woning zodat hem geen beroep toekomt op een mogelijke schending van het huisrecht.
Is verdachte bij de exploitatie van de hennepkwekerij betrokken?
Vaststaat dat de partner van verdachte eigenares is van de woning en dat verdachte degene is die de woning heeft verhuurd en de huurpenningen (€5.000,- per maand) heeft geïncasseerd. [5] Volgens verdachte heeft hij deze huur ontvangen van de medeverdachte [medeverdachte 2] [6] en was afgesproken dat de huurder zelf de levering van de energie moest regelen. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in januari 2013 in de woning is komen wonen om de kwekerij te bewaken. Hij is door verdachte gevraagd om dat te doen. Hij kreeg daarvoor € 150,- per week. Hij had geen huurcontract. [8] Toen hij aankwam in de woning is hij door verdachte rondgeleid en heeft hij de hennepkwekerij voor de eerste keer gezien. Verdachte heeft hem ook in contact gebracht met [medeverdachte 2]” en [verdachte]”, de personen die regelmatig langs kwamen om de planten te verzorgen. [9]
Volgens de verdediging is de verklaring van [medeverdachte 2] leugenachtig en is hij de enige die belastend over verdachte heeft verklaard. Zijn verklaring moet daarom van het bewijs worden uitgesloten.
Dit verweer wordt verworpen.
In dit verband overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 2] belastend over anderen èn over zichzelf heeft verklaard. Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat hij zijn eigen rol probeert te bagatelliseren, maakt dat zijn verklaring nog niet leugenachtig. Voorts vindt zijn verklaring op een aantal essentiële punten steun in de verklaring van [getuige] sr. Zo heeft [getuige] sr verklaard dat [medeverdachte 2] in zijn – [getuige] – aanwezigheid door verdachte is gebeld en een woning is aangeboden. [getuige] sr heeft [medeverdachte 2] daarop naar het parkeerterrein van het Van der Valk motel bij Wassenaar gebracht en daar achtergelaten bij verdachte. [10] Deze verklaring vindt vervolgens steun in het gegeven dat de telefoonmast in de buurt van de woning op 10 januari 2013 te 20:13 uur voor de eerste keer wordt aangestraald door zowel de telefoon van [getuige] sr als die van [medeverdachte 2]. [11] Die zendmastpaal bevindt zich niet alleen in de nabijheid van de woning maar tevens in de nabijheid van voornoemd Van der Valk motel. Ook heeft [getuige] sr verklaard dat toen hij in januari of februari 2013 bij [medeverdachte 2] in de woning op bezoek kwam, deze hem een in werking zijnde hennepkwekerij toonde. [12]
Gelet op de kalkaanslag aan de onderzijde van de kweekpotten, de aangetroffen hennepresten/knipresten, het wortelgestel in kweekpotten, de gedroogde henneptoppen en de knipscharen met hennepaanslag, is volgens deskundigen sprake van
in ieder geval(cursivering rechtbank) twee eerdere oogsten. [13] Ook dit kan passen bij de verklaring van [medeverdachte 2] die immers aangeeft dat er twee oogsten zijn geweest in februari en april 2013 en dat een derde kweek voordat deze geoogst was, door onbekenden op 8 juli 2013 is gestolen. [14] Uitgaande van een kweekperiode van 10 weken, betekent dat het telen van de hennep is aangevangen in december 2012 en dat in februari 2013 (al dan niet voor de eerste keer) kon worden geoogst.
De rechtbank ziet, gezien het voorgaande, geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [medeverdachte 2] met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de kwekerij. Die betrokkenheid maakt ook begrijpelijk waarom verdachte op 5 juni 2013 persoonlijk naar Leiden is gegaan om daar bij het GWK de energienota ten behoeve van de woning contant te voldoen, dit terwijl het energiecontract niet op zijn naam of die van zijn partner stond. [15] Een dergelijke – voor een verhuurder ongebruikelijke – actie om afsluiting van de energie te voorkomen, kan immers zonder meer worden verklaard als ervan wordt uitgegaan dat die afsluiting niet alleen gevolgen zou hebben voor de ontwikkeling van de aanwezige hennepplanten maar mogelijk ook zou kunnen leiden tot ongewenst bezoek van medewerkers van Liander in verband met de daadwerkelijke onderbreking van de aansluiting van de woning op het energienetwerk.
De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en daaruit volgt dat verdachte bij de exploitatie van de hennepkwekerij in de woning betrokken is geweest.
Is er sprake van medeplegen?
In dit verband is van belang dat de hennepkwekerij zich bevond in de woning waarover verdachte zeggenschap had. Hij heeft daarnaast medeverdachte [medeverdachte 2] aangezocht als bewaarder/bewaker van het pand en hij heeft contact gelegd tussen [medeverdachte 2] en degenen die de plantjes verzorgden. Voorts heeft hij – om afsluiting te voorkomen – in juni 2013 zelf de energienota betaald. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en andere betrokkenen bij de exploitatie van de hennepkwekerij dat sprake is van medeplegen van dit delict.
Het is naar het oordeel van de rechtbank voorts inmiddels een feit van algemene bekendheid dat hennepkwekerijen in de regel – zoals ook hier – via een illegale elektriciteitsaansluiting buiten de meter om worden voorzien van elektriciteit. Niet alleen worden daarmee immers de exploitatiekosten gedrukt ook kan minder snel door de leverancier worden geconstateerd dat in een huishouden wel een hele grote hoeveelheid energie wordt verbruikt. Gesteld noch gebleken is dat verdachte zich ervan heeft vergewist dat de stroom legaal werd afgenomen, terwijl hij daartoe, gelet op zijn veelvuldige bezoeken aan de woning, wel de gelegenheid heeft gehad. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank ook met betrekking tot de diefstal van stroom medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 15 december 2012 tot en met 17 juli 2013 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld en bewerkt (in een pand aan de [adres pand 1]) een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
in de periode van 15 december 2012 tot en met 17 juli 2013 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Liander, waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 203 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en zich niet uitgelaten over een eventuele straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de teelt van een groot aantal hennepplanten en aan diefstal van stroom.
Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het creëren van aanbod in softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat regelmatig gebruik van de uit hennepplanten verkregen stof de gezondheid van - soms jonge - gebruikers kan schaden. Bovendien gaat de handel in deze middelen vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit.
Voorts is de diefstal van stroom niet alleen in financiële zin schadelijk. De onveilige wijze waarop wijzigingen aan elektriciteitsinstallatie was aangebracht levert tevens gevaar op voor lekkages, kortsluiting en brand voor de omliggende woningen en de bewoners daarvan. Verdachte heeft zich aan dit alles niets gelegen laten liggen en lijkt slechts uit financieel gewin te hebben gehandeld.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van [datum uitgave strafblad] blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 25 oktober 2013. Uit dit advies komt naar voren dat verdachte zijn dagelijks leven goed op orde heeft. Doordat er geen problemen lijken in zijn leven is het niet mogelijk te benoemen wat het motief voor de bewezenverklaarde feiten is geweest. Hij omschrijft zichzelf als een man die zich soms naïef, te hulpvaardig en goedgelovig kan opstellen. De rol die hem wordt toegedicht duidt echter op een meer berekende keuze waarbij de risico’s zijn afgewogen. Geadviseerd wordt aan verdachte een onvoorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen.
Conclusie
Alles afwegende, kijkend ook naar de periode waarbinnen de strafbare feiten zich hebben voorgedaan en met in acht neming van de LOVS-oriëntatiepunten, acht de rechtbank, mede gelet op het feit dat verdachte de dagelijkse zorg heeft over zijn twee minderjarige kinderen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding daarnaast aan verdachte nog een voorwaardelijke straf en een taakstraf op te leggen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 58.602,00 aan materiële schade. Dit bedrag bestaat uit:
- opdracht + meerkosten aannemer, ten bedrage van € 28.602,00;
- misgelopen huurinkomsten, ten bedrage van € 30.000,00.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in haar vordering, nu aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet expliciet uitgelaten over de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de gevorderde schade betrekking heeft op de gevolgen van vernielingen van de woning. Deze gestelde vernielingen zijn echter niet aan verdachte ten laste gelegd. Hoewel het telen van hennep in de praktijk vaak gepaard gaat met een inbreuk op andermans eigendom, ziet het bepaalde in artikel 3 van de Opiumwet op de bescherming van andere belangen dan deze. Daarom kan niet worden vastgesteld dat sprake is van schade die rechtstreeks voortvloeit uit in deze procedure bewezenverklaarde feiten, om welke reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
Het voorgaande brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 83 (drieëntachtig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. R.C. Hartendorp, rechter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1571-2013136537, van de politie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1101).
2.Proces-verbaal binnentreden woning, p 20 en proces-verbaal aanleiding onderzoek, p 8
3.Proces-verbaal bureau Forensische Technische opsporing, Narcotica, p 431-435
4.Schriftelijk stuk, Aangifte Liander, p 458
5.Proces-verbaal verhoor getuige, p 452-453
6.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 17 december 2014 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 507
8.Proces-verbaal verhoor verdachte, p 131, p 128-129
9.Proces- verbaal verhoor verdachte, p 413-416
10.Proces-verbaal verhoor verdachte, p 408
11.Proces-verbaal van bevindingen, p 449 en proces-verbaal van bevindingen, p 450
12.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 11 december 2014, voor zover inhoudende de verklaring van[getuige] als getuige
13.Proces-verbaal bureau Forensische Technische opsporing, Narcotica, p 436
14.Proces-verbaal verhoor verdachte, p 133
15.Schriftelijk stuk “Contante betaling plus”, p 594