ECLI:NL:RBDHA:2015:3369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
C-09-476314 - FA RK 14-8486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland, specifiek naar Hawaï. Het verzoek is ingediend door de moeder van de minderjarige, die getrouwd is met een Amerikaans staatsburger en momenteel op Hawaï woont. De vader van de minderjarige verzet zich tegen de verhuizing, omdat hij vreest dat dit de band met zijn kind ernstig zal schaden. De rechtbank heeft in haar beoordeling het belang van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de verhuizing niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat het contact tussen de vader en de minderjarige door de verhuizing ernstig zou worden belemmerd. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en een definitieve zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige bij de vader zal verblijven. De huidige omgangsregeling blijft in stand, met enkele aanpassingen in onderling overleg tussen de ouders.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 14-8486
Zaaknummer: C/09/476314
Datum beschikking: 25 maart 2015

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 30 oktober 2014 ingekomen verzoek van:

[de vader],

de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. M.P. Kloppenburg te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder],

de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. M. Lindhout te ’s-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 21 januari 2015 van deze rechtbank, Enkelvoudige Kamer, zijn partijen belast met het gezamenlijk gezag over de minderjarige[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en is een voorlopige zorgregeling tussen de vader en de minderjarige vastgesteld. Voorts is bepaald dat de behandeling van het verzoek tot vervangende toestemming verhuizing en de definitieve zorgregeling zal worden voortgezet op de terechtzitting van de Meervoudige Kamer van deze rechtbank op 18 februari 2015.
De rechtbank heeft voorts nog ontvangen:
- twee brieven d.d. 10 februari 2015, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 18 februari 2015 is de behandeling voortgezet ter terechtzitting van de Meervoudige Kamer. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten. Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Aan de orde is het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige primair naar het buitenland, subsidiair naar Hawaï te verhuizen.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd.
Zij is getrouwd met een Amerikaans staatsburger die werkzaam is bij de Amerikaanse luchtmacht en die momenteel op basis van een niet tussentijds op te zeggen contract gestationeerd is op Hawaï tot februari 2017. De echtgenoot van moeder is voornemens te verzoeken om per die datum te worden overgeplaatst naar Europa, meer in het bijzonder Duitsland.
Moeder is werkzaam op Schiphol. Haar full time dienstverband loopt tot november 2015 en zij verwacht dat dit niet zal worden verlengd, waardoor haar inkomenspositie verslechtert. De moeder wenst zich bij haar echtgenoot te voegen. Zij acht emigratie naar Hawaï in het belang van de minderjarige. De moeder wijst er op dat haar echtgenoot een behoorlijk salaris verdient, over goede huisvesting beschikt en dat de scholen aldaar prima zijn. De minderjarige zal tweetalig worden opgevoed.
Moeder begrijpt dat het in het belang van de minderjarige is dat het contact met vader wordt voortgezet. Zij stelt voor de contacten via Skype te laten verlopen. Voorts kan de minderjarige vergezeld van haarzelf elke zomer vier weken en in de kerstperiode twee weken naar Nederland komen, gedurende welke periode de vader contact kan hebben met de minderjarige. Vader kan de minderjarige ook in Hawaï bezoeken, aldus de moeder.
De vader verzet zich tegen de beoogde verhuizing. Hij vreest dat de band die hij heeft met de minderjarige ernstig zal worden geschaad. De minderjarige is in Nederland opgegroeid en hier gehecht. Bij zijn vertrek uit Nederland wordt niet alleen het contact met vader vrijwel onmogelijk, maar zal het gehele netwerk van zowel vaders- als moederszijde wegvallen.
De vader stelt altijd een grote rol te hebben gehad in de opvoeding en verzorging van de minderjarige en dat zij erg aan elkaar zijn gehecht. Door emigratie zal de inhoud en frequentie van de contact onacceptabel gereduceerd worden. Het Skype contact kan zijns inziens nooit als alternatief gelden voor fysiek contact. De minderjarige is pas drie jaar oud zodat goed telefonisch en/of Skype-contact nauwelijks mogelijk is terwijl fysiek contact ook nodig is. Bovendien leidt het tijdsverschil van twaalf uur tot praktische problemen. Het voorgestelde contact in de zomervakanties en in de kerstperiode biedt naar de mening van de vader onvoldoende alternatief voor de huidige omgang, praktische en financiële problemen nog daar gelaten.
De vader stelt dat het thans nog onduidelijk is of de arbeidsovereenkomst van moeder niet wordt verlengd. Zelfs als dit zo is, kan moeder een andere baan zoeken en, als dat niet lukt, een beroep doen op een werkloosheidsuitkering. Van financiële problemen zal geen sprake zijn mede gelet op de bijdrage die de vader voor de minderjarige betaalt, aldus de vader.
De vader acht het voorts een reële optie voor moeder om het samenwonen met haar echtgenoot uit te stellen totdat hij in Nederland werk heeft gevonden. De beoogde overplaatsing in 2017 naar Duitsland is onzeker, en zelfs indien de echtgenoot in Duitsland wordt gestationeerd en de moeder met de minderjarige daarnaartoe zal verhuizen, zal het contact tussen vader en de minderjarige ernstig worden belemmerd.
De alternatieven die de moeder aandraagt voor contact tussen vader en de minderjarige zou zij zelf ook kunnen hanteren voor het in stand houden van haar relatie met haar echtgenoot.
De rechtbank dient, gelet op het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek een beslissing te nemen die haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008 (LJN: BC5901) overweegt de rechtbank dat daaruit niet mag worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dient de rechtbank alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Bij de onderhavige beoordeling dient de rechtbank het belang van de minderjarige in acht te nemen en voorts daarbij te betrekken enerzijds het belang van de moeder om met de minderjarige naar het buitenland, subsidiair Hawaï te verhuizen, anderzijds het belang van de vader en de minderjarige om contact met elkaar te hebben.
De rechtbank zal het primaire verzoek van de moeder om vervangende toestemming om naar het buitenland te verhuizen afwijzen, nu dit verzoek onvoldoende concreet is. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek tot vervangende toestemming om met de minderjarige naar Hawaï te verhuizen neemt de rechtbank het volgende in overweging.
De moeder stelt dat zij gehuwd is met een Amerikaans staatsburger en dat haar echtgenoot op een militaire basis op Hawaï werkt. Hoewel de rechtbank hiervan geen bewijsstukken heeft gezien, is de stelling van de moeder niet door de vader betwist zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid hiervan.
Omtrent de noodzaak tot verhuizing overweegt de rechtbank als volgt.
Niet is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst van de moeder niet zal worden verlengd en evenmin is gebleken dat zij alsdan niet elders aan de slag kan of anderszins in haar onderhoud kan voorzien.
Gelet op de betwisting door de vader en het ontbreken van een nader onderbouwing door de moeder, staat naar het oordeel van de rechtbank voorts thans evenmin vast dat het voor de echtgenoot van de moeder onmogelijk is voorafgaand aan februari 2017 in Nederland, dan wel op bereisbare afstand van de woonplaats van de vader, passende arbeid te vinden.
Naar het oordeel van de rechtbank staat de noodzaak tot verhuizen thans dan ook niet vast.
Met betrekking tot het belang van de minderjarige overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht het thans, gelet op zijn zeer jeugdige leeftijd, in het belang van de minderjarige dat hij de kans krijgt om zijn beide ouders verder te leren kennen en een band met hen te ontwikkelen. Gezien de leeftijd van de minderjarige is regelmatig en persoonlijk contact met beide ouders juist essentieel voor een goede hechting met de ouders.
Een verhuizing van de moeder en de minderjarige naar Hawaï zal gezien de grote afstand, het tijdverschil en de reistijd het contact tussen de vader en de minderjarige minder frequent en beduidend minder intensief maken.
Hoewel de moeder aanbiedt met de minderjarige naar Nederland te komen in de zomer en in de kerstperiode en heeft verklaard dat de vader altijd welkom is op Hawaï, betekent het vertrek van de moeder en de minderjarige naar Hawaï feitelijk voor de vader dat het voor hem niet mogelijk zal zijn om zijn rol als ouder uit te oefenen en voor de minderjarige dat hij zijn vader niet als ouder (als degene die naast zijn moeder met zijn verzorging en opvoeding is belast) zal kunnen leren kennen, althans een band verder met hem op te bouwen en verder te hechten. De moderne (tele)communicatiemiddelen acht de rechtbank daartoe, gelet de jonge leeftijd van de minderjarige, niet toereikend.
Ook weegt de rechtbank mee dat de moeder, indien het verzoek wordt afgewezen, ter terechtzitting heeft verklaard dat zij alsdan in Nederland zal blijven omdat zij zonder haar kind Nederland niet zal verlaten.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende acht de rechtbank het belang van de minderjarige op goede hechting en het verder opbouwen en onderhouden van een band met beide ouders thans groter dan het belang van de moeder om te verhuizen. De rechtbank wijst daarom ook het subsidiaire verzoek van de moeder af.
Zorgregeling
Nu de moeder geen vervangende toestemming tot verhuizing wordt verleend, dient een definitieve zorgregeling tussen de vader en de minderjarige te worden vastgesteld.
De moeder heeft verzocht de huidige voorlopige regeling aan te passen aan haar werkrooster in die zin dat zij alle vrije dagen die zij heeft met de minderjarige kan doorbrengen. De vader heeft hiertegen bezwaren geuit. De rechtbank acht het argument van de moeder onvoldoende grond om de huidige regeling aan te passen. De huidige regeling blijkt goed te functioneren en er is verder geen reden tot wijziging. Partijen zijn het er wel over eens dat de omgang in het derde weekend op de zondag óf de maandag zal aanvangen om 10.00 uur in plaats van 9.00 uur. Na de zomer gaat de minderjarige naar school. Partijen zullen rond
1 augustus 2015 in onderling overleg de regeling aanpassen aan de nieuwe omstandigheden.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst af de verzoeken van de vrouw tot vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland subsidiair Hawaï;
*
bepaalt dat de minderjarige[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te
[geboorteplaats], bij de vader zal zijn:
- twee weekenden per drie weken van zondag 12.00 uur tot maandag 17.00 uur;
- het derde weekend per drie weken gedurende de zondag óf de maandag van 10.00
uur tot 17.00 uur, in onderling overleg te bepalen;
- vakanties en feestdagen in onderling overleg te verdelen,
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, M. van Paridon en M.P. Verloop, kinderrechters, in tegenwoordigheid van P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2015.