ECLI:NL:RBDHA:2015:3325
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening in verband met geloofwaardigheid van asielrelaas
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag van een verzoeker van Marokkaanse nationaliteit. De verzoeker had op 26 januari 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij bedreigd was door een persoon genaamd Y, die hem had geprobeerd te ronselen voor jihadistische activiteiten. De voorzieningenrechter heeft het toetsingskader uiteengezet en geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de relevante elementen van het asielrelaas ongeloofwaardig zijn. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over bedreigingen en ronseling, en dat hij op basis van de geloofwaardigheid van de elementen geen aanspraak kan maken op de beschermingsgronden zoals genoemd in de Vreemdelingenwet 2000. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen reden was om aan te nemen dat nader onderzoek zou bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak. De uitspraak eindigde met de verklaring dat het beroep ongegrond was en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.