ECLI:NL:RBDHA:2015:3204
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf in jeugdstrafzaak met niet te traceren veroordeelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak betreffende de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde werkstraf. De veroordeelde, geboren in 1999, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft op 20 januari 2015 een schriftelijke vordering ingediend om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden en sinds oktober 2014 voortvluchtig is.
Tijdens de zitting op 19 maart 2015, waar de veroordeelde niet aanwezig was, heeft zijn raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de opgelegde voorwaarden en niet te traceren is. De rapportage van de jeugdreclassering bevestigt dat de veroordeelde niet gemotiveerd was om begeleiding te accepteren en dat er grote zorgen zijn over zijn situatie.
De rechtbank heeft, op basis van de feiten en de rapportages, besloten de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf te gelasten. De rechtbank gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden uitgevoerd, met een taakstraf van 60 uren en vervangende jeugddetentie van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van kinderrechters en is openbaar uitgesproken.