ECLI:NL:RBDHA:2015:3203
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verlenging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Op 19 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 18 februari 2015 en betrof een veroordeelde die in 2011 was veroordeeld voor poging doodslag. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de maatregel afgewezen, omdat de algemene veiligheid van personen geen verlenging meer eiste en het niet in het belang was van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het advies van F.C. Teylingereind betrokken, waaruit bleek dat de veroordeelde alles uit de PIJ-maatregel had gehaald en dat het recidiverisico laag was door de aanwezige begeleiding en steunfactoren. De veroordeelde had een sterke motivatie om zijn leven positief vorm te geven, met belangrijke protectieve factoren zoals zijn vriendin en dochtertje. De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de maatregel niet meer in het belang was van de ontwikkeling van de veroordeelde, die inmiddels ook buiten de instelling de nodige ondersteuning had gevonden.
De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de maatregel afgewezen en benadrukt dat de beslissing is genomen in het belang van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De uitspraak is gedaan door de kinderrechters H.M. Boone, A.J.J.M. Weijnen en J.A.H.M. Janssen, in aanwezigheid van griffier M.M. de Witte.