ECLI:NL:RBDHA:2015:3066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
09-777212-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving van een oudere vrouw op de openbare weg met gebruik van geweld

Op 26 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die op 7 september 2014 samen met een medeverdachte een gewelddadige beroving heeft gepleegd op een 66-jarige vrouw. De vrouw en haar partner werden van achteren benaderd en in de rug geduwd, waardoor zij ten val kwamen. De verdachte en zijn medeverdachte trokken de tas van de vrouw uit haar handen. De rechtbank oordeelde dat dergelijke brutale berovingen ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en de maatschappij, en dat de verdachte geen respect heeft getoond voor andermans eigendommen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich enkel heeft laten leiden door financieel gewin. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en hem een jeugddetentie van acht maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, die in totaal €4.191,30 bedraagt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en gameverslaving, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777212-14
Datum uitspraak: 26 februari 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [woonplaats], thans gedetineerd in [verblijfplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 18 december 2014 en 12 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van der Zwan en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M.R. Backer, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks [datum] 2014 te [plaats 1], op de openbare weg ([locatie 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtas (met inhoud waaronder een portemonnee en/of een etui met pasjes en/of een telefoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- van achteren benaderen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen in de rug van die [slachtoffer 2] (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten
val kwam) en/of
- het (met kracht) trekken aan de tas van die [slachtoffer 1] (ten gevolge waarvan
die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] op de grond lag) het (trekkend aan die tas)
voortsleuren van die [slachtoffer 1] over de grond en/of straat eniof fietspad;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op [datum] 2014 is op de [locatie 1] te [plaats 1] mevrouw [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]) door twee personen beroofd van haar tas met inhoud, bij welke diefstal geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 1] en haar vriend de heer [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]). Ten gevolge van deze straatroof is pijn en letsel ontstaan bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. De verdachte en zijn broer, te weten medeverdachte [broer] zijn kort na het incident in de omgeving van voornoemde plek aangehouden.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte één van de daders van deze straatroof is geweest en zo ja, op welke wijze deze straatroof dient te worden gekwalificeerd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Uit vergelijking van de door de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en Remmerswaal en de in de processen-verbaal van aanhouding en bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] respectievelijk [verbalisant 2] beschreven signalementen van de mannen, blijkt dat met name overeenkomsten worden gevonden in het feit dat het gaat om een man met een donkere huidskleur. Dat duidt echter niet op betrokkenheid van de verdachte. Uit de resterende onderdelen van de opgegeven signalementen, in onderling verband en samenhang bezien, kan evenmin betrokkenheid van de verdachte worden afgeleid. Ook op grond van het overige bewijsmateriaal kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
De rechtbank zal hierna bij de beoordeling van de tenlastelegging ingaan op de gevoerde verweren, voor zover het relevante verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten betreft. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangifte [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij op [datum] 2014 omstreeks 21.15 uur samen met haar partner vanaf de Bezuidenhoutseweg in de richting van de [locatie 1] te [plaats 1] liep. Op het moment dat zij met [slachtoffer 2] op de [locatie 1] liep, voelde zij dat zij van achteren werd aangevallen. Er werd getrokken aan het hengsel van haar handtas. Er werd dusdanig hard aan het hengsel van de tas getrokken dat [slachtoffer 1] ten val kwam. De tas van [slachtoffer 1] is uiteindelijk weggenomen. [2] In deze tas zat een zwarte portemonnee, met daarin ongeveer 220 euro aan (dubbelgevouwen) briefgeld, een etui met pasjes en een telefoon. [3] Ten gevolge van haar val had zij schaafwonden aan haar knieën en de knokkels en pink van haar rechterhand, een bloedlip en hevige pijn aan haar borst. Zij had voorts een pijnlijke blauwe plek aan de binnenzijde van haar rechterhand. Tijdens de aangifte is [slachtoffer 1] onwel geworden en door een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis is operatief een liter bloed uit de rechterborst van [slachtoffer 1] verwijderd. [4]
Aangifte [slachtoffer 2]
heeft verklaard dat hij op [datum] 2014 omstreeks 21:30 uur met [slachtoffer 1] op de [locatie 1] te [plaats 1] liep. Hij hoorde achter hen ‘geren’. Vervolgens voelde hij een duw in zijn rug en viel hij hierdoor voorover op zijn rechterelleboog, waardoor letsel is ontstaan. [slachtoffer 2] heeft zich vervolgens omgedraaid en zag twee personen, lang van postuur, wegrennen. Voorts zag hij [slachtoffer 1] op de grond liggen. [5]
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] (verder: [getuige 1]) heeft verklaard dat zij op [datum] 2014, omstreeks 21:30 uur met de auto over de Theresiastraat in [plaats 1] reed. Zij zag twee mannen haar kant op sprinten, komend uit de [locatie 1]. De eerste man droeg een opvallend rood capuchonvest, had een donkere huidskleur, was rond de achttien jaar oud, ongeveer 1.80 meter lang en had een normaal postuur. Hij droeg een handtas in zijn handen. De tweede man was gekleed in donkere kleding en droeg een capuchonvest of een trui. Vermoedelijk had deze man een getinte huidskleur, was hij achttien jaar oud en 1.75 meter lang. Hij had een tenger postuur. [getuige 1] zag vervolgens op de [locatie 1] iemand op de grond liggen. [6]
Getuige [getuige 2] (verder: [getuige 2] heeft verklaard dat hij op [datum] 2014, omstreeks 21:30 uur, met een vriend op de Theresiastraat in [plaats 1] liep. Op de kruising met de [locatie 1] zag hij twee jongens staan. Plotseling zag hij de jongens met versnelde pas in de richting van twee oudere mensen lopen, die zojuist aan kwamen lopen. [getuige 2] hoorde een oudere vrouw hard gillen. Hij zag beide jongens wegrennen in de richting van de Theresiastraat en - aldaar aangekomen - vervolgens in de richting van het Centraal Station [plaats 1]. [getuige 2] heeft de jongens als volgt omschreven:
Dader 1: man, ongeveer negentien jaar oud, 1.65 meter à 1.70 meter lang, donkere huidskleur, Surinaams of Antilliaans, zwart kroeshaar, donkerblauwe spijkerbroek, een donker trainingsjasje met capuchon en donkere sportschoenen.
Dader 2: man, ongeveer negentien jaar oud, 1.70 meter à 1.75 meter lang, donkere huidskleur, Surinaams of Antilliaans, sportief postuur, kort zwart kroeshaar. Hij droeg een zwarte trainingsbroek met witte lijnen, een donkerrode trui voorzien van een capuchon en sportschoenen. [7]
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] heeft verklaard dat hij op [datum] 2014, omstreeks 21:30 uur met [getuige 2] (naar de rechtbank aanneemt: getuige [getuige 2] op de Theresiastraat in [plaats 1] liep. Hij zag twee jongens rennen. Een van de jongens had een blauw vest met capuchon, de ander een rood vest met capuchon. De langste van de twee, met een lengte van 1.75 meter à 1.80 meter, had een zwarte tas in zijn handen. Beide jongens droegen een capuchon, zodat het haar van de jongens voor Remmerswaal niet zichtbaar was. Hij zag dat aan de overzijde van de straat een oudere vrouw op de grond lag. [8]
Aanhouding verdachten
Op [datum] 2014, omstreeks 21:44 uur bevond verbalisant [verbalisant 2] zich op de Juliana van Stolberglaan en hoorde dat werd gezocht naar twee verdachten die kort daarvoor op de [locatie 1] een straatroof met geweld hadden gepleegd. De signalementen van de verdachten luidden als volgt.
Persoon 1: man, donker getint, rood trainingspak met cap, vermoedelijk rond de 19 jaar oud.
Persoon 2: man, donker getint, zwart trainingspak met capuchon, vermoedelijk met een petje, vermoedelijk rond de 19 jaar oud.
De verbalisant is vervolgens over de Prinses Beatrixlaan richting de Schenkkade gereden en zag op de Prinses Beatrixlaan twee personen lopen die aan het voormelde signalement voldeden. Op het moment dat de personen de verbalisant in het oog krijgen, hoorde hij ze tegen elkaar zeggen ‘rennen’. Vervolgens zijn zij weggerend in de richting van de Schenkkade, waarna de verbalisant te voet de achtervolging ingezet heeft. Uiteindelijk wordt door de verbalisant gezien dat één van deze twee personen wordt aangehouden. Dit betrof verdachte. Hij droeg ten tijde van zijn aanhouding een rood trainingsjasje en was buiten adem en bezweet. De andere persoon rende weg in de richting van de [locatie 2]. [9] Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij, dan wel de kleding die hij ten tijde van zijn aanhouding droeg, te zien is op foto’s op blz. 94 tot en met 96 van het dossier. [10]
Om te voorkomen dat de tweede persoon zou ontkomen, is meteen de directe omgeving van de [locatie 2] afgezet. In aanvulling op het eerder gegeven signalement, hoorde de verbalisanten dat de andere persoon een zwart trainingspak met een rode streep zou dragen. Vervolgens is met behulp van een gecertificeerde politiehond naar deze persoon gezocht. De diensthond liep vervolgens de [locatie 2] in en in een rechte lijn naar het portiek Van den [locatie 2] Op het moment dat de diensthond het portiek op enkele meters was genaderd, kwam een persoon met zijn handen omhoog uit voormeld portiek gelopen. Deze persoon bleek [broer] te zijn, de broer van de verdachte. [broer] droeg een zwart trainingspak met een rode streep. [11]
Bevindingen verbalisanten
Onderzoek door de politie heeft de volgende bevindingen opgeleverd.
Na de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte is aan het einde van een brandgang gelegen tussen de [locatie 3] te [plaats 1], een zwarte lederen dameshandtas aangetroffen. Ter hoogte van [plaats 2] werd een zwart lederen schoudertaskoord aangetroffen op de grond. Diverse goederen lagen bij de zwart lederen dameshandtas op de grond, waaronder een portemonnee en een bruin mapje. In dit mapje zaten meerdere passen, waaronder een op naam van [slachtoffer 1] gesteld rijbewijs. [12]
Uit onderzoek is gebleken dat alle goederen en bescheiden nog in deze tas aanwezig waren en dat er alleen een bedrag van 220 euro aan briefgeld uit de portemonnee ontbrak. [13]
Op woensdag 10 september 2014 heeft de politie in het portiek aan de Van den [locatie 2] te weten het portiek waar medeverdachte [broer] kort voor zijn aanhouding uit liep, een nader onderzoek ingesteld en is onder de deurmat behorende bij perceel [locatie 2] een stapeltje bankbiljetten aangetroffen. Het betroffen vijf in elkaar gevouwen briefjes van 50 euro. Desgevraagd heeft de bewoonster van het desbetreffende perceel verklaard dat dit geld niet aan haar toebehoorde. [14]
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat diverse getuigen (een gedeelte van) de beroving en het daarbij gebruikte geweld jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben waargenomen, alsmede dat zij de politie onmiddellijk de signalementen van de daders hebben verstrekt. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, acht de rechtbank deze verklaringen wat betreft de opgegeven signalementen voldoende specifiek en gedetailleerd. Het enkele gegeven dat de opgegeven signalementen wellicht niet tot in detail overeenkomen met het signalement van de verdachte en zijn medeverdachte, dan wel met de door elkaar opgegeven signalementen, doet hier niet aan af. Voorts stelt de rechtbank vast dat de verdachte en zijn medeverdachte ten tijde van hun aanhouding voldeden aan het opgegeven signalement, te weten enerzijds een persoon met onder meer een rode capuchontrui (verdachte) en anderzijds een persoon met een zwart trainingspak met verticale strepen (medeverdachte [broer]). Zoals hiervoor is weergegeven zijn zowel de verdachte als zijn medeverdachte ten tijde en in de buurt van het incident gezamenlijk gezien en vervolgens door een verbalisant achtervolgd, waarna later op deze vluchtroute een tas met daarbij goederen zijn aangetroffen op naam van aangeefster [slachtoffer 1]. Volgens aangeefster [slachtoffer 1] ontbrak op dat moment nog een geldbedrag van 220 euro aan briefgeld. Ten slotte is waargenomen dat medeverdachte Hussein kort voor zijn aanhouding uit een portiek kwam gelopen, alwaar later een geldbedrag van 250 euro aan in elkaar gevouwen briefgeld onder een deurmat is aangetroffen. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte één van de twee personen is geweest die aangeefster [slachtoffer 1] heeft beroofd.
Op grond van de gehele constellatie van bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op [datum] 2014 te [datum] op de openbare weg ([locatie 1], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud waaronder een portemonnee, een etui met pasjes en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] en tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het:
- van achteren benaderen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het duwen in de rug van die [slachtoffer 2] ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam en
- het met kracht trekken aan de tas van die [slachtoffer 1] ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, zoals voorgesteld door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad).
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – gelet op de bepleite vrijspraak – niet expliciet uitgelaten over de strafmaat.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op [datum] 2014 samen met een ander schuldig gemaakt aan de gewelddadige beroving van een vrouw van 66 jaar oud op de openbare weg. Deze vrouw en haar partner zijn van achteren benaderd en in de rug geduwd, ten gevolge waarvan beiden lelijk ten val zijn gekomen. Vervolgens hebben de verdachte en zijn medeverdachte de tas uit de handen van de vrouw getrokken.
Dergelijke brutale berovingen waarbij slachtoffers worden geconfronteerd met fysiek geweld zijn zeer ernstig en veroorzaken sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als traumatisch kunnen ervaren, hetgeen ook blijkt uit de slachtofferverklaring van de vrouw die zij zelf ter terechtzitting heeft voorgedragen. Uit haar verklaring blijkt dat zij in het begin heel emotioneel en angstig is geweest en veel heeft gehuild. Zij durft ’s avonds nog steeds niet alleen naar buiten, waardoor zij zeer beperkt wordt in haar sociale leven. De lichamelijk en psychische gevolgen van de overval zijn heel vervelend. Zij is lange tijd afhankelijk geweest van allerlei mensen.
Bovendien wekken dergelijke feiten verontwaardiging op in de maatschappij, mede gezien het kennelijke gemak waarmee dergelijke berovingen worden gepleegd. De verdachte en zijn mededader hebben zich aan dit alles niets gelegen laten liggen en uitsluitend oog gehad voor hun eigen financieel gewin.
De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft door het plegen van voornoemd feit bovendien laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 september 2014, is de verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 2 december 2014, betreffende een psychologisch onderzoek. Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en problemen in het sociale functioneren. Voorts is sprake van een gameverslaving. Het is onduidelijk of dit van invloed is geweest op de verdachte. De verdachte is beperkter dan anderen in staat goed te anticiperen op de mogelijke gevolgen van zijn gedrag(skeuzes) voor zichzelf en anderen en hij is beperkter dan anderen is staat rekening te houden met de ander. Dit kan de kans op recidive vergroten. Als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling is de verdachte gemakkelijk te beïnvloeden door anderen.
De gedragsdeskundige heeft geadviseerd om de verdachte te behandelen voor zijn gameverslaving en ter voorkoming van recidive. Toezicht en begeleiding, deels door de gezinsvoogd, is geïndiceerd. Daarnaast behandeling door het Palmhuis, Stichting De Jutters of een soortgelijke instelling. Daarnaast kan ouderbegeleiding en begeleiding van het Jeugd Interventie Team (JIT) worden overwogen. De verdachte kan worden ondersteund bij het vinden van werk en vrijetijdsbesteding. De verdachte heeft verklaard dat hij zal meewerken aan de nodige hulpverlening.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 12 december 2014. Uit dit rapport volgt dat de Raad zich aansluit bij de uitkomsten en de conclusie uit het Pro Justitia rapport. De verdachte en de moeder van de verdachte zijn onvoldoende in staat om een actieve houding aan te nemen ten opzichte van de hulpverlening, zodat de Raad het van belang acht dat hulpverlening middels het strafrechtelijk kader wordt gewaarborgd.
De Raad heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke en een deels onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van de William Schrikker Groep, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • zich onder behandeling van de polikliniek van het Palmhuis stelt en begeleiding van het Jeugd Interventie Team (JIT);
  • gedurende een bepaalde termijn onderwijs volgt.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit het persoonlijkheidsonderzoek en de conclusies van de Raad en neemt het strafadvies van de Raad over, met dien verstande dat als bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd dat de verdachte zich dient te melden bij de jeugdreclassering, alsmede de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de Raad. Een van de algemene voorwaarden zal luiden dat de verdachte medewerking zal moeten verlenen aan het toezicht dat de jeugdreclassering dient te houden op de naleving van de voorwaarden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de Richtlijnen Jeugd, die de rechtbank hanteert voor feiten als het bewezenverklaarde feit, tot uitgangspunt genomen. Nu als gevolg van de straatroof sprake is van ernstig letsel bij het slachtoffer en het geweld was gericht tegen oudere, meer kwetsbare personen, acht de rechtbank na te melden onvoorwaardelijke jeugddetentie, grotendeels gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Gelet op voornoemde richtlijnen wijkt de rechtbank in haar strafmaat af van de eis van de officier van justitie. Voorts zal een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd, teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

De vordering van mevrouw [slachtoffer 1]
Mevrouw [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 4.108,55. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 1.608,55 (bestaande uit de posten daggeld voor ziekenhuis en revalidatie, een pantalon, een jack, een handtas, taxikosten, verbandmiddelen, beha’s, apotheekkosten, zorgkosten, reiskosten en kosten voor buurtzorg), en uit immateriële schade voor een bedrag groot € 2.500,--.
De vordering van de heer [slachtoffer 2]
De heer [slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 82,75. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade (bestaande uit de posten kosten stomerij en kosten voor de aanschaf van een nieuw shirt, inclusief vermaakkosten).
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen. Subsidiair heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van mevrouw [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De schade is voldoende onderbouwd met stukken en de verdachte heeft de inhoud van de vordering niet betwist.
Nu de verdachte het bewezenverklaarde feit met een ander heeft gepleegd, zal de rechtbank de verdachte hoofdelijk veroordelen dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 4.108,55.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van [datum] 2014 is ontstaan.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.108,55, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf [datum] 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan ten behoeve van het slachtoffer genaamd E.H. [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de vordering van de heer [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De schade is voldoende onderbouwd met stukken en de verdachte heeft de inhoud van de vordering niet betwist.
Nu de verdachte het bewezenverklaarde feit met een ander heeft gepleegd, zal de rechtbank de verdachte hoofdelijk veroordelen dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 82,75.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van [datum] 2014 is ontstaan.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 82,75, vermeerderd met de wettelijke rente daarover van [datum] 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 8 (acht) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
2 (twee) MAANDENniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de William Schrikker Jeugdreclassering (hierna te noemen: de jeugdreclassering) te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de polikliniek van het Palmhuis en de behandeling van het Jeugd Interventie Team (JIT);
- gedurende de proeftijd, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, onderwijs zal volgen;
waarbij de jeugdreclassering krachtens het bepaalde in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
hoofdelijk toeten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 4.108,55;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.108,55, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [datum] 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
hoofdelijk toeten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 82,75;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 82,75, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [datum] 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Bruining, kinderrechter, voorzitter,
mr. P. de Haan, kinderrechter,
en mr. A.M. Boogers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2015.
Mr. M.C. Bruining is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2014213001, doorgenummerd als bladzijden 1 t/m 167.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] blz. 37
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] blz. 38, opsomming in negende en tiende alinea
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] blz. 38, eerste, tweede, zesde en zevende alinea en een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 9 september 2014
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], blz. 48, tweede en derde alinea
6.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], blz. 79 t/m 80
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], blz. 81 t/m 82
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] blz. 150
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 51 en 52 en Proces-verbaal van aanhouding, blz. 27 laatste alinea en blz. 28, eerste alinea
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2015
11.Proces-verbaal van aanhouding medeverdachte, blz. 17
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 69, vierde alinea
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 124 (bovenaan)
14.Proces-verbaal van bevindingen blz. 124 en 125