3.4Bureau Documenten heeft de nationaliteitsverklaring en het paspoort onderzocht. De uitslag van het onderzoek, neergelegd in een rapport van 11 november 2014, is dat het paspoort met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en dat de nationaliteitsverklaring echt is, dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is afgegeven door de Somalische ambassade te Brussel en dat niet kan worden vastgesteld of de verklaring inhoudelijk juist is.
4. Verweerder acht de uitslag van het onderzoek van Bureau Documenten ten aanzien van de valsheid van het Somalische paspoort van belang, alsmede het feit dat eiser een Keniaans paspoort op zijn naam heeft dat echt is bevonden en stelt zich derhalve op het standpunt dat het niet geloofwaardig is dat eiser de Somalische nationaliteit heeft. Ten aanzien van de nationaliteitsverklaring stelt verweerder zich op het standpunt dat het overleggen hiervan niet dusdanig zwaar weegt dat hij anders denkt over de nationaliteit van eiser, nu deze verklaring enkel is afgegeven op basis van een gesprek tussen een vertegenwoordiger van de Somalische ambassade te Brussel en eiser en niet op basis van onderzoek of het overleggen van brondocumenten. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het echt bevonden Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen en daar tegenover een met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt bevonden Somalisch paspoort heeft overgelegd, moet ervan worden uitgegaan dat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit.
5. Eiser voert aan dat de echt bevonden nationaliteitsverklaring, mede gezien zijn gedetailleerde en consistente verklaringen over zijn herkomst uit[plaats] en de eerder overgelegde geboorteakte en kopieën van de documenten van zijn ouders, voor verweerder aanleiding zou moeten zijn om eisers Somalische nationaliteit aan te nemen. Eiser verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 augustus 2014 (AWB 14/16312 + 14/16314) waarin een nationaliteitsverklaring afgegeven door de Somalische ambassade voor verweerder wel voldoende was om de Somalische nationaliteit aan te nemen, ondanks het feit dat ook die verklaring niet was afgegeven op basis van brondocumentenonderzoek. Al deze stukken zouden in ieder geval moeten leiden tot een bewijslastverschuiving van eiser naar verweerder. Eiser heeft voorts verwezen naar het algemeen ambtsbericht inzake Somalië van 19 december 2013 (het ambtsbericht) waaruit blijkt dat Somaliërs Keniaanse paspoorten kopen om te kunnen reizen, aldus eiser.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Gelet op artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 is het aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Onderdeel van het asielrelaas dat eiser aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd, is dat hij de Somalische nationaliteit bezit en dat het Keniaanse paspoort waarmee hij Nederland is in gereisd frauduleus is verkregen. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser, naast het Somalische paspoort en de nationaliteitsverklaring, een geboorteakte op dezelfde naam als het Somalische paspoort en de nationaliteitsverklaring, een kopie van het Somalische paspoort van zijn vader en een kopie van het Somalische identiteitsbewijs van zijn moeder overgelegd. Eisers originele geboorteakte is niet door Bureau Documenten onderzocht, reden waarom de rechtbank uitgaat van de echtheid hiervan. Eiser heeft dus een echt bevonden nationaliteitsverklaring overgelegd, alsmede een geboorteakte uit[plaats]. Voorts blijkt uit het eerste gehoor en het bestreden besluit dat verweerder niet betwist dat eiser de hem gestelde herkomstvragen juist heeft beantwoord. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het Somalische paspoort niet echt is, maar dat hij dit vanuit Nederland via zijn moeder in Somalië gekocht heeft, omdat verweerder had aangegeven veel waarde te hechten aan een Somalisch paspoort op eisers naam. Eiser betwist dan ook niet dat dit document vals is.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er met het overleggen van deze documenten weliswaar nog niet, maar gelet op al hetgeen hij wel heeft overgelegd in samenhang met de juiste beantwoording van de herkomstvragen, is de rechtbank van oordeel dat eiser een begin van bewijs heeft geleverd en de bewijslast richting verweerder verschuift. Daarbij komt dat eiser consistent heeft verklaard dat hij het Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen via zijn reisagent. Dit verhaal wordt ondersteund door hetgeen hierover in paragraaf 2.5.1 van het ambtsbericht is opgenomen:
“In de praktijk komt grootschalige corruptie voor bij overheidsfunctionarissen. Dit zorgt er mede voor dat het Somalische paspoort door veel landen niet wordt erkend, waardoor veel Somali’s een buitenlands paspoort proberen te bemachtigen om hun reismogelijkheden te vergroten.”
“Het komt in de praktijk voor dat Somaliërs paspoorten weten te verwerven van een buurland, zoals Ethiopië en Kenia, door zich uit te geven voor staatsburgers van dat land, of simpelweg door het paspoort (of een vervalsing daarvan) te kopen.”
9. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2116) dat een algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken omtrent de situatie in een land kan worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Het ambtsbericht ondersteunt het relaas van eiser. Gelet hierop in samenhang met hetgeen eiser aan documenten heeft overgelegd, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet mogen vasthouden aan de stelling dat eiser naar Kenia kan zonder nader onderzoek te verrichten. Dat verweerder informatie van de Koninklijke Marechaussee en Bureau Land en Taal heeft getracht te verkrijgen over het Keniaanse paspoort, maar dat dat niet is gelukt wegens het ontbreken van een vertrouwenspersoon, is daartoe onvoldoende. Niet valt in te zien waarom verweerder bijvoorbeeld niet te rade kan gaan bij zijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken. 10. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 6 weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,--, en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder
de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.