ECLI:NL:RBDHA:2015:304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
AWB 14/9580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van nationaliteit en documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Somalische nationaliteit te bezitten, heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig was, vooral omdat eiser niet kon aantonen dat hij daadwerkelijk uit Somalië afkomstig was. Eiser heeft verschillende documenten overgelegd, waaronder een Somalisch paspoort en een nationaliteitsverklaring van de Somalische ambassade, maar de rechtbank oordeelt dat deze documenten niet voldoende zijn om de Somalische nationaliteit te bevestigen. Verweerder, de staatssecretaris, heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft, gebaseerd op een echt bevonden Keniaans paspoort dat eiser heeft overgelegd. Eiser heeft betoogd dat hij dit paspoort frauduleus heeft verkregen om te kunnen reizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een begin van bewijs heeft geleverd dat zijn asielrelaas geloofwaardig kan zijn, en dat de bewijslast verschuift naar verweerder. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie van eiser en dat het bestreden besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/9580
V-nr: [volgnummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 12 januari 2015 in de zaak tussen
[naam],
geboren op [geboortedatum], van (gestelde) Somalische nationaliteit,
alias
[naam 1],
geboren op[geboortedatum 1], van (gestelde) Somalische nationaliteit, eiser
(gemachtigde mr. M.R. van der Linde),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde mr. S. Smit).

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 8 april 2014 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 21 april 2014 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Tevens was ter zitting aanwezig de heer H.M. Sharif Hassan, tolk in de Somalische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen, omdat verweerder het niet geloofwaardig acht dat eiser de Somalische nationaliteit heeft. Nu het relaas van eiser zich afspeelt in[plaats], Somalië terwijl ongeloofwaardig is dat hij daadwerkelijk uit Somalië afkomstig is, ontvalt daarmee de geloofwaardigheid aan het asielrelaas.
2.1
Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend aan de vreemdeling die voldoet aan een of meer van de in artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 vermelde toelatingsgronden.
2.2
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de aanvraag afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
3.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.2
Op 8 april 2014 heeft eiser onderhavige asielaanvraag gedaan. Op 15 april 2014 heeft een eerste gehoor plaatsgevonden en op 17 april 2014 een nader gehoor. Eiser is in de gelegenheid gesteld te reageren op het rapport van het nader gehoor. Op 18 april 2014 heeft eiser correcties en aanvullingen op het nader gehoor aangeleverd. Verweerder heeft op 19 april 2014 een voornemen uitgebracht tot afwijzing van de aanvraag. Op 20 april 2014 heeft eiser een
zienswijze ingediend en bij besluit van 21 april 2014 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld en tevens aan de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
3.3
Op 6 juni 2014 is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen navraag te doen bij de Koninklijke marechaussee over het Keniaanse paspoort van eiser en tevens eiser in de gelegenheid te stellen zelf navraag te doen bij de Keniaanse autoriteiten om zijn relaas, dat hij het Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen, te onderbouwen. Per brieven van 10 juni, 13 juni en 23 september 2014 heeft verweerder laten weten dat, kort gezegd, nader onderzoek naar het paspoort van eiser in Kenia thans niet mogelijk is. Per brief van
29 september 2014 heeft eiser een nationaliteitsverklaring van de Somalische autoriteiten overgelegd, afgegeven op 11 september 2014, alsmede een Somalisch paspoort, beide op naam van [naam 1], geboren op[geboortedatum 1].
3.4
Bureau Documenten heeft de nationaliteitsverklaring en het paspoort onderzocht. De uitslag van het onderzoek, neergelegd in een rapport van 11 november 2014, is dat het paspoort met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en dat de nationaliteitsverklaring echt is, dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is afgegeven door de Somalische ambassade te Brussel en dat niet kan worden vastgesteld of de verklaring inhoudelijk juist is.
4. Verweerder acht de uitslag van het onderzoek van Bureau Documenten ten aanzien van de valsheid van het Somalische paspoort van belang, alsmede het feit dat eiser een Keniaans paspoort op zijn naam heeft dat echt is bevonden en stelt zich derhalve op het standpunt dat het niet geloofwaardig is dat eiser de Somalische nationaliteit heeft. Ten aanzien van de nationaliteitsverklaring stelt verweerder zich op het standpunt dat het overleggen hiervan niet dusdanig zwaar weegt dat hij anders denkt over de nationaliteit van eiser, nu deze verklaring enkel is afgegeven op basis van een gesprek tussen een vertegenwoordiger van de Somalische ambassade te Brussel en eiser en niet op basis van onderzoek of het overleggen van brondocumenten. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het echt bevonden Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen en daar tegenover een met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt bevonden Somalisch paspoort heeft overgelegd, moet ervan worden uitgegaan dat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit.
5. Eiser voert aan dat de echt bevonden nationaliteitsverklaring, mede gezien zijn gedetailleerde en consistente verklaringen over zijn herkomst uit[plaats] en de eerder overgelegde geboorteakte en kopieën van de documenten van zijn ouders, voor verweerder aanleiding zou moeten zijn om eisers Somalische nationaliteit aan te nemen. Eiser verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 augustus 2014 (AWB 14/16312 + 14/16314) waarin een nationaliteitsverklaring afgegeven door de Somalische ambassade voor verweerder wel voldoende was om de Somalische nationaliteit aan te nemen, ondanks het feit dat ook die verklaring niet was afgegeven op basis van brondocumentenonderzoek. Al deze stukken zouden in ieder geval moeten leiden tot een bewijslastverschuiving van eiser naar verweerder. Eiser heeft voorts verwezen naar het algemeen ambtsbericht inzake Somalië van 19 december 2013 (het ambtsbericht) waaruit blijkt dat Somaliërs Keniaanse paspoorten kopen om te kunnen reizen, aldus eiser.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Gelet op artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 is het aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Onderdeel van het asielrelaas dat eiser aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd, is dat hij de Somalische nationaliteit bezit en dat het Keniaanse paspoort waarmee hij Nederland is in gereisd frauduleus is verkregen. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser, naast het Somalische paspoort en de nationaliteitsverklaring, een geboorteakte op dezelfde naam als het Somalische paspoort en de nationaliteitsverklaring, een kopie van het Somalische paspoort van zijn vader en een kopie van het Somalische identiteitsbewijs van zijn moeder overgelegd. Eisers originele geboorteakte is niet door Bureau Documenten onderzocht, reden waarom de rechtbank uitgaat van de echtheid hiervan. Eiser heeft dus een echt bevonden nationaliteitsverklaring overgelegd, alsmede een geboorteakte uit[plaats]. Voorts blijkt uit het eerste gehoor en het bestreden besluit dat verweerder niet betwist dat eiser de hem gestelde herkomstvragen juist heeft beantwoord. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het Somalische paspoort niet echt is, maar dat hij dit vanuit Nederland via zijn moeder in Somalië gekocht heeft, omdat verweerder had aangegeven veel waarde te hechten aan een Somalisch paspoort op eisers naam. Eiser betwist dan ook niet dat dit document vals is.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er met het overleggen van deze documenten weliswaar nog niet, maar gelet op al hetgeen hij wel heeft overgelegd in samenhang met de juiste beantwoording van de herkomstvragen, is de rechtbank van oordeel dat eiser een begin van bewijs heeft geleverd en de bewijslast richting verweerder verschuift. Daarbij komt dat eiser consistent heeft verklaard dat hij het Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen via zijn reisagent. Dit verhaal wordt ondersteund door hetgeen hierover in paragraaf 2.5.1 van het ambtsbericht is opgenomen:
“In de praktijk komt grootschalige corruptie voor bij overheidsfunctionarissen. Dit zorgt er mede voor dat het Somalische paspoort door veel landen niet wordt erkend, waardoor veel Somali’s een buitenlands paspoort proberen te bemachtigen om hun reismogelijkheden te vergroten.”
In voetnoot 217 staat:
“Het komt in de praktijk voor dat Somaliërs paspoorten weten te verwerven van een buurland, zoals Ethiopië en Kenia, door zich uit te geven voor staatsburgers van dat land, of simpelweg door het paspoort (of een vervalsing daarvan) te kopen.”
9. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2116) dat een algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken omtrent de situatie in een land kan worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Het ambtsbericht ondersteunt het relaas van eiser. Gelet hierop in samenhang met hetgeen eiser aan documenten heeft overgelegd, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet mogen vasthouden aan de stelling dat eiser naar Kenia kan zonder nader onderzoek te verrichten. Dat verweerder informatie van de Koninklijke Marechaussee en Bureau Land en Taal heeft getracht te verkrijgen over het Keniaanse paspoort, maar dat dat niet is gelukt wegens het ontbreken van een vertrouwenspersoon, is daartoe onvoldoende. Niet valt in te zien waarom verweerder bijvoorbeeld niet te rade kan gaan bij zijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken.
10. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 6 weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,--, en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder
de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,-- (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van den Bergh, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: NV
Coll.: AvH
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.