ECLI:NL:RBDHA:2015:2789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1832
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen opgelegd aan demonstratie door burgemeester van Den Haag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, de burgemeester van Den Haag. De verzoekster had op 25 februari 2015 een kennisgeving gedaan voor een demonstratie tegen de sloep van De Vloek op 15 maart 2015. De burgemeester had echter beperkingen opgelegd aan de demonstratie, waarbij de demonstratie alleen op 5 maart 2015 van 18.00 uur tot 21.00 uur mocht plaatsvinden via de primair verzochte route. De verzoekster was het niet eens met deze beperking en diende een bezwaarschrift in, evenals een verzoek om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 13 maart 2015 heeft de verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De burgemeester, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, verdedigde de opgelegde beperkingen. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen oordelen dat de beperkingen noodzakelijk waren om wanordelijkheden te voorkomen, vooral gezien de verwachte drukte in het winkelgebied waar de demonstratie zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de opgelegde beperkingen niet disproportioneel waren en dat het recht van betoging niet onevenredig werd beperkt.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waarbij hij benadrukte dat de burgemeester voldoende onderbouwing had gegeven voor de noodzaak van de beperkingen. De beslissing van de voorzieningenrechter is in het openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/1832
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 maart 2015 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster], verzoekster,

(gemachtigde: mr. M.A.R. Schuckink Kool),
tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder,

(gemachtigde: mr.drs. R.W. Veldhuis en mr. R.W.I. Alkema).

Procesverloop

Op 25 februari 2015 heeft verzoekster bij verweerder een kennisgeving gedaan voor een demonstratie tegen de sloep van De Vloek op 15 maart 2015.
Verzoekster wil het volgende:
Primair: route lopen tussen 13.00 uur en 17.00 uur:
Kerkplein – Jan Hendrikstraat – Prinsegracht – Korte Buitenom – Lange Buitenom–Hoge Zand – Lange Beestenmarkt – Zuidwal – Spinozastraat/Paviljoensgracht – Gedempte gracht – Spuiplein.
Subsidiair:route lopen tussen 13.00 uur en 17.00 uur:
Kerkplein – Jan Hendrikstraat – Prinsegracht – Korte Buitenom – Lange Buitenom – Hoge Zand – Lange Beestenmarkt – Zuidwal – Spinozastraat/Paviljoensgracht – Stille Veerkade – Spuiplein.
Meer subsidiair: route lopen tussen 16.30 uur en 20.00 uur:
Kerkplein – Jan Hendrikstraat – Prinsegracht – Korte Buitenom – Lange Buitenom–Hoge Zand – Lange Beestenmarkt – Zuidwal – Spinozastraat/Paviljoensgracht – Gedempte gracht – Spuiplein.
Bij besluit van 5 maart 2015 heeft verweerder naar aanleiding van de kennisgeving de beperking opgelegd dat de demonstratieve optocht op 5 maart 2015 van 18.00 uur tot 21.00 uur plaatsvindt via de primair verzochte route.
Tegen dit besluit heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Tevens heeft verzoekster een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2015.
Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2 Verweerder heeft een beperking opgelegd, die inhoudt dat op een later tijdstip de verzochte demonstratie wordt toegestaan. Volgens verweerder is de beperking nodig ter voorkoming van wanordelijkheden. Verweerder acht de beperking proportioneel en gerechtvaardigd. Daarbij heeft verweerder betrokken dat de verzochte looproute in het kernwinkelgebied ligt waar op de koopzondag veel winkelend publiek aanwezig is en dat een demonstratieve loop in het algemeen minder eenvoudiger in goede banen te leiden is dan een statische demonstratie. Voorts heeft verweerder de eerdere ervaringen met De Vloek betrokken bij de beoordeling. Verweerder heeft ter zitting het besluit uitgebreid toegelicht.
3 Verzoekster verzoekt het besluit te schorsen en bij voorlopige voorziening te bepalen dat de demonstratie eerder wordt toegestaan. Ter zitting heeft verzoekster aangegeven de demonstratie uiterlijk 17.00 uur te willen starten. Verzoekster stelt kort gezegd dat er geen rechtvaardiging is voor opleggen van de beperking en dat andere manifestaties ook in de binnenstad worden toegelaten.
4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat de opgelegde beperkingen noodzakelijk zijn voor het voorkomen van wanordelijkheden. Hierbij heeft verweerder kunnen overwegen dat de looproute van de geplande demonstratie grens aan het winkelgebied in de binnenstad in Den Haag waar gedurende de openingstijden van de winkels veel publiek aanwezig is. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat het risico op wanordelijkheden groot is omdat ongewenste vermenging van het winkelend publiek en toeristen en de demonstranten niet kan worden voorkomen als de demonstratie tijdens openingstijden van de winkels in dit gebied plaatsvindt. Bij zijn inschatting van de kans op het ontstaan van wanordelijkheden heeft verweerder de verwachte omvang van de demonstratie en eerdere, veelal negatieve, ervaringen met demonstraties en activiteiten van De Vloek mogen betrekken. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter verweerders vrees dat zich wanordelijkheden zullen voordoen niet zonder grond en heeft verweerder het door verzoekster voorgestelde tijdstip van de demonstratie ongeschikt kunnen achten, nu hij de veiligheid van het winkelend publiek, toeristen, wijkbewoners en demonstranten niet kan waarborgen.
Verzoekster heeft zich in het overleg met verweerder vastgehouden aan de route van de demonstratie, omdat de route loopt langs belangrijke plekken van De Vloek. Verweerder heeft daarom om de vrees van wanordelijkheden af te wenden de beperking niet anders dan in het tijdvak kunnen vinden.
Ter zitting heeft verzoekster het tijdstip van 17.00 uur als uiterste aanvang van de demonstratie voorgesteld. Verzoekster acht het van belang om de demonstratie vroeger aan te vangen omdat aan de demonstratie ouders met kinderen en ouderen deelnemen. Een later tijdstip zou voor deze demonstranten bezwaarlijk zijn. Daarnaast acht verzoekster het van belang dat de demonstratie met daglicht kan worden gehouden. Wat hier ook van zij, ter zitting is gebleken dat verweerder een kennisgeving heeft ontvangen van een andere statische demonstratie op het Spuiplein van 16.00 uur tot 18.00 uur op zondag 15 maart 2014. Verweerder heeft aan deze demonstratie geen beperkingen opgelegd, mede omdat verweerder geen signalen had ontvangen dat verzoekster rechtsmiddelen zou aanwenden tegen het besluit van 5 maart 2015. Nu het Spuiplein het eindpunt is van de demonstratie van verzoekster en deze locatie naar verwachting rond 18.00 uur zal worden aangedaan als de demonstratie om 17.00 uur aanvangt, is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat om die reden de demonstratie van verzoekster niet eerder dan 18.00 uur dient aan te vangen. Het is niet wenselijk dat twee groepen van demonstranten met uiteenlopende bedoelingen tegelijk op eenzelfde locatie aanwezig zijn. Hierbij heeft de voorzieningenrechter betrokken dat verzoekster eerst op 12 maart 2015 onderhavig verzoek heeft ingediend en bezwaar tegen verweerders besluit van 5 maart 2015 heeft gemaakt. Gelet op dit tijdsverloop kan het niet aan verweerder worden verweten dat hij geen beperkingen aan de andere demonstratie op het Spuiplein heeft opgelegd.
Uit het vorenstaande volgt dat het opleggen van de beperking om de demonstratie om 18.00 uur aan te vangen niet disproportioneel is.
Het recht van betoging wordt aan de andere kant door het opgelegde tijdvak niet onevenredig beperkt. Niet gezegd kan worden dat de beperking het recht op betogen illusoir maakt en dat de beperking betrekking heeft op de inhoud van de betoging. Evenmin vormt de beperking een beletsel op het houden van een demonstratie als zodanig, of op demonstraties door verzoekster in het algemeen. Ook om 18.00 uur zijn er nog voldoende mensen in de binnenstad op de been voor verzoekster om de standpunten publiek kenbaar te maken. Het tijdstip van 18.00 uur is ook niet dusdanig laat dat er geen kinderen en ouderen meer kunnen deelnemen aan de demonstratie en de loop vindt grotendeels voor zonsondergang plaats. De beperking ten aanzien van het tijdvak van de demonstratie konden daarom in redelijkheid worden opgelegd.
Het beroep van verzoekster op het gelijkheidsbeginsel, waarbij wordt verwezen naar de demonstratie na de aanslag op Charlie Hebdo op 8 januari 2015 in de binnenstad van Den Haag, gaat niet op, omdat de risico-inschatting van de demonstratie van verzoekster heel anders is dan die van de demonstratie op 8 januari 2015.
5 Het verzoek wordt afgewezen.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2015.
chter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.