3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
De rechtbank zal hierna bij de beoordeling van de tenlastelegging ingaan op de gevoerde verweren, voor zover het relevante verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten betreft. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangifte
De aangeefster heeft verklaard dat zij op 21 juli 2014 omstreeks 17:05 uur aan het werk was in haar [winkel] , gevestigd aan het [adres 2] in [woonplaats] . Zij zag in de winkel een man met een jas met capuchon en een bontkraag. Deze man keek naar beneden, zodat aangeefster zijn gezicht niet goed kon zien. De aangeefster hoorde de man op dreigende en harde toon zeggen “money, money, money”. Zij zag dat de man een vleesmes trok met de punt in haar richting. Zij hoorde de man opnieuw roepen “Give me your money, give me your money”. De aangeefster liep naar de toonbank en keek om zich heen of zij iemand kon waarschuwen. De man schreeuwde opnieuw “give me your money, give me your money”. De aangeefster zag de man met grote stappen om de toonbank lopen in haar richting. Hij had het mes weer met de punt op haar gericht. De aangeefster opende de kassalade en zag dat de man met zijn linkerhand alleen het briefgeld uit de kassalade pakte. In zijn rechterhand hield hij nog steeds het mes. Nadat de man het geld had gepakt, liep hij om de toonbank heen. Hij liep met zijn rechterhand tegen de molen aan en liet het mes vallen. Vervolgens rende de man de winkel uit.
De aangeefster kan de man als volgt omschrijven: negroïde man, normaal postuur, rond de 1.75 meter lang, zwarte jas over de heupen met bontkraag, donkere ogen, leeftijd tussen de 18-20 jaar.
Het mes dat de man heeft laten vallen is ongeveer 20 centimeter lang en ongeveer 5 centimeter breed met een zwart handvat en één snijkant.
De man heeft ongeveer 100 euro meegenomen uit de kassalade.
De aangeefster is erg geschrokken van de overval en zij was bang dat de man haar zou hebben neergestoken als zij het geld niet zou hebben gegeven. De man kwam bedreigend op de aangeefster aflopen.
Getuigen
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 21 juli 2014 achterop bij zijn vriendin op een scooter reed en een persoon uit de fotowinkel naar buiten zag sprinten. Vervolgens zag [getuige 1] een vrouw naar buiten komen en hoorde haar in paniek schreeuwen “die jongen heeft me overvallen”. [getuige 1] heeft de persoon achtervolgd. Deze persoon heeft de volgende route gerend, dan wel gelopen: [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] , [straat 4] , [straat 5] , [straat 6] Vervolgens ging hij via een ingang van het [locatie] (naar de rechtbank begrijpt [locatie] ) over een bruggetje en onder een hek door. Hij rende het [park] in, richting het bos.
Op [straat 4] bij het sportpark keek de persoon om in de richting van [getuige 1] . Vanaf een afstand van ongeveer tien meter zag [getuige 1] dat deze persoon een lichtbruine huidskleur had en een heel slank gezicht, het was echt een magere jongen. [getuige 1] kon niet zeggen of de persoon onder de zonnebank vandaan kwam of dat hij een halfbloed was, omdat dit door de capuchon niet goed zichtbaar was. Hij droeg een capuchon met bontkraag met daaronder een wit petje, een zwart gewatteerde en glimmende jas en een zwarte broek. De persoon viel op door de witte gympen onder de zwarte broek. Hij was ongeveer 1.80 meter lang en had een mager postuur.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij een jongen, die hij al sinds de middelbare school kent, op 21 juli 2014 op de [straat 2] een “boks” heeft gegeven. Hollaar noemt deze jongen [naam] en volgens een vriend zou hij van zijn achternaam [achternaam] heten.
Een anonieme getuige fietste op 21 juli 2014 vlakbij de winkel (naar de rechtbank begrijpt: [winkel] ) waaruit de man kwam rennen. Vervolgens zag deze getuige een vrouw in paniek de winkel uit komen. Hij hoorde de vrouw zeggen dat zij was overvallen. De anonieme getuige is toen achter de rennende persoon aan gefietst. Deze getuige is de persoon in het [locatie] uit het zicht verloren. De getuige zag dat deze persoon vermoedelijk een licht getinte huidskleur had. Hij droeg een witte pet op zijn hoofd en een zwarte winterjas, met capuchon met bontkraag. De capuchon droeg deze persoon over het hoofd, over de pet heen. Verder droeg hij een zwarte joggingbroek met gepofte broekspijpen.
[getuige 3] is op 21 juli 2014 omstreeks 17:15 uur tijdens het uitlaten van haar hond aangesproken door verbalisanten over de zoektocht naar een verdachte van een winkeloverval. Vervolgens heeft [getuige 3] in het [locatie] omstreeks 17:30/17:45 uur gezien dat een jas binnenstebuiten over een struik hing. Dit betrof een zwarte winterjas met bruine bontkraag. Het viel [getuige 3] op dat de jas vrij droog was, terwijl het al een tijdje aan het regenen was. [getuige 3] heeft vervolgens de verbalisanten ingelicht over de jas.
Aanhouding van de verdachte
[verbalisanten a en b] bevonden zich op 21 juli 2014 omstreeks 17:25 uur op [straat 7] in [plaats] . Zij waren ter plaatse gekomen naar aanleiding van een gewapende overval op het [adres 2] in [plaats] . Een verdachte zou zijn weggerend in de richting van het [park] . De verdachte werd omschreven als een donker getint persoon gekleed in een donkere jas met bontkraag, donkere trainingsbroek en een wit petje. Door een getuige was in het park een donkere jas met bontkraag gevonden. De verbalisanten zijn ter plaatse gegaan bij de collega’s die bij de jas stonden en [verbalisant b] heeft daar met zijn gecertificeerde diensthond een spoor uitgelopen. [verbalisant b] gaf zijn diensthond het commando “zoeken”. Vervolgens hoorde [verbalisant b] voor zich uit een boom een stem die riep “haal die hond weg, haal die hond weg”. Op dat moment zag [verbalisant b] dat een blanke jongen op ongeveer drie meter hoogte in een boom zat. Deze jongen was gekleed in een donkere trainingsbroek, een wit shirt en een wit petje. De jongen kwam uit de boom en werd aangehouden, hij bleek te zijn: [verdachte] . Hierna hebben de verbalisanten het eiland, welke was omringd door water en slechts door één hek kon worden bereikt, afgezocht en geen andere personen aangetroffen.
Bevindingen
Op 21 juli 2014 omstreeks 17:08 uur hoorden de [verbalisanten c en d] dat een overval had plaatsgevonden op het [adres 2] bij [winkel] in [plaats] . Hierop zijn de verbalisanten ter plaatse gegaan en troffen het slachtoffer aan. Zij verklaarde dat zij zojuist was overvallen en dat de overvaller zijn mes had laten vallen tijdens het wegvluchten. Hierop zagen de verbalisanten op de grond van de winkel een groot keukenmes liggen met een zwart handvat. Vervolgens is direct een afzetting gecreëerd en een onderzoek plaats delict opgestart. De verbalisanten hebben de komst van de recherche afgewacht.
[verbalisanten e en f] hebben op 22 juli 2014 een nader onderzoek ingesteld. Zij bezochten de woning van de moeder van de verdachte, waar de verdachte woonachtig is. Daar zagen de verbalisanten in de keukenlade drie messen liggen die qua vorm precies leken op het mes dat was achtergebleven bij de overval. Op het lemmet van de messen stond “rostfrei”. Tevens zagen de verbalisanten dat er op alle drie de messen drie zilveren rondjes op het handvat zaten.Er zijn foto’s van de messen gemaakt.
Sporenonderzoek
Op het na de overval in de winkel achtergelaten mes zijn sporen aangetroffen. Het mes is door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderworpen aan een DNA-onderzoek. Voor dit vergelijkend onderzoek is bij de verdachte wangslijmvlies afgenomen. Uit de conclusies van het NFI blijkt dat op basis van de resultaten van de bemonstering van een dactyloscopisch spoor op het lemmet van het mes en de bemonstering van de randen en de popnagels van het heft van het mes het extreem veel waarschijnlijker is dat het celmateriaal afkomstig is van de verdachte en één onbekende persoon (niet verwant aan [verdachte] ) dan van een willekeurige onbekende persoon (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard).
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 juli 2014 omstreeks 16:15 uur had gebeld met zijn vriendin en dat zij ruzie hadden. Omdat hij kwaad het huis uit was gelopen, heeft hij zijn jas niet aangetrokken. Daarom is hij zonder jas, maar slechts gekleed in een wit T-shirt in de boom in het park aangetroffen.
Onderzoek telefoongegevens
Uit onderzoek van de politie naar de historische verkeersgegevens van het door de verdachte opgegeven mobiele telefoonnummer […] is gebleken dat er na 20 juli 2014 te 18:57 uur geen inkomende gesprekken meer werden ontvangen en dat er na 20 juli 2014 te 1:17 uur geen uitgaande gesprekken meer werden gevoerd.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat diverse getuigen een persoon uit de winkel zagen rennen en dat zij deze persoon hebben achtervolgd naar aanleiding van het schreeuwen van aangeefster dat zij door deze persoon was beroofd. Twee getuigen hebben deze persoon achtervolgd vanaf de winkel naar het [locatie] . De door de getuigen en de aangeefster gegeven signalementen van de verdachte komen met elkaar overeen. Tijdens de vluchtroute is [getuige 2] de verdachte tegengekomen op de [straat 2] en hebben zij elkaar begroet middels een “boks”. Ten tijde van de aanhouding voldeed de verdachte aan het opgegeven signalement. Hij had echter niet de door de getuigen en de aangeefster omschreven jas aan, maar deze jas is door een andere getuige gevonden in hetzelfde park als waar de verdachte zich op drie meter hoogte in een boom heeft schuilgehouden en is aangetroffen.
De verklaring van de verdachte dat hij met zijn vriendin had gebeld, ruzie met haar had en daarom in de boom zat, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu uit het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van de verdachte is gebleken dat op 21 juli 2014 geen inkomende en geen uitkomende gesprekken hebben plaatsgevonden.
Uit het rapport van het NFI trekt de rechtbank de conclusie dat uit het sporenonderzoek is gebleken dat DNA-sporen van de verdachte zijn gevonden op het mes dat na de overval is achtergelaten in de winkel. Voorts is komen vast te staan dat messen uit dezelfde serie in de woning van de moeder van de verdachte in de keukenlade zijn aangetroffen en dat het grote (vlees)mes dat na de overval is achtergelaten in de winkel lijkt te ontbreken uit de serie van de messen in de keukenlade.
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich op 21 juli 2014 schuldig heeft gemaakt aan diefstal met bedreiging met geweld van de aangeefster.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.