ECLI:NL:RBDHA:2015:2713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
09-777187-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op fotowinkel met bedreiging met mes

Op 12 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op de fotowinkel Prima Foto. De overval vond plaats op 21 juli 2014, waarbij de verdachte de eigenaresse bedreigde met een mes en een geldbedrag van 110 euro heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen respect heeft getoond voor andermans eigendommen en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer ernstig heeft aangetast. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer in aanmerking genomen, die aangaf dat zij door de overval langdurig last heeft gehad van nachtmerries en angstgevoelens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met bedreiging met geweld, en heeft de vordering van de officier van justitie tot jeugddetentie en een werkstraf toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uren. Daarnaast is er een schadevergoeding van €500,-- toegewezen aan het slachtoffer, ter compensatie van immateriële schade. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777187-14
Datum uitspraak: 12 maart 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [postcode] te [woonplaats] , [adres 1] ,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 26 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. G.V. van der Bom, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2014 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van 110 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van een (vlees)mes aan die Van
der Leck en/of met dat/een (vlees)mes wijzen in de richting van [slachtoffer] en/of (daarbij) (meermalen) schreeuwen/zeggen "Give me your money";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 21 juli 2014 is in de [winkel] van [slachtoffer] (verder: de aangeefster), gevestigd aan het [adres 2] in [woonplaats] , een overval gepleegd waarbij de dader de aangeefster heeft bedreigd met een mes en een geldbedrag heeft weggenomen. [2] De verdachte is in het [locatie] , gelegen in de nabije omgeving van voornoemde winkel, aangehouden. [3]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overval op voornoemde winkel en zo ja, hoe dit feit dient te worden gekwalificeerd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen. Niet is komen vast te staan dat de jas, zoals gevonden in het park, toebehoorde aan de verdachte. Daarnaast hebben speurhonden een spoor gevolgd vanaf voornoemde jas, waarvan niet met zekerheid te zeggen is dat deze bij de overval is gebruikt. Het aangetroffen mes heeft, zoals duizenden zo niet tienduizenden soorten messen, een zwart heft en een vermelding dat het om een roestvrij mes gaat. Daarnaast kan het sporenonderzoek door het NFI niet gebruikt worden voor het bewijs. De uitkomst van dit onderzoek bevat teveel onduidelijkheden en onzekerheden. Dat de verdachte op beveiligingsbeelden is waargenomen, levert geen bewijs op voor de overval op de winkel. Hij woont immers in de buurt. Ondanks de vele aanwijzingen die het dossier bevat en die in de richting van de verdachte wijzen, kan de rechtbank er niet aan voorbij gaan dat aangeefster en verschillende getuigen een signalement hebben gegeven dat niet bij de verdachte past. De raadsman concludeert dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
De rechtbank zal hierna bij de beoordeling van de tenlastelegging ingaan op de gevoerde verweren, voor zover het relevante verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten betreft. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangifte
De aangeefster heeft verklaard dat zij op 21 juli 2014 omstreeks 17:05 uur aan het werk was in haar [winkel] , gevestigd aan het [adres 2] in [woonplaats] . Zij zag in de winkel een man met een jas met capuchon en een bontkraag. Deze man keek naar beneden, zodat aangeefster zijn gezicht niet goed kon zien. De aangeefster hoorde de man op dreigende en harde toon zeggen “money, money, money”. Zij zag dat de man een vleesmes trok met de punt in haar richting. Zij hoorde de man opnieuw roepen “Give me your money, give me your money”. De aangeefster liep naar de toonbank en keek om zich heen of zij iemand kon waarschuwen. De man schreeuwde opnieuw “give me your money, give me your money”. De aangeefster zag de man met grote stappen om de toonbank lopen in haar richting. Hij had het mes weer met de punt op haar gericht. De aangeefster opende de kassalade en zag dat de man met zijn linkerhand alleen het briefgeld uit de kassalade pakte. In zijn rechterhand hield hij nog steeds het mes. Nadat de man het geld had gepakt, liep hij om de toonbank heen. Hij liep met zijn rechterhand tegen de molen aan en liet het mes vallen. Vervolgens rende de man de winkel uit. [4]
De aangeefster kan de man als volgt omschrijven: negroïde man, normaal postuur, rond de 1.75 meter lang, zwarte jas over de heupen met bontkraag, donkere ogen, leeftijd tussen de 18-20 jaar. [5]
Het mes dat de man heeft laten vallen is ongeveer 20 centimeter lang en ongeveer 5 centimeter breed met een zwart handvat en één snijkant. [6]
De man heeft ongeveer 100 euro meegenomen uit de kassalade. [7]
De aangeefster is erg geschrokken van de overval en zij was bang dat de man haar zou hebben neergestoken als zij het geld niet zou hebben gegeven. De man kwam bedreigend op de aangeefster aflopen. [8]
Getuigen
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 21 juli 2014 achterop bij zijn vriendin op een scooter reed en een persoon uit de fotowinkel naar buiten zag sprinten. Vervolgens zag [getuige 1] een vrouw naar buiten komen en hoorde haar in paniek schreeuwen “die jongen heeft me overvallen”. [getuige 1] heeft de persoon achtervolgd. Deze persoon heeft de volgende route gerend, dan wel gelopen: [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] , [straat 4] , [straat 5] , [straat 6] Vervolgens ging hij via een ingang van het [locatie] (naar de rechtbank begrijpt [locatie] ) over een bruggetje en onder een hek door. Hij rende het [park] in, richting het bos.
Op [straat 4] bij het sportpark keek de persoon om in de richting van [getuige 1] . Vanaf een afstand van ongeveer tien meter zag [getuige 1] dat deze persoon een lichtbruine huidskleur had en een heel slank gezicht, het was echt een magere jongen. [getuige 1] kon niet zeggen of de persoon onder de zonnebank vandaan kwam of dat hij een halfbloed was, omdat dit door de capuchon niet goed zichtbaar was. Hij droeg een capuchon met bontkraag met daaronder een wit petje, een zwart gewatteerde en glimmende jas en een zwarte broek. De persoon viel op door de witte gympen onder de zwarte broek. Hij was ongeveer 1.80 meter lang en had een mager postuur. [9]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij een jongen, die hij al sinds de middelbare school kent, op 21 juli 2014 op de [straat 2] een “boks” heeft gegeven. Hollaar noemt deze jongen [naam] en volgens een vriend zou hij van zijn achternaam [achternaam] heten. [10]
Een anonieme getuige fietste op 21 juli 2014 vlakbij de winkel (naar de rechtbank begrijpt: [winkel] ) waaruit de man kwam rennen. Vervolgens zag deze getuige een vrouw in paniek de winkel uit komen. Hij hoorde de vrouw zeggen dat zij was overvallen. De anonieme getuige is toen achter de rennende persoon aan gefietst. Deze getuige is de persoon in het [locatie] uit het zicht verloren. De getuige zag dat deze persoon vermoedelijk een licht getinte huidskleur had. Hij droeg een witte pet op zijn hoofd en een zwarte winterjas, met capuchon met bontkraag. De capuchon droeg deze persoon over het hoofd, over de pet heen. Verder droeg hij een zwarte joggingbroek met gepofte broekspijpen. [11]
[getuige 3] is op 21 juli 2014 omstreeks 17:15 uur tijdens het uitlaten van haar hond aangesproken door verbalisanten over de zoektocht naar een verdachte van een winkeloverval. Vervolgens heeft [getuige 3] in het [locatie] omstreeks 17:30/17:45 uur gezien dat een jas binnenstebuiten over een struik hing. Dit betrof een zwarte winterjas met bruine bontkraag. Het viel [getuige 3] op dat de jas vrij droog was, terwijl het al een tijdje aan het regenen was. [getuige 3] heeft vervolgens de verbalisanten ingelicht over de jas. [12]
Aanhouding van de verdachte
[verbalisanten a en b] bevonden zich op 21 juli 2014 omstreeks 17:25 uur op [straat 7] in [plaats] . Zij waren ter plaatse gekomen naar aanleiding van een gewapende overval op het [adres 2] in [plaats] . Een verdachte zou zijn weggerend in de richting van het [park] . De verdachte werd omschreven als een donker getint persoon gekleed in een donkere jas met bontkraag, donkere trainingsbroek en een wit petje. Door een getuige was in het park een donkere jas met bontkraag gevonden. De verbalisanten zijn ter plaatse gegaan bij de collega’s die bij de jas stonden en [verbalisant b] heeft daar met zijn gecertificeerde diensthond een spoor uitgelopen. [verbalisant b] gaf zijn diensthond het commando “zoeken”. Vervolgens hoorde [verbalisant b] voor zich uit een boom een stem die riep “haal die hond weg, haal die hond weg”. Op dat moment zag [verbalisant b] dat een blanke jongen op ongeveer drie meter hoogte in een boom zat. Deze jongen was gekleed in een donkere trainingsbroek, een wit shirt en een wit petje. De jongen kwam uit de boom en werd aangehouden, hij bleek te zijn: [verdachte] . Hierna hebben de verbalisanten het eiland, welke was omringd door water en slechts door één hek kon worden bereikt, afgezocht en geen andere personen aangetroffen. [13]
Bevindingen
Op 21 juli 2014 omstreeks 17:08 uur hoorden de [verbalisanten c en d] dat een overval had plaatsgevonden op het [adres 2] bij [winkel] in [plaats] . Hierop zijn de verbalisanten ter plaatse gegaan en troffen het slachtoffer aan. Zij verklaarde dat zij zojuist was overvallen en dat de overvaller zijn mes had laten vallen tijdens het wegvluchten. Hierop zagen de verbalisanten op de grond van de winkel een groot keukenmes liggen met een zwart handvat. Vervolgens is direct een afzetting gecreëerd en een onderzoek plaats delict opgestart. De verbalisanten hebben de komst van de recherche afgewacht. [14]
[verbalisanten e en f] hebben op 22 juli 2014 een nader onderzoek ingesteld. Zij bezochten de woning van de moeder van de verdachte, waar de verdachte woonachtig is. Daar zagen de verbalisanten in de keukenlade drie messen liggen die qua vorm precies leken op het mes dat was achtergebleven bij de overval. Op het lemmet van de messen stond “rostfrei”. Tevens zagen de verbalisanten dat er op alle drie de messen drie zilveren rondjes op het handvat zaten. [15] Er zijn foto’s van de messen gemaakt. [16]
Sporenonderzoek
Op het na de overval in de winkel achtergelaten mes zijn sporen aangetroffen. Het mes is door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderworpen aan een DNA-onderzoek. Voor dit vergelijkend onderzoek is bij de verdachte wangslijmvlies afgenomen. Uit de conclusies van het NFI blijkt dat op basis van de resultaten van de bemonstering van een dactyloscopisch spoor op het lemmet van het mes en de bemonstering van de randen en de popnagels van het heft van het mes het extreem veel waarschijnlijker is dat het celmateriaal afkomstig is van de verdachte en één onbekende persoon (niet verwant aan [verdachte] ) dan van een willekeurige onbekende persoon (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard). [17]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 juli 2014 omstreeks 16:15 uur had gebeld met zijn vriendin en dat zij ruzie hadden. Omdat hij kwaad het huis uit was gelopen, heeft hij zijn jas niet aangetrokken. Daarom is hij zonder jas, maar slechts gekleed in een wit T-shirt in de boom in het park aangetroffen. [18]
Onderzoek telefoongegevens
Uit onderzoek van de politie naar de historische verkeersgegevens van het door de verdachte opgegeven mobiele telefoonnummer […] is gebleken dat er na 20 juli 2014 te 18:57 uur geen inkomende gesprekken meer werden ontvangen en dat er na 20 juli 2014 te 1:17 uur geen uitgaande gesprekken meer werden gevoerd. [19]
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat diverse getuigen een persoon uit de winkel zagen rennen en dat zij deze persoon hebben achtervolgd naar aanleiding van het schreeuwen van aangeefster dat zij door deze persoon was beroofd. Twee getuigen hebben deze persoon achtervolgd vanaf de winkel naar het [locatie] . De door de getuigen en de aangeefster gegeven signalementen van de verdachte komen met elkaar overeen. Tijdens de vluchtroute is [getuige 2] de verdachte tegengekomen op de [straat 2] en hebben zij elkaar begroet middels een “boks”. Ten tijde van de aanhouding voldeed de verdachte aan het opgegeven signalement. Hij had echter niet de door de getuigen en de aangeefster omschreven jas aan, maar deze jas is door een andere getuige gevonden in hetzelfde park als waar de verdachte zich op drie meter hoogte in een boom heeft schuilgehouden en is aangetroffen.
De verklaring van de verdachte dat hij met zijn vriendin had gebeld, ruzie met haar had en daarom in de boom zat, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu uit het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van de verdachte is gebleken dat op 21 juli 2014 geen inkomende en geen uitkomende gesprekken hebben plaatsgevonden.
Uit het rapport van het NFI trekt de rechtbank de conclusie dat uit het sporenonderzoek is gebleken dat DNA-sporen van de verdachte zijn gevonden op het mes dat na de overval is achtergelaten in de winkel. Voorts is komen vast te staan dat messen uit dezelfde serie in de woning van de moeder van de verdachte in de keukenlade zijn aangetroffen en dat het grote (vlees)mes dat na de overval is achtergelaten in de winkel lijkt te ontbreken uit de serie van de messen in de keukenlade.
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich op 21 juli 2014 schuldig heeft gemaakt aan diefstal met bedreiging met geweld van de aangeefster.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 21 juli 2014 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, geheel toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het tonen van een vleesmes aan [slachtoffer] en met dat vleesmes wijzen in de richting van [slachtoffer] en daarbij meermalen schreeuwen "Give me your money".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, en een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank het feit wel wettig en overtuigend bewezen acht, kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de verdachte zijn beperkende schorsende voorwaarden opgelegd. Hij houdt zich al vijf maanden aan de voorwaarden, waaronder een avondklok. De positieve lijn die is ingezet dient te worden voortgezet, zodat bijzondere voorwaarden aan de verdachte kunnen worden opgelegd. De raadsman heeft ervoor gepleit geen werkstraf aan de verdachte op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op [winkel] . De verdachte heeft de eigenaresse van de [winkel] daarbij bedreigd door met de punt van een mes in haar richting te wijzen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als zeer traumatisch kunnen ervaren, hetgeen ook blijkt uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgedragen. Het slachtoffer heeft lange tijd onrustig geslapen door nachtmerries en herbelevingen. Sinds het voorval schrikt zij van mensen die de winkel in komen en een gelijkenis vertonen met de verdachte.
De verdachte heeft door het plegen van voornoemd feit laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en gevoel van veiligheid. Bovendien nemen als gevolg van dit soort feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 22 september 2014, betreffende een psychologisch onderzoek van de verdachte. Blijkens dit rapport is er bij de verdachte sprake van een zwakbegaafd intelligentievermogen hetgeen een gebrekkige ontwikkeling betreft. Voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling is het nodig dat de verdachte een dagbesteding heeft en ook volhoudt, zodat hij ook op de arbeidsmarkt terecht kan komen. De verdachte en zijn ouders worden hierin ondersteund door de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 4 december 2014. Uit dit rapport volgt dat de verdachte op alle leefgebieden redelijk goed lijkt te functioneren. Het grootste probleem is het ontbreken van dagbesteding. De Raad schat het algemeen recidive risico in op midden.
De Raad heeft geadviseerd een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • gedurende een bepaalde termijn ten hoogste gelijk aan de proeftijd onderwijs/dagbesteding volgt.
De Raad heeft geadviseerd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Voorts heeft de Raad geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Ter terechtzitting is namens de Raad aanvullend naar voren gebracht dat er inmiddels sprake is van dagbesteding bij Stichting Trix/De Ambacht en dat dit goed gaat. Aangezien de verdachte bijna achttien jaar is, acht de Raad toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering voor de duur van één jaar voldoende.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit het psychologisch rapport en het rapport van de Raad en neemt het strafadvies van de Raad over, met dien verstande dat als bijzondere voorwaarde onder andere zal worden opgelegd dat de verdachte zich dient te melden bij de jeugdreclassering. Een van de algemene voorwaarden zal luiden dat de verdachte medewerking zal moeten verlenen aan het toezicht dat de jeugdreclassering dient te houden op de naleving van de voorwaarden.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, een passende reactie. Een deel van de vrijheidsbenemende straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en zijn begeleiding te waarborgen. Gelet op de ernst van het feit, met name gelegen in de bedreiging van het slachtoffer met een mes, zal de rechtbank, zoals gevorderd door de officier van justitie, tevens een werkstraf opleggen.
De verdachte heeft het aan hem ten laste gelegde feit ten overstaan van de politie en ter terechtzitting ontkend. Hoewel de Raad heeft aangegeven dat sprake is van een positieve ontwikkeling bij de verdachte, baart zijn proceshouding de rechtbank zorgen. De rechtbank ziet in dat kader aanleiding de proeftijd op te leggen voor de duur van twee jaren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 650,--.De vordering tot schadevergoeding bestaat geheel uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Het betreft immateriële schade.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 500,- als vergoeding van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd en gelet op de bedragen die in de regel voor soortgelijke gevallen worden toegekend.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 21 juli 2014 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 juli 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn, met uitzondering van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht is toegepast zoals dit geldt vanaf 1 januari 2015.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN BEDREIGING MET GEWELD, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN,
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 120 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
48 DAGENniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende een bepaalde termijn ten hoogste gelijk aan de proeftijd onderwijs/dagbesteding zal volgen;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, afdeling jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer], een bedrag van
€ 500,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 juli 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 juli 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, voorzitter,
mr. P. de Haan, kinderrechter,
en mr. E.A. Lensink, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2015.
Mr. Lensink is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1531-2014160954, doorgenummerd van blz. 2 t/m 102.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , blz. 28 t/m 31
3.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 11 t/m 13
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , blz. 28 en blz. 29, eerste alinea
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , blz. 29, zesde alinea
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , blz. 30, tweede alinea
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , blz. 30, elfde alinea
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , blz. 30, laatste alinea
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , blz. 38 en 39
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 100
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 56
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , blz. 34 en 35
13.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 11 en 12
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 45
15.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 57, tweede en vijfde alinea
16.Geschriften, te weten foto’s, blz. 58 en 59
17.Rapport NFI d.d. 3 oktober 2014
18.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 26 februari 2015
19.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 101