ECLI:NL:RBDHA:2015:2703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
09-819838-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak met bedreiging en geweld door meerdere verdachten

Op 12 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier jonge mannen, waaronder twee minderjarigen, die in november 2014 betrokken waren bij een poging tot inbraak in een woning in Schipluiden. De verdachten werden aangehouden na een achtervolging door de politie, die hen volgde na een melding van de inbraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachten geprobeerd hadden in te breken in de woning van de aangever, waarbij deze met een stroomstootwapen werd bedreigd. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachten in vereniging handelden en dat de poging tot inbraak vergezeld ging van geweld en bedreiging. De rechtbank legde gevangenisstraffen en werkstraffen op aan de verdachten, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen werden. De rechtbank benadrukte dat inbraken in woningen een grote inbreuk op de privacy van de bewoners vormen en dat de daders een gevoel van onveiligheid in de maatschappij teweegbrengen. De rechtbank veroordeelde de verdachten tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en deelname aan een sociale vaardigheidstraining.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/819838-14
Datum uitspraak: 12 maart 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [woonplaats]
thans verblijvende in de P.I. [verblijfplaats]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 februari 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.R. van Halderen en van hetgeen door de raadsman van de verdachte
mr. F. van Dijk, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks [datum] 2014 te [plaats 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) weg te nemen twee laptops en/of een camera en/of geld en/of goederen van
zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen laptops en/of camera en/of geld en/of goederen van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, door het raam te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [slachtoffer] de woorden "Wegwezen of je krijgt tikken" en/of "Wegwezen of ik schiet" werden toegevoegd en/of het (daarbij/vervolgens) richten van een stroomstootwapen/taser, althans een op een op enig wapen gelijkend voorwerp op
die [slachtoffer];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring zou leiden:
[verdachten] op of omstreeks [datum] 2014 te [plaats 1], ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) weg te nemen twee laptops en/of een camera en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen laptops en/of camera en/of geld en/of goederen van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, door het raam te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [slachtoffer] de woorden "Wegwezen of je krijgt tikken" en/of "Wegwezen of ik schiet" werden toegevoegd en/of het (daarbij/vervolgens) richten van een stroomstootwapen/taser, althans een op een op enig wapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer]
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks [datum] 2014 te [plaats 1], althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door hen met de auto (met hoge snelheid) van de plaats waar voornoemd feit had plaatsgevonden weg te rijden;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
De volgende feiten kunnen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op [datum] 2014 omstreeks 16.20 uur kwam [slachtoffer] (verder: de aangever) thuis in zijn woning aan de [adres 1] te [plaats 1]. Toen hij eenmaal binnen was, hoorde hij boven in zijn woning geluiden.
De aangever zag vervolgens een man op de overloop staan. Een tweede man kwam uit zijn kantoor de overloop op gelopen. De man die al op de overloop stond had volgens de aangever “een heel donkere huidskleur, negroïde”, was 1.75 meter lang, had een smal gezicht en was omstreeks 18 jaar oud, en zei “ Wegwezen of je krijgt tikken”. De aangever vroeg wat ze aan het doen waren en de man zei nogmaals: ”Je krijgt tikken hoor”. De aangever deed nog een stap omhoog op de trap en op dat moment trok diezelfde persoon een pistool en zei hij:” Wegwezen of ik schiet.” De aangever vroeg nogmaals wat ze daar deden en de man begon te schieten. De aangever zag flitsen en hoorde het geluid “als van een kindermitrailleur”. De aangever heeft de man, meerdere malen in zijn gezicht geslagen. De tweede persoon, die volgens de aangever forser en lichter getint was dan de andere man, ook 1.75 meter lang, een capuchon op zijn hoofd had en ook omstreeks 18 jaar oud was, kwam er ook bij. De mannen gingen naar beneden en op de begane grond zag de aangever dat een raam aan de voorkant van zijn woning was geforceerd en dat de tweede man door dat raam naar buiten aan het klimmen was. De aangever gaf de eerste man een zetje zodat hij sneller buiten was. De aangever zag over de kade een derde man aan komen en vervolgens zetten de drie mannen het alle drie op een lopen over de kade in de richting van [plaats 1]. [2]
De aangever heeft in een aanvullende aangifte d.d. 18 november 2014 verklaard dat de negroïde man een grijze broek en donkere bovenkleding aan had, of andersom. Verder had hij een jas aan met een capuchon, die hij niet op had. Over het “pistool” waarover hij eerder verklaard had, verklaarde de aangever dat hij het idee had dat het geen echt wapen was. Nadat de politie hem een foto van een stroomstootwapen in de vorm van een telefoon toonde, verklaarde de aangever dat dit inderdaad het voorwerp zou kunnen zijn geweest waarmee hij is bedreigd.
De tweede persoon had volgens de aangever een donkere jas aan met een capuchon die hij op zijn hoofd had. Deze persoon had een wat gezetter postuur dan de negroïde man en wel een donkere huidskleur, maar “meer Pakistaans”. De derde man, die kwam aanlopen en waarvan de aangever het gezicht voor het geforceerde raam zag, was ook getint en droeg donkere kleding. Hij zou een oudere broer van de tweede man kunnen zijn, aldus de aangever.
In het kantoor van de aangever stond een plastic boodschappen tas van de Jumbo met daarin twee laptops en een lederen tasje met daarin een fototoestel. Het fototoestel was weggenomen uit de rechterlade van zijn bureau. Naast de plastictas lag ook een fluwelen zakje met muntgeld, dit fluwelen tasje was weggenomen uit de linkerlade van zijn bureau, aldus de aangever.
Verder trof de aangever in zijn kantoor naast de Jumbotas nog een verzamel videobox aan van de Godfather. Deze verzamelbox was weggenomen uit een lade onder de televisie in de opkamer, televisiekamer, op de begane grond, zijnde de kamer waar het raam is geforceerd. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] begeven zich naar aanleiding van de melding van de inbraak naar de woning aan [adres 1] te [plaats 1]. Onderweg vernemen zij dat de gevluchte verdachten zijn weggereden in een groene Toyota. Rijdende op de Dorpsstraat te [plaats 1] zien de verbalisanten dat een groene auto van het merk Daewoo of Toyota hen tegemoet komt rijden en zij besluiten de achtervolging in te zetten om deze auto te stoppen. Via de meldkamer horen zij dat het inderdaad de auto van de gevluchte verdachten betreft. Op de Rijksstraatweg zetten zij de achtervolging in van de groene Toyota, met optische geluidssignalen en het oplichtend transparant met de woorden ‘STOP’ en ‘POLITIE’ aan. [4]
Op [datum] 2014 omstreeks 16.33 uur vond er op de Rijksstraatweg te [plaats 2] een ongeluk plaats waarbij een groene Toyota Corolla met hoge snelheid botste op een donkere auto die uit de tegengestelde richting kwam. Ook kwam een opvallend politievoertuig tegen de Toyota Corolla tot stilstand. [5]
De verdachten [verdachte 2] [6] (verder: [verdachte 2], [verdachte 3] [7] (verder: [verdachte 3]) en [verdachte 4] [8] (verder: [verdachte 4] werden in of nabij de groene Toyota Corolla aangehouden. [verdachte 2] zat rechtsachter op de achterbank in de Toyoto Corolla en [verdachte 3] zat linksachter op de achterbank, aan de bestuurderskant. [verdachte 4] werd naast de Toyota Corolla aangetroffen. [9] [10] Op de achterbank van de auto werd een zwarte rugzak van het merk Puma aangetroffen, met daarin twee schroevendraaiers en een rood gelakt breekijzer. Ook werd er op de achterbank van de auto een blauwe jas van het merk ‘Jack&Jones’ aangetroffen, met in de voering van de jas een taser dan wel stroomstootwapen, model mobiele telefoon. [11]
De verdachte [verdachte 5] (verder: [verdachte 5]) is op de vlucht geslagen, in het water gedoken en naar de overkant gezwommen, rende over voetbal- en sportvelden, is nogmaals een paar sloten ingedoken en is uiteindelijk bij een flat aan de Mozartlaan te [plaats 3] aangehouden. [12]
Bij zijn aanhouding droeg [verdachte 4] een blauwe spijkerbroek, een zwart t-shirt en een donkerblauwe jas zonder capuchon [13] , [verdachte 3] een donkerblauw vest met capuchon, een donkerblauw t-shirt en een grijze spijkerbroek [14] , [verdachte 2] een donkere Adidas trainingsbroek met gele lengte strepen, een zwart/wit gestreept t-shirt, een grijze sweater met capuchon en een zwarte jas [15] en [verdachte 5] een zwart D&G t-shirt, een donkerblauw poloshirt, een blauwe spijkerbroek en zwarte All Star schoenen [16] .
Op de middag van de woninginbraak, [datum] 2014, hebben diverse getuigen een groene Toyota Corolla in [plaats 1] gezien. De auto en de inzittenden vallen op in [plaats 1]. Het kenteken wordt genoteerd.
Omstreeks 15.15 uur wordt de groene Toyota op de Burgemeester Musquetiersingel in [plaats 1] gesignaleerd door getuige [getuige 1] De bestuurder, lichtgetinte huidskleur, zwart kort stekelachtig haar en 20 jaar oud, vraagt hem de weg naar de Kapel. Er zitten drie personen in de auto, twee voorin, één op de achterbank. [17]
Getuige [getuige 2], signaleert om 15.30 uur op de [locatie 1] op een doodlopend stuk weg, de Toyota met vier donker getinte personen erin. De auto wordt geparkeerd in een parkeervak en twee inzittenden stappen uit. Zij hebben allebei een zwarte trui aan en hun capuchon op. De ene persoon was iets dikker dan de andere. Ze lopen de dijk op, richting de woning van de getuige aan de [adres 2] De getuige is ongeveer 5 minuten in zijn eigen huis geweest en ziet even later de Toyota wegrijden. De bestuurder is licht getint en links achterin zit een negroïde persoon. [18]
Om 15.30 uur ziet getuige [getuige 3] de Toyota bij de Willemoordseweg in [plaats 1] met vier inzittenden, waaronder een getinte bestuurder en een negroïde persoon links op de achterbank. De auto stopt bij een boerderij en de bestuurdersdeur gaat open. Zij rijdt door naar haar huis op de [adres 2] Ongeveer tien minuten nadat zij thuis is, ziet zij drie personen voorbij lopen, waaronder een lichtgetinte jongen met kort donker haar en een spijkerbroek en twee personen met een donkere trui met capuchon, waarvan er één een donkere rugzak van stof op zijn rug droeg. Zij lopen richting het huis van Jan, in de richting van de hogere huisnummers. [19]
Haar zoon [getuige 2] komt om 16.15 uur drie personen tegen die op de Willemoordseweg lopen. Het betreft een dunne, negroïde jongen, ongeveer 1.90 à 2.00 meter, met zwarte jas met capuchon op en een spijkerbroek, een tweede persoon met zwarte kleding en een derde persoon, een Turks/Marokkaanse jongen, licht getint, ongeveer 1.70 meter lang, dikker dan de rest, met zwarte trui met capuchon en een trainingsbroek, zwart met twee gele strepen. De drie personen lopen flink door. [20]
Ten slotte ziet getuige [getuige 4] op [datum] 2014 om 16.20 uur dat er op het erf bij haar woning aan de [adres 3] te [plaats 1] een groene of blauw oude auto staat, die even vantevoren hard is aan komen rijden uit de richting van de Vlaardingsekade. Zij ziet drie personen in en uit het voertuig stappen en ook nog één persoon in het voertuig zitten. Ze waren allemaal van buitenlandse afkomst en ze heeft het kenteken opgeschreven en later aan de politie gegeven. [21]
Technisch onderzoek van de in de groene Toyota Corolla aangetroffen schroevendraaiers en het breekijzer, zoals reeds gemeld, levert op dat de braaksporen die zijn aangetroffen in het raamkozijn van de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] zijn veroorzaakt met het breekijzer en één van de aangetroffen schroevendraaiers. [22]
In de mobiele telefoon van [verdachte 3] zijn de telefoonnummers en (bij)namen van [verdachte 5] en [verdachte 4] opgeslagen [23] en op 13 en [datum] 2014 is er veelvuldig contact geweest tussen de telefoons in gebruik bij [verdachte 5], [verdachte 4] en [verdachte 2], waarbij veelvuldig de zendmast aan de [locatie 2] te Den Haag wordt aangestraald, maar op [datum] 2014 ook de zendmast [locatie 3] [plaats 1]. [24]
[verdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op [datum] 2014 aan de wandel was met zijn vriendin [naam] en dat hij vervolgens omstreeks 16.15 uur werd opgepikt door een auto waarin de hem bekende [bijnaam] een Surinaams/Hindoestaanse jongen, zat maar die door een blanke jongen met stekels werd bestuurd. Vlak nadat hij was ingestapt, vond de aanrijding plaats en sprongen de bestuurder en [bijnaam] uit de auto. [25]
[verdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij bevriend is met [verdachte 4] en dat hij [verdachte 5] via hem kent. [verdachte 2] kent hij uit de buurt. De verwondingen [26] die hij heeft opgelopen aan zijn hoofd en hand en aan zijn schouder zijn volgens [verdachte 3] het gevolg van ongeluk hoewel hij zijn gordel om had. Hij zat links achterin de auto. Hij is niet in de woning aan de [adres 1] geweest en de spullen die in de auto zijn gevonden, zijn niet van hem. [27] Voor het overige beroept hij zich op zijn zwijgrecht.
[verdachte 4] heeft zich bij de politie telkens op zijn zwijgrecht beroepen.
[verdachte 5] heeft bij de politie verklaard dat hij bevriend is met [verdachte 4] en dat hij [verdachte 2] en [verdachte 3] niet kent [28] en beroept zich voor het overige op zijn zwijgrecht.
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat op [datum] 2014 in een woning aan de [adres 1] te [plaats 1] een poging inbraak heeft plaatsgevonden, in vereniging gepleegd, waarbij de aangever is bedreigd met geweld en aan hem een stroomstootwapen/taser is getoond.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte, die samen met zijn medeverdachten naar aanleiding van deze poging inbraak is aangehouden, betrokken is geweest bij voornoemde poging en zo ja, hoe deze betrokkenheid dient te worden gekwalificeerd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met partiële vrijspraak van het gepleegde geweld, nu de verdachte volgens de officier van justitie geen opzet op dit geweld heeft gehad.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit bepleit.
De opzet c.q. het oogmerk van de verdachte zou moeten zien op het medeplegen van de inbraak in de woning maar tevens op het geweldsaspect. Tevens dient er, gelet op de recente jurisprudentie, kennis en opzet te zijn geweest alsmede een fysieke of een intellectuele bijdrage van de verdachte aan de samenwerking, de inbraak zelf en het geweldsaspect.
De raadsman heeft gesteld dat er geen wettig bewijs voorhanden is dat de verdachte in de woning aan de [adres 1] is geweest. Het signalement van de verdachte past niet op de signalementen die door de aangever van de personen in de woning is gegeven.
Ook dient de verdachte te worden vrijgesproken van de woordelijke bedreigingen en het geweldsaspect. Hij kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de acties die spontaan zijn verricht door degenen die binnen waren. De verdachte was ook niet op de hoogte van de medebrenging van een taser en de opzet van de verdachte is dan ook niet op het gebruik van de taser gericht en aldus dient de verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Als de verdachte al aanwezig zou zijn geweest, dan zou het signalement van de verdachte passen op de omschrijving die de aangever van degene die buiten stond heeft gegeven, maar het aandeel van de verdachte staat helemaal niet vast. Er is ook geen spiegelconfrontatie of fotoconfrontatie geweest tussen de aangever en/of de getuigen en de verdachte.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ter terechtzitting heeft [verdachte 4] verklaard dat hij niet in de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] is geweest en heeft hij zich voor het overige wederom op zijn zwijgrecht beroepen . [29]
Gelet op de onder 3.1 vaststaande feiten, mede gezien de in beslaggenomen, omschreven en gefotografeerde kleding van de vier aangehouden verdachten en de persoonsbeschrijvingen zoals die in het dossier voorhanden zijn, concludeert de rechtbank het volgende.
Op [datum] 2014 tussen 15.15 uur en 16.33 uur is de groene Toyota Corolla door diverse getuigen gezien in [plaats 1], ook in de buurt van de woning van aangever [slachtoffer] aan de [adres 1]. De getuigen beschrijven veelal vier inzittenden van de groene Toyota. Ook is gezien dat de auto is geparkeerd en dat drie van de inzittenden de auto hebben verlaten, waarbij er één een rugzak droeg.
De signalementen die de aangever geeft van de twee personen die in zijn woning aanwezig waren komen overeen met de signalementen die de getuigen Kester en [getuige 3] geven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in deze signalementen qua uiterlijk en qua kleding expliciet de verdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] te herkennen.
Het letsel dat [verdachte 3] heeft, aan zijn knokkels en op zijn hoofd, past - naar het oordeel van de rechtbank - bij de klappen die de aangever één van de daders van de overval heeft gegeven.
De verklaring van [verdachte 3] dat nu uitgerekend hij dit letsel aan het ongeluk heeft overgehouden acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu [verdachte 3] heeft verklaard dat hij ten tijde van het ongeluk zijn gordel om had en hij dan kennelijk als enige inzittende van de auto letsel zou hebben opgelopen, welk letsel ook nog overeenkomt met letsel dat het gevolg kan zijn van de door aangever uitgedeelde klappen.
In de Toyota is na het ongeluk een rugzak, zoals de getuige [getuige 3] heeft beschreven, aangetroffen met daarin inbrekerswerktuigen die bij de inbraak in de woning zijn gebruikt.
Geen van de verdachten heeft een aannemelijke verklaring voor het feit dat de Toyota bijna een uur lang op diverse plaatsen in [plaats 1] is gesignaleerd, dat er is geparkeerd, dat de auto is verlaten - met de rugzak -, dat er een match is tussen de in de auto in die rugzak veiliggestelde inbrekerswerktuigen en de braaksporen aan de woning van aangever, en dat de getuigen een of meer verdachten accuraat omschrijven. Ook voor de veelvuldige telefonische contacten onderling, waarbij de rechtbank uit de telefoongegevens van [verdachte 3] concludeert dat [bijnaam] de verdachte [verdachte 4] moet zijn, hebben de verdachten geen aannemelijke verklaring.
Gelet op het vorenstaande, alle bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de vier verdachten dat er sprake is van medeplegen en hebben de
vier verdachten die na de aanrijding in de groene Toyota Corolla zijn aangetroffen, tezamen en in vereniging ingebroken in de woning van de aangever, waarbij het bij een poging is gebleven omdat de aangever hen heeft overlopen.
Zoals reeds is vermeld, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 3] en [verdachte 2] in de woning zijn geweest, waarbij [verdachte 3] degene is geweest die de aangever heeft bedreigd en een stroomstootwapen op hem heeft gericht. [verdachte 4] was de derde man die aan kwam lopen en waarvan de aangever het gezicht voor het geforceerde raam zag. Aangever had in eerste instantie de eerste man willen beetpakken en binnenhouden, maar toen hij het hoofd van de derde man zag bedacht hij zich, omdat hij het tegen drie mannen niet zou kunnen opnemen. [30] Voorts zijn er vele telefonische contacten met [verdachte 4] geweest, waarvoor geen verklaring is gegeven. Dit alles maakt dat de rechtbank - in tegenstelling tot de raadsman - de gedragingen van [verdachte 4] van voldoende gewicht acht om van medeplegen te kunnen spreken.
[verdachte 5] was de bestuurder van de auto en de rechtbank acht het aannemelijk dat [verdachte 5], als oudste van het gezelschap met als enige verdachte meerdere antecedenten, de route heeft gepland. Hij heeft in [plaats 1] de weg gevraagd, geparkeerd in de buurt van de woning van de aangever en aldaar op zijn medeverdachten gewacht, waarna zij met zijn allen met grote haast in de groene Toyota Corolla de parkeerplaats hebben verlaten.
De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging gelet op het korte tijdsbestek tussen de aanrijding die om 16.33 uur op de Rijksstraatweg te [plaats 2] plaatsvond en de poging tot inbraak met bedreiging van geweld in de woning aan de [adres 1] die om 16.20 uur door de aangever werd ontdekt.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook de geweldscomponent bewezen kan worden verklaard. In de auto waar [verdachte 4] zat, is op de achterbank, waar ook de rugzak met inbrekerswerktuigen lag, een Jack & Jones jas gevonden met een taser in de voering. Onder deze omstandigheid heeft [verdachte 4], naar het oordeel van de rechtbank, ook opzet gehad op het plegen van (bedreiging met) geweld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op [datum] 2014 te [plaats 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (gelegen aan de [adres 1]) weg te nemen twee laptops en een camera en geld en goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die weg te nemen laptops en camera en geld en goederen van hun gading onder hun bereik te brengen door middel van braak, met een of meer van zijn mededaders, door het raam te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [slachtoffer] de woorden "Wegwezen of je krijgt tikken" en "Wegwezen of ik schiet" werden toegevoegd en het daarbij richten van een stroomstootwapen/taser, op die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de Reclassering Nederland, het volgen van de sociale vaardigheidstraining en een locatiegebod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen en de verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen, nu de verdachte al ruim 3,5 maanden in voorarrest heeft gezeten en op basis van de LOVS richtlijnen voor een voltooide woninginbraak in de regel slechts 3 maanden gevangenisstraf wordt opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning in [plaats 1], waarbij de bewoner is bedreigd en er een stroomstootwapen op hem is gericht teneinde de mededaders de gelegenheid te geven om de woning te kunnen verlaten.
Inbraken in woningen maken een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. Bovendien moeten slachtoffers van woninginbraken die de daders in de woning aantreffen, zoals in onderhavige zaak, vaak lang met een gevoel van onveiligheid leven.
Ook hebben de verdachte en zijn mededaders met hun handelen een gevoel van onveiligheid in de maatschappij en in het bijzonder in het betreffende dorp teweeg gebracht.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 november 2014, in het verleden eenmaal eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland d.d. 11 februari 2015. Blijkens dit rapport heeft de verdachte sinds medio 2013 geen dagbesteding en levert dit samen met de omgang met zijn vrienden, naar wie zijn loyaliteit groot is, grote risico’s met zich mee mogelijk in combinatie met beperkte verstandelijke vermogens en geringe oplossingsvaardigheden. De kans op recidive wordt laag-gemiddeld ingeschat.
Geadviseerd wordt, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden, meldplicht, een gedragsinterventie en een locatiegebod.
De rechtbank kan zich deels vinden in het gegeven strafadvies.
De ernst van het feit en de omstandigheid dat de verdachte bij de politie en ook ter terechtzitting op geen enkele wijze inzicht heeft willen geven in de reden voor zijn handelen noch zijn verantwoordelijkheid hiervoor heeft willen nemen, maakt - naast voorgaande overwegingen - dat de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden acht. Ter terechtzitting heeft de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen en gelet op de op te leggen straf is dit thans ook niet aan de orde.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden, zal de rechtbank begeleiding en toezicht door de reclassering opleggen, met als bijzondere voorwaarde de meldplicht. De rechtbank merkt daarbij overigens wel op dat verdachte ter zitting bepaald geen motivatie heeft getoond om zijn leven een positieve wending te geven of actief het hulpaanbod te aanvaarden, maar in de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn betrekkelijk geringe strafblad ziet de rechtbank wel aanknopingspunten om verplicht reclasseringscontact op te leggen teneinde verdere recidive te voorkomen.
De rechtbank ziet in tegenstelling tot de reclassering geen reden om een gedragsinterventie of een locatiegebod op te leggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en anderen hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. de Haan, voorzitter,
mrs. E.C. Koekman en E.A. Lensink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2015.
Mr. Lensink is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Eenheid Den Haag, HGL District Rijswijk/Westland, met het nummer PL1500-2014290911, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 275, met als losse ongenummerde bijlagen de processen-verbaal forensisch technisch onderzoek per verdachte met BVH-nummer 2014-290911.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 76/77.
3.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer], pagina 185/188.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 106/107.
5.Proces-verbaal van bevindingen van de bemanning van de politiehelikopter, pagina 100.
6.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte 2] pagina 47/48.
7.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte 3], pagina 32/33.
8.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte 1] pagina 18/19.
9.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], pagina 106/108.
10.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2], pagina 109/111.
11.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, onderzoek personenauto, pagina 4.
12.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte 5] pagina 60/62.
13.Foto’s van de kleding van [verdachte 4], pagina 25/27.
14.Foto’s van de kleding van [verdachte 3], pagina 41/42.
15.Foto’s van de kleding van [verdachte 2], pagina 54/57.
16.Foto’s van de kleding van [verdachte 5], pagina 70/74.
17.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] pagina 262/263.
18.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 81/82.
19.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] pagina 90/91.
20.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 86/87.
21.Proces-verbaal verhoor getuige W. [getuige 4], pagina 94/95.
22.Het deskundigenrapport van Politie Eenheid Den Haag d.d. 18 november 2014, opgesteld door
23.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 275.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 271/275.
25.Proces verbaal verhoor verdachte [verdachte 2], pagina 132/139.
26.Foto’s verwondingen [verdachte 3], pagina 114.
27.Proces verbaal verhoor verdachte [verdachte 3], pagina 212/220.
28.Proces verbaal verhoor verdachte [verdachte 5] pagina 239/245.
29.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 26 februari 2015, eigen verklaring verdachte.
30.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer], pagina 186.