ECLI:NL:RBDHA:2015:2359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
C-09-480684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2015 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 1997, en de machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie. Het verzoekschrift was ingediend door Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die de minderjarige onder toezicht had gesteld. De minderjarige verblijft feitelijk in een gesloten accommodatie en de gecertificeerde instelling stelde dat deze plaatsing noodzakelijk was voor de veiligheid van de minderjarige en de maatschappij, om te voorkomen dat hij naar een oorlogsgebied zou uitreizen.

Tijdens de zitting op 17 februari 2015 zijn de moeder van de minderjarige, de minderjarige zelf, en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling verschenen. De minderjarige heeft aangegeven niet van plan te zijn om naar Syrië af te reizen en heeft verzet aangetekend tegen de gesloten plaatsing. De moeder heeft ook verzet aangetekend tegen de gesloten plaatsing en is bereid om de minderjarige weer thuis op te nemen.

De rechtbank heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld en geconcludeerd dat er geen noodzaak meer is voor de gesloten plaatsing, aangezien er geen behandeling meer geboden kan worden en de minderjarige niet openstaat voor hulp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige nog steeds aanwezig zijn, maar dat de gesloten plaatsing niet meer noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich aan de zorg onttrekt. Daarom zijn zowel het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling als het verzoek tot gesloten plaatsing afgewezen. De rechtbank heeft besloten dat de lopende maatregelen per 25 februari 2015 eindigen.

De beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van mr. T.B. van Amen als griffier. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 15-31
Zaaknummer: C/09/480684
Datum beschikking: 17 februari 2015
Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling; afwijzing machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie.

Beschikking op het op 8 januari 2015 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (verder: de gecertificeerde instelling),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader, geen belanghebbende
en
[B]
,
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent.
De minderjarige verblijft feitelijk in een gesloten accommodatie[X]

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 23 januari 2015 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren
heeft onderzocht;
- een Evaluatie Plan van Aanpak gezinsvoogdij en Jeugdreclassering, periode februari 2014 – februari 2015;
- een Observatierapport ZIKOS van de periode 8 oktober 2014 tot en met 20 januari 2015;
- een Observatierapport ZIKOS van de periode 18 juli 2014 tot en met 8 oktober 2014
- het proces-verbaal van de terechtzitting van deze rechtbank d.d. 30 januari 2015.
Op 17 februari 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
* mevrouw [Y], namens de gecertificeerde instelling;
* de moeder;
* de minderjarige, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.W. de Water.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 14 januari 2015 de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 11 februari 2014 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 25 februari 2014 tot 25 februari 2015.
Bij beschikking d.d. 23 oktober 2014 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om de minderjarige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven van 27 oktober 2014 tot 25 februari 2015.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 24 april 2015, zijnde de 18de verjaardag van de minderjarige, alsmede tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft ter onderbouwing van het verzoek gesteld dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige en de maatschappij te garanderen, omdat op deze manier kan worden voorkomen dat de minderjarige uitreist naar een oorlogsgebied. De gecertificeerde instelling acht het gegeven dat is gebleken dat de minderjarige onbehandelbaar is en niet zal leren van de plaatsing geen contra‑indicatie voor toewijzing van het verzoek. De minderjarige moet worden beschermd tegen zichzelf, aldus de gecertificeerde instelling.
De minderjarige heeft zich niet verzet tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Met betrekking tot het verzoek tot gesloten plaatsing is door en namens hem afwijzing bepleit. De minderjarige heeft aangegeven nog immer niet van plan te zijn om als jihadstrijder naar Syrië af te reizen en heeft daarbij naar voren gebracht dat hij al lang had kunnen afreizen als hij dat had gewild. Het klopt niet dat hij extreme denkbeelden heeft die aansluiten bij een zeer orthodoxe en/of gewelddadige interpretatie van de islam.
De moeder heeft zich niet specifiek uitgelaten over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Met betrekking tot het verzoek tot plaatsing in een gesloten accommodatie heeft de moeder afwijzing verzocht. Zij is bereid de minderjarige weer thuis op te nemen en zal zich inzetten om via haar werkgever werk voor de minderjarige te vinden. Zij heeft afspraken met hem gemaakt om samen geen discussie te voeren omtrent geloofskwesties.

Beoordeling

De rechtbank ziet aanleiding om in deze zaak eerst de vraag te beantwoorden of de minderjarige nog altijd ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
De rechtbank komt tot het oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt. Vaststaat dat de zorgen over de persoonsontwikkeling van de minderjarige nog altijd aanwezig zijn. Het diagnostische beeld is onveranderd gebleven en dat maakt dat de door de hulpverlening waargenomen risico’s ten aanzien van de maatschappelijke participatie in onverminderde mate aanwezig zijn. Duidelijk is echter ook geworden dat er binnen de gesloten accommodatie geen behandeling meer wordt geboden nu de minderjarige hiervoor niet openstaat en niet redelijkerwijs kan worden verwacht dat hierin in de komende twee maanden, zijnde de tijd die de gesloten plaatsing nog maximaal kan duren, nog verandering zal komen.
Een en ander leidt tot de gevolgtrekking dat de gesloten plaatsing, zo het verzoek daartoe opnieuw zou worden toegewezen, uitsluitend en alleen zou strekken tot het tot zijn 18de verjaardag beperken van de bewegingsvrijheid van de minderjarige, zonder dat behandeling of begeleiding wordt of kan worden geboden. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van plaatsing in een gesloten accommodatie hiervoor niet is bedoeld. Er is geen sprake meer van een situatie waarin opneming in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken, nu niet aannemelijk is gemaakt dat er überhaupt nog zorg in de zin van de wet zal worden geboden.
Het verzoek om een nieuwe machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie met ingang van de expiratiedatum van de huidige machtiging, te weten 25 februari 2015, wordt derhalve afgewezen.
In het licht van deze beslissing komt de rechtbank vervolgens tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn, zodat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling eveneens zal worden afgewezen.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling tot 24 april 2015 zou naar het oordeel van de rechtbank hooguit aan de moeder enige handvatten kunnen bieden om de opvoeding en de verzorging van de minderjarige bij haar thuis weer op te pakken. De rechtbank is echter van oordeel dat de noodzaak hiertoe op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken.
De rechtbank overweegt ten slotte dat zij geen aanleiding ziet om de nog lopende maatregelen per heden te beëindigen, zodat deze eerst per 25 februari 2015 eindigen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, voorzitter, mr. A.J.J.M. Weijnen en mr. C.L. Strop, kinderrechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 februari 2015 in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.