In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 februari 2015 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de vervangende toestemming voor erkenning, gezag, omgang en kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. Herweijer, verzocht de rechtbank om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.C.V.J. van Leur, verzette zich tegen deze erkenning, omdat de minderjarige zich uitdrukkelijk verzet tegen erkenning door de man. De rechtbank heeft in haar beoordeling de belangen van de minderjarige en de moeder afgewogen en geconcludeerd dat erkenning door de man schadelijke gevolgen zou hebben voor de minderjarige, die op dat moment dertien jaar oud was en een sterke band had met een andere vaderfiguur in zijn leven.
De rechtbank heeft ook het verzoek van de man tot vaststelling van gezamenlijk gezag afgewezen, omdat hij niet als de tot het gezag bevoegde vader kon worden aangemerkt zonder vervangende toestemming voor erkenning. Wat betreft de omgangsregeling hebben partijen overeenstemming bereikt, waarbij de minderjarige eenmaal per twee weken op zondag bij de man zal zijn. De rechtbank heeft deze regeling goedgekeurd en uitvoerbaar verklaard.
Ten aanzien van de kinderalimentatie heeft de rechtbank vastgesteld dat de man, ondanks zijn verweer over zijn financiële situatie, niet voldoende heeft onderbouwd dat hij geen draagkracht heeft om de afgesproken alimentatie van € 150,- per maand te betalen. De rechtbank heeft de alimentatie vastgesteld op € 150,- per maand, ingaande 1 maart 2013, en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.