ECLI:NL:RBDHA:2015:2216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
09-994543-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslag en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk zonder gespecialiseerde kennis

Op 3 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 december 2013 in zijn woning in 's-Gravenhage professioneel vuurwerk had opgeslagen. De verdachte, geboren in 1972 in Suriname, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk, waaronder mortierbommen en knalvuurwerk, zonder de vereiste gespecialiseerde kennis. Tijdens de zitting op 17 februari 2015 werd het bewijs besproken, waaronder de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de politie. De officier van justitie, mr. R.S. Mackor, vond het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdachte ontkende dat het vuurwerk afkomstig was uit zijn woning en beweerde slechts één doos legaal vuurwerk te hebben. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk meerdere dozen illegaal vuurwerk in zijn woning had, wat werd bevestigd door het proces-verbaal van aanhouding. Het aangetroffen vuurwerk voldeed niet aan de eisen van het Vuurwerkbesluit en werd als professioneel vuurwerk aangemerkt. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het opzettelijk voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, wat strafbaar is op grond van de Wet milieubeheer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en oordeelde dat de verdachte zich niet eerder met justitie in aanraking had gesteld. De uitspraak benadrukte de ernst van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, vooral in de nabijheid van jonge kinderen, en de risico's die dit met zich meebrengt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/994543-14
Datum uitspraak: 3 maart 2015
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] (Suriname),
BRP-adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 februari 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.S. Mackor en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2013 te 's-Gravenhage,
(in een woning gelegen) op/aan de [adres],
al dan niet opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel
vuurwerk, te weten
49, althans een of meer, stuk(s), mortierbommen (artikelnummer(s): LB07S11S
en/of W580L) en/of
21, althans een of meer stuk(s), knalvuurwerk (zonder opschrift en/of met een
lengte van ongeveer 72 millimeter),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 31 december 2013 heeft de politie na een melding, in de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te Den Haag, vuurwerk aangetroffen. [2]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat hij enkel één doos legaal vuurwerk, die hij in België had gekocht, in huis had. Het overige volgens het proces-verbaal in zijn woning in beslag genomen vuurwerk , herkent verdachte niet en is niet afkomstig uit zijn woning. Tijdens zijn verhoor bij de politie is daar ook niet over gesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Aangetroffen vuurwerk
In het proces-verbaal van aanhouding beschrijft verbalisant [verbalisant] dat hij in de woning van verdachte op 31 december 2013 op de eettafel een stuk illegaal vuurwerk zag liggen. Op dat stuk vuurwerk zag hij twee witte kartonnen doosjes liggen. Hierin zag voornoemde verbalisant gewikkelde stukken vuurwerk liggen zonder Nederlandse beschrijving. Toen de verbalisant een andere kamer van de woning inliep, zag hij vijf andere dozen met illegaal vuurwerk liggen. De verbalisant heeft het vuurwerk in beslag genomen. [3] Tijdens zijn verhoor werd aan verdachte voorgehouden dat er in zijn huis meer dan 25 kilogram vuurwerk is aangetroffen. Verdachte verklaarde dat hij dat in België had gekocht. Op de vraag voor wie het vuurwerk was bestemd, antwoordde verdachte dat het vuurwerk voor zijn zoontje en de vier sierwerkdozen voor hemzelf bestemd waren. Op de vraag hoeveel hij voor het vuurwerk betaalde, antwoordde verdachte dat hij voor de grote doos met de cobra’s en de grote pot siervuurwerk € 235 heeft betaald. De rest van het vuurwerk had hij een jaar eerder gekocht. [4]
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat meerdere dozen vuurwerk bij verdachte in beslag zijn genomen. Verdachte heeft dit tijdens zijn verhoor op 31 december 2013 ook bevestigd. Hij is daarbij specifiek ingegaan op de verschillende soorten en dozen vuurwerk. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in de woning van verdachte op 31 december 2013 de dozen vuurwerk zoals omschreven op de tenlastelegging in beslag zijn genomen. De rechtbank verwerpt dan ook het door verdachte aangevoerde verweer dat hij slechts één doos vuurwerk in zijn woning aanwezig had.
Professioneel vuurwerk
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het bij verdachte aangetroffen vuurwerk professioneel vuurwerk betrof. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Onder proces-verbaalnummer 1533-2013253408 is het inbeslaggenomen vuurwerk onderzocht. [5] Het gaat om 1 mortierbom met artikelnummer LB07S11S [6] , 48 mortierbommen met artikelnummer W580L [7] en 21 stuks knalvuurwerk met een lengte van 72 millimeter [8] . Uit onderzoek van het NFI [9] volgt dat voornoemde mortierbommen niet voldeden aan de gestelde eisen van het Vuurwerkbesluit en/of de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 en/of Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk. [10] Al het voornoemde vuurwerk betrof geen consumentenvuurwerk. [11] Blijkens het Vuurwerkbesluit dient dergelijk vuurwerk als professioneel vuurwerk aangemerkt te worden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet beschikt over gespecialiseerde kennis op het gebied van vuurwerk. [12]
Conclusie
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de verdachte als een ander dan een persoon met specialistische kennis professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen.
Daarbij geldt dat hierbij uitgegaan dient te worden van kleurloos opzet, waardoor het niet van belang is of verdachte wist dat het professioneel vuurwerk betrof.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
hijop
of omstreeks31 december 2013 te 's-Gravenhage,
(in een woning gelegen
) op/aan de [adres],
al dan nietopzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel
vuurwerk, te weten
49
, althans een of meer, stuk(s),mortierbommen (artikelnummer
(s
): LB07S11S
en
/ofW580L) en
/of
21
, althans een of meerstuk
(s
),knalvuurwerk
(zonder opschrift en/ofmet een
lengte van ongeveer 72 millimeter),
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf wordt opgelegd voor de duur van 100 uren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een geheel voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. Bij het voorhanden hebben van dergelijk vuurwerk – de verdachte had dit vuurwerk voorhanden in zijn huis en in de nabijheid van zijn jonge kinderen – is het risico op schade aan personen en goederen aanzienlijk. Niet voor niets gelden er zeer strenge regels voor de opslag van dergelijk vuurwerk en is daarvoor gespecialiseerde kennis vereist. De verdachte is hiermee te gemakzuchtig omgesprongen en heeft kennelijk niet of in onvoldoende mate stilgestaan bij de mogelijke – in potentie levensgevaarlijke – gevolgen van een ontijdige explosie. De rechtbank rekent de verdachte dit alles ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 13 januari 2015. Daaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit niet met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, van hierna te noemen duur, met een proeftijd van drie jaar passend om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op voornoemde straf zal de rechtbank de door de officier van justitie geëiste taakstraf niet opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1 a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.C. Bours, voorzitter,
mr. A.J. Milius, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 maart 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 1500-2013253408, van de politie Haaglanden, district Loosduinen, bureau Laak, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 50).
2.Proces-verbaal van aanhouding van 31 december 2013, p. 7.
3.Proces-verbaal van aanhouding van 31 december 2013, p. 7.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 31 december 2013, p. 14.
5.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 16 januari 2014, p. 16 e.v.
6.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 16 januari 2014, p. 19.
7.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 16 januari 2014, p. 23.
8.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 16 januari 2014, p. 26.
9.Een geschrift, te weten Deskundigenverklaring Mortieren en mortierbommen, NFI, versie 3, 24 maart 2010, p. 43-45
10.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 16 januari 2014, p. 20 en p.24.
11.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 16 januari 2014, p. 20, p.24 en p. 27.
12.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 17 februari 2015.