ECLI:NL:RBDHA:2015:2184
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geloofwaardigheid van een asielrelaas en voorlopige voorziening in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2015, geregistreerd onder de zaaknummers AWB 15/1451 en AWB 15/1453, werd de aanvraag van een Somalische verzoekster tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De verzoekster had een voorlopige voorziening aangevraagd om haar uitzetting te verbieden totdat op haar beroep was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris in strijd met de integrale geloofwaardigheidstoetsing had gehandeld door onvoldoende inzichtelijk te maken hoe de relevante elementen in onderlinge samenhang waren gewogen. De voorzieningenrechter stelde vast dat de staatssecretaris onvoldoende had aangetoond waarom de ongeloofwaardige elementen het bestreden besluit konden dragen. De rechtbank oordeelde dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de staatssecretaris niet zorgvuldig was en dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk gemotiveerd was. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster tot een bedrag van € 1.470,-.