De onderhavige zaak betreft een zedenzaak waarbij aan de verdachte twee verschillende verwijten worden gemaakt. Op de verdachte rust in de eerste plaats de verdenking - zakelijk weergegeven - dat hij op [datum] 2013 te [plaats] ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die destijds 14 jaar oud was.
In de tweede plaats rust op de verdachte de verdenking - zakelijk weergegeven - dat hij op [datum] 2013 te [plaats] drie minderjarige meisjes seksueel heeft gecorrumpeerd, hetgeen cumulatief/alternatief ten laste is gelegd als schennis van de eerbaarheid.
3.4.1De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op [datum] 2013 doet [A] aangifte bij de politie van aanranding van haar dochter [slachtoffer] door de verdachte, gepleegd op [datum] 2013.Vervolgens wordt [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) op [datum] 2013 als getuige gehoord door de politie. Zij heeft hierbij eerst een beeld geschetst van de aard en omvang van het contact tussen haar en de verdachte. [slachtoffer] verklaart dat zij begin november 2012 verkering heeft gehad met de verdachte en dat hij deze verkering al na een week uitmaakte. Ze verklaart hierover verder nog dat ze alleen gezoend en getongd hebben.Daarna heeft zij in de zomervakantie – juli 2013 – nog een keer met de verdachte afgesproken. Deze afspraak heeft bij haar thuis plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] aangeeft dat er niet is gezoend, omdat zij dat niet wilde.Vervolgens hebben zij via WhatsApp contact gehouden, waarna [slachtoffer] op [datum] 2013 bij de verdachte thuis is geweest. Bij deze gelegenheid heeft de verdachte lichamelijk contact met haar gezocht. Hierover verklaart [slachtoffer]: “
Ik had beseft dat ik hem echt niet meer leuk vond. Omdat hij aan me had gezeten. Hij had het veel over seks”. En voorts: “
Na die laatste keer bij hem was ik er klaar mee. Ik voelde toen ook die spanning niet meer. En toen stond bij opeens dinsdag [datum] 2013 bij me voor de deur”.
Wanneer de politie de verdachte over de afspraak bij hem thuis bevraagt, antwoordt de verdachte: “
Toen deed ik een paar grapjes en heb ik haar een keer bij haar borst aangeraakt en zei ze dat ik moest stoppen en ben ik gestopt. Toen ging ze naar huis en ik wilde toen nog een keer langskomen om het goed te maken, maar ik had geen controle meer en ik liet me gaan”.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op [datum] 2013 naar het huis van [slachtoffer] is gegaan met de bedoeling om zijn excuses te maken voor zijn gedrag op [datum] 2013 bij hem thuis.Uit de verklaring van [slachtoffer] komt naar voren dat zij schrok toen de verdachte voor de deur stond, omdat zij hem niet verwachtte en ook liever niet wilde dat hij er was. Zij heeft de verdachte niettemin binnen gelaten, maar bleef met hem in de gang staan, omdat zij hem niet verder binnen wilde vragen.Vervolgens heeft de verdachte haar met twee handen bij haar borsten gepakt en daarin geknepen. Verdachte heeft haar los gelaten en zijn hand op zijn gulp gelegd met de mededeling dat hij een ‘stijve’ had en of [slachtoffer] hem wilde zien. Na haar ontkennende antwoord heeft de verdachte haar wederom bij haar borsten vastgepakt en hierin geknepen. Vervolgens heeft hij weer losgelaten, waarna in de woorden van [slachtoffer] “
het hele erge begon”. De verdachte heeft haar helemaal vastgepakt, geknepen in borsten en billen en schuurde met zijn stijve penis tegen haar aan.[slachtoffer] heeft diverse malen ‘nee’’ tegen de verdachte gezegd en heeft voorts tegen hem gezegd dat ze wilde dat hij weg zou gaan. De verdachte heeft hier geen gehoor aan gegeven. Op het moment dat [slachtoffer] de deur voor hem opende, heeft de verdachte deze weer dicht geduwd en heeft haar opnieuw bij haar borsten gegrepen. Terwijl de verdachte haar fysiek blijft belagen, probeert [slachtoffer] herhaalde malen de deur te openen. De verdachte duwt deze echter telkenmale weer dicht. Uiteindelijk is [slachtoffer] er in geslaagd de deur te openen, de sleutels te pakken en weg te rennen. Zij heeft over het gebeurde verklaard dat ze zich bang en machteloos voelde en angst had dat de verdachte haar zou verkrachten.
De verdachte heeft bij de politie een bekennende verklaring over het feit afgelegd. In grote lijnen heeft hij het relaas van [slachtoffer] bevestigd. De relevante onderdelen van de verklaring van de verdachte luiden als volgt:
- Ik zat aan haar borsten (doet twee handen naar voren) zo en toen verloor ik de controle en pakte ik haar vast en vroeg of ze haar borsten kon laten zien. Ze zei nee ga weg en toen hield ik haar vast;
- Ik hield haar vast en ik wilde haar vast houden totdat ze het wel zou doen. Ze deed het niet;
- Ik heb haar borsten aan meerdere kanten en op meerdere momenten gevoeld;
- Ik weet nog dat ze zei: Nee stop, nee nee [verdachte];
- Ik ging door. Ze wilde de deur open doen en ik deed hem dicht. Dat deed ze een paar keer maar ze kreeg hem niet open want ik stond er tussen. Uiteindelijk heeft ze de deur open gekregen en kon ze ontsnappen en naar buiten gerend;
- Ja, ik heb mijn handen op haar kont gehad;
- Ik voelde genot, seksueel opgewonden en ik kreeg een stijve;
- Ja, ze kan gevoeld hebben dat ik een stijve had, want ik stond ook tegen haar aan.
- Op de vraag: “Waar denk je dat ze bang voor was ?” antwoordt verdachte: dat ik haar ging verkrachten.
De raadsman heeft betoogd dat, hoewel de verdachte een sociaal-ethische norm heeft overtreden, de wederrechtelijkheid aan de gedragingen van de verdachte ontbreekt. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Bij de strafbepaling van artikel 247 Sr staat de bescherming van het slachtoffer centraal. De bepaling strekt ertoe de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige te beschermen.
Volgens de geldende rechtspraak zou het ontuchtig karakter aan de handelingen van de verdachte kunnen ontbreken, wanneer er sprake is van vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben.
De rechtbank stelt vast dat van enige vrijwilligheid in de onderhavige situatie absoluut geen sprake is geweest, noch van een affectieve relatie. Het slachtoffer heeft bij herhaling in woord en daad kenbaar gemaakt dat zij niet gediend was van de gedragingen van de verdachte. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ook verklaard dat hij het slachtoffer wel ‘nee’ heeft horen zeggen, maar hier eenvoudigweg niet naar heeft gehandeld. Onder deze omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte met zijn handelingen een sociaal ethische norm heeft overtreden en daardoor wederrechtelijk heeft gehandeld.
Onder verwijzing naar het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1 ten laste gelegde feit: het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] .
3.4.2De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aanleiding
De politie krijgt op woensdag [datum] 2013 een melding binnen van schennis van de eerbaarheid in een speeltuin aan de [straat] te [plaats]. Uit de melding blijkt dat omstreeks 16:27 uur op voormelde dag een (op dat moment nog onbekende) jongen ten overstaan van drie minderjarige meisjes zijn geslacht heeft laten zien en gevraagd of zij deze wilden aanraken. De meisjes zijn respectievelijk 3, 4 en 6 jaar oud, kennen elkaar uit de buurt en speelden samen buiten.
Aangiftes
Twee moeders van de minderjarige meisjes hebben aangifte bij de politie gedaan, nadat zij de jongen drie weken later, te weten op [datum] 2013 wederom in de speeltuin aan de [straat] aantreffen.
Mevrouw [B] doet op [datum] 2013 aangifte namens haar dochter van vier jaar oud. Zij verklaart – verkort en zakelijk weergegeven - het volgende bij de politie:
“
Ik kan u alleen vertellen wat mijn dochter mij verteld heeft. Mijn dochter was in de speeltuin aan het spelen met 2 andere meisjes. Het betreft de speeltuin aan de [straat] te [plaats]. Dat was omstreeks 16:00 uur. Mijn dochter vertelde dat er ineens een jongen op de schommel zat. Zij vertelde dat er in de speeltuin een jongen was die zijn ‘piempie’ had laten zien. Mijn dochter zei dat de jongen zijn piempie uit zijn broek haalde en vroeg aan alle drie de meisjes of zij zijn piempie wilde aanraken. Mijn dochter bedoelt met “piempie” het mannelijk geslachtsdeel”.
Mevrouw[C] doet op [datum] 2013 aangifte namens haar dochter van drie jaar oud. Zij verklaart –verkort en zakelijk weergegeven- het volgende bij de politie:
“
Het is gebeurd in de herfstvakantie, volgens mij op woensdag [datum] aan het einde van de middag. Het was mooi weer buiten. Mijn dochter was aan het buitenspelen naast ons huis met twee oudere buurmeisjes. Dit was in liet speeltuintje naast ons huis. Ze waren even alleen buiten en ik besloot even buiten te kijken ook om de papierbak te legen. Ik had door dat er iets was want ik hoorde een jongen zeggen: “Laat maar ik ga wel weg”. Ik zag de drie meisjes een beetje giebelend weg lopen en ik zag een jongen op een sukkeldrafje langs mij in de richting van de [straat]. Ik begreep dat hij iets aan de hand was, maar ik wist niet wat. Ik vroeg aan de meiden wat er aan de hand was met die jongen. De meiden vertelden dat die jongen zijn piemel had laten zien. Ik ben toen naar de moeder die ook in dat huis was gegaan en ik heb haar gevraagd of aan haar hetzelfde was verteld. Deze moeder vertelde dat de meisjes ook aan haar hadden verteld dat de jongen zijn piemel had laten zien”.
Mevrouw[D] heeft op [datum] 2013 een verklaring als getuige afgelegd.
Zij verklaart –verkort en zakelijk weergegeven- het volgende bij de politie:
“
Ik zat thuis te werken. Mijn zesjarige dochter was aan het buiten spelen met een buurmeisje van drie met blonde haartjes en een buurmeisje vier jaar met krulletjes. Ineens hoor ik een hoop gegiechel. Bij mijn voordeur hangt een touwtje uit de brievenbus. Mijn dochter kwam binnen en die zei iets over een jongen in de speeltuin. Die jongen had in de speeltuin zijn piemel laten zien.
Aan de eettafel heb ik later aan mijn dochter gevraagd hoe het ging. Ze zei dat de jongen op de schommel zat. De jongen vroeg wat ze aan het doen waren en daarna vroeg hij of ze wat wilden zien. Toen haalde die jongen zijn lid naar voren zullen we maar zeggen. Ze zag toen zijn piemel. Toen ze dat zag, is ze snel weg gerend en naar huis toe gelopen”.
De verdachte heeft bij de politie een bekennende verklaring over het feit afgelegd. In grote lijnen heeft hij de aangiftes bevestigd. De relevante onderdelen van de verklaring van de verdachte luiden als volgt:
- Ik stond daar en ik weet niet waarom, ik weet echt niet waarom ik het deed, ik deed gewoon mijn piemel uit mijn broek en ik ben weggelopen. Ik zei toen sorry en toen rende ik keihard weg;
- Het waren drie jonge meisjes van 3, 4, 5 of zo. Ze waren aan het spelen in de bosjes aan de zijkant, een boom aan het versieren of zo;
- Ik liep naar ze toe en toen liet ik hem zien.
Uit de aangiften en de verklaring van de verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte op voornoemde datum zijn geslachtsdeel aan de drie minderjarige slachtoffers heeft getoond.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de gedraging van de verdachte het aan hem ten laste gelegde ‘seksueel corrumperen van een minderjarige’ (art 248d Sr) en/of ‘schennis van de eerbaarheid’ (art 239 Sr) oplevert.
De vraag die de rechtbank voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde ‘seksueel corrumperen van een minderjarige’ moet beantwoorden is of er onder de gegeven omstandigheden sprake is geweest van een ‘ontuchtig oogmerk’, alsmede van ‘ertoe bewegen’ in de zin van artikel 248d Sr.
Het doel van artikel 239 Sr is minderjarigen te beschermen in hun seksuele ontwikkeling. Om die reden dienen zij te worden beschermd tegen seksuele handelingen die in strijd zijn met het maatschappelijk eergevoel en waarbij zij tegen hun wil aanwezig zijn.
Artikel 248d Sr stelt het ‘seksueel corrumperen van een minderjarige’ strafbaar. Van seksueel corrumperen is sprake wanneer een minderjarige met ontuchtig oogmerk ertoe wordt bewogen daadwerkelijk de door de dader uitgevoerde seksuele handelingen bij te wonen. Artikel 248d Sr betreft een uitbreiding van de strafbaarstelling van het voormelde artikel 239 Sr - schennis van de eerbaarheid - met name ten aanzien van het aanschouwen van seksuele handelingen waarbij een kind na uitnodiging
vrijwilligtegenwoordig is. Deze bepaling strekt ertoe minderjarigen te beschermen tegen schadelijke invloeden op de persoonlijke en seksuele ontwikkeling door ook situaties waarin de minderjarige heeft ingestemd met het aanschouwen van de seksuele handelingen strafbaar te stellen.
Ontuchtig oogmerk
Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 248d Sr is van ‘ontuchtig oogmerk’ sprake als de verdachte voor zijn eigen seksueel gerief een jeugdige aanwezig laat zijn bij seksuele handelingen, dan wel indien de verdachte beoogt daardoor het kind zodanig te beïnvloeden dat dit in de toekomst eerder geneigd zou zijn in te stemmen met het ondergaan van ontuchtige handelingen.
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte met het tonen van zijn ontblote geslacht aan drie jonge meisjes, ongeacht zijn bedoeling hiermee, een sociaal-ethische norm heeft overtreden. Kinderen zouden niet met zulke handelingen moeten worden geconfronteerd. De rechtbank dient echter vast te stellen of het hier gaat om een situatie waarin de wetenschap van de waarneming van de seksuele handelingen door de minderjarige meisjes, heeft bijgedragen aan het seksuele gerief van de verdachte. Hierbij dient de bedoeling van de wetgever niet uit het oog te worden verloren. De wetgever kwalificeert het bepaalde in artikel 248d Sr als daadwerkelijk seksueel misbruik. Voor een dergelijke aanname heeft de rechtbank te weinig aanknopingspunten gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de aanwezigheid van de minderjarigen heeft bijgedragen aan het seksueel gerief van de verdachte, dan wel dat de verdachte handelde met de bedoeling de kinderen zodanig te beïnvloeden dat deze in de toekomst eerder geneigd zouden zijn in te stemmen met het ondergaan van ontuchtige handelingen.
Het ‘ertoe bewegen’
Het bestanddeel ‘ertoe bewegen’ impliceert een actieve gedraging die erop gericht is het kind getuige te doen zijn van seksuele handelingen.
Hoewel de verdachte hierover niets heeft verklaard - desgevraagd heeft hij verklaard dat hij zich dat niet kan herinneren - hebben twee slachtoffertjes verklaard dat verdachte aan hen gevraagd zou hebben of zij ‘iets wilden zien en/of aanraken’.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voorafgaand aan of tijdens het tonen van zijn geslacht de aandacht van de minderjarige slachtoffertjes heeft getrokken door hen aan te spreken. De rechtbank stelt op grond van hun verklaringen voorts vast dat de slachtoffertjes niet met de verdachte hebben gesproken, doch onmiddellijk zijn weggerend op het moment dat zij geconfronteerd werden met zijn ontblote geslacht. Behalve het aanspreken door de verdachte is voor het overige geen sprake geweest van enig substantieel contact tussen de verdachte en de slachtoffertjes. Zij zijn in feite vanuit het niets geconfronteerd met de verdachte die zijn geslachtsdeel heeft getoond, waarna zij direct zijn weggerend. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is geweest van een ‘ertoe bewegen’ door verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank is van oordeel dat de onderhavige situatie niet strookt met hetgeen artikel 248d Sr beoogt strafbaar te stellen, doch meer past bij hetgeen in artikel 239 Sr strafbaar wordt gesteld, namelijk een ongewenste dan wel onwenselijk geachte confrontatie met (een deel van) het menselijk lichaam.
De rechtbank zal de verdachte van het hem onder 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijspreken en wettig en overtuigend bewezen verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde.