ECLI:NL:RBDHA:2015:2095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
SGR 14-9759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • T. van Rij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeren met gehandicaptenparkeerkaart en de bekendmaking van beleidswijzigingen door de gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [plaats 1], en verweerder, de gemeente Den Haag, over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser had op 4 september 2014 zijn auto geparkeerd aan de [adres] te Den Haag, een locatie waar met een geldige parkeervergunning of parkeerkaartje geparkeerd mocht worden. Tijdens een controle werd er geen vergunning of parkeerkaartje aangetroffen, maar wel een gehandicaptenparkeerkaart. Eiser ontving een naheffingsaanslag van € 60,60, bestaande uit € 2,60 aan belasting en € 58 aan kosten voor de naheffing.

Eiser betwist de naheffingsaanslag en stelt dat hij niet op de hoogte was van de wijziging in het parkeerbeleid voor gehandicapten in Den Haag, die sinds 1 december 2012 van kracht is. Hij beweert dat de gemeente deze wijziging onvoldoende bekend heeft gemaakt en dat hij niet kon weten dat hij voor een niet voor gehandicapten bestemde plaats moest betalen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de gemeente voldoende maatregelen heeft genomen om de wijziging bekend te maken, waaronder publicaties in huis-aan-huisbladen en digitale media, en dat eiser zich op de hoogte had moeten stellen van het geldende parkeerbeleid.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat eiser op een plaats stond waar parkeerbelasting verschuldigd was. De omstandigheid dat hij niet in staat was om naar de parkeermeter te lopen, doet niets af aan zijn verplichting om tijdig parkeerbelasting te betalen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/9759

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

24 februari 2015 in de zaak tussen

[eiser] wonende te [plaats 1], eiser

en

[verweerder], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 19 september 2014 op het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [nummer]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2015.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 4 september 2014 omstreeks 15.41 uur stond de auto van eiser geparkeerd aan de [adres] te Den Haag. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of met een geldig parkeerkaartje.
2. Tijdens een controle op genoemd tijdstip heeft een parkeercontroleur geen vergunning of parkeerkaartje in de auto aangetroffen, wel een gehandicaptenparkeerkaart. Omdat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd van € 60,60 bestaande uit € 2,60 aan belasting en € 58 aan kosten naheffing.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend. Hij stelt van de wijziging van het beleid voor mensen met een gehandicaptenparkeerkaart in Den Haag niet op de hoogte te zijn geweest en dat die wijziging onvoldoende bekend is gemaakt. Geen van de gebruikte middelen heeft hem bereikt. Hij kon dus niet weten dat hij voor een niet voor gehandicapten bestemde plaats moest betalen. Bovendien worden deze plaatsen ook vaak door anderen gebruikt en treedt de gemeente hier onvoldoende tegen op. En was het hem onmogelijk om vanaf de plek waar hij heeft geparkeerd, de afstand tot een parkeermeter twee keer te overbruggen.
5. De rechtbank stelt vast dat vanaf 1 december 2012 in Den Haag met een gehandicaptenparkeerkaart niet meer zonder te betalen op algemene betaald parkeerplaatsen mag worden geparkeerd. Eiser stond op een dergelijke plaats en was dus parkeerbelasting verschuldigd. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de gemeente deze wijziging onvoldoende bekend heeft gemaakt. Naast publicatie op de voorgeschreven wijze zijn flyers uitgedeeld, zijn extra publicaties in huis-aan-huisbladen en op digitale media geplaatst en zijn landelijke organisaties van belanghebbenden geïnformeerd. Dit oordeel van de rechtbank is door het gerechtshof Den Haag bevestigd, zie de uitspraken van het hof van 27 augustus 2014 en van 2 september 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:3456 en ECLI:NL:GHDHA:2014:3011). Van eiser mag voorts worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van het ter plaatse geldende parkeerbeleid. De omstandigheid dat eiser vanaf de plek waar hij heeft geparkeerd, niet heen en terug naar de parkeermeter had kunnen lopen, doet aan de verplichting om tijdig parkeerbelasting te betalen niet af, omdat eiser heeft verklaard dit niet overwogen te hebben en bewust afziet van gebruikmaking van apparatuur die dit heen en weer lopen overbodig maakt.
6. Gelet op het bovenstaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. van Rij, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Heekelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.