ECLI:NL:RBDHA:2015:2054
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van reis- en verblijfskosten voor een rechtenstudie en cursus in het kader van belastingaangifte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, een belastingplichtige, in beroep ging tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. Eiser had kosten van € 3.825 voor reis- en verblijfskosten gemaakt in verband met een rechtenstudie aan de Rijksuniversiteit Leiden en een cursus 'Patent Litigation in Europe' aan de universiteit in Straatsburg. Eiser stelde dat deze kosten aftrekbaar waren als scholingsuitgaven, omdat ze noodzakelijk waren voor het op peil houden van zijn vakkennis en het adequaat vertegenwoordigen van zijn cliënten.
De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten waren gemaakt ten behoeve van het op peil houden van reeds verworven kennis. De rechtbank verwees naar de relevante artikelen van de Wet op de Inkomstenbelasting, die bepalen dat uitgaven voor reizen en verblijf niet als scholingsuitgaven in aftrek kunnen worden gebracht. De rechtbank concludeerde dat de kosten niet in aanmerking kwamen voor aftrek en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het onderscheid tussen kosten die zijn gemaakt voor het verkrijgen van nieuwe bevoegdheden en kosten die zijn gemaakt voor het op peil houden van bestaande kennis. De rechtbank stelde vast dat de cursus en studie niet alleen dienden voor het behoud van kennis, maar ook voor het verwerven van nieuwe bevoegdheden, wat de aftrekbaarheid van de kosten uitsloot. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat partijen binnen zes weken hoger beroep konden instellen.