ECLI:NL:RBDHA:2015:1972
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en verrekening van loonheffing bij aanmerkelijk belanghouder
In deze zaak gaat het om een belastinggeschil tussen eiser, die in 2009 in loondienst was bij X BV en een aanmerkelijk belang in deze vennootschap had, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had een bedrag van € 10.443 aan loonheffing dat niet was afgedragen door X BV. De Belastingdienst heeft de loonheffing nageheven, maar bij het vaststellen van het belastbaar inkomen van eiser voor het jaar 2009 is de nageheven loonheffing niet volledig in aanmerking genomen. Eiser had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.871 opgegeven, waarbij hij een bedrag van € 7.159 aan te verrekenen loonheffing in aanmerking nam. De Belastingdienst stelde echter het belastbaar inkomen vast op € 18.712, zonder het volledige bedrag aan loonheffing te verrekenen.
De rechtbank oordeelt dat de nageheven loonheffing bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2009 wel in aanmerking genomen had moeten worden. De rechtbank honoreert het beroep van de Belastingdienst op interne compensatie, maar alleen voor zover dit niet leidt tot een verhoging van de aanslag. De rechtbank stelt vast dat eiser recht heeft op een bedrag van € 7.159 aan te verrekenen loonheffing, wat betekent dat het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2009 op € 33.610 dient te worden vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en laat de uitspraak van de Belastingdienst in stand.
De uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek en is openbaar uitgesproken op 25 februari 2015. Eiser kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.