Op 24 februari 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1960. De vordering tot verlenging, ingediend door de officier van justitie op 10 december 2014, was te laat, aangezien de TBS op 26 december 2014 zou eindigen. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering ontvankelijk was, omdat er bijzondere omstandigheden waren die de verlenging eisten, met name het hoge recidiverisico bij beëindiging van de TBS. De rechtbank heeft geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en dat er een hoog risico op recidive bestaat. De deskundige B. Klein heeft aangegeven dat het onwenselijk zou zijn om de TBS te beëindigen, gezien de huidige behandeltrajecten en de noodzaak voor structuur en zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat het indexdelict, een bankoverval waarbij de terbeschikkinggestelde een bedreiging met een vuurwapen suggereerde, als een geweldsdelict moet worden gekwalificeerd. Dit leidde tot de conclusie dat de TBS niet gemaximeerd is. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de TBS met twee jaar te verlengen, om de veiligheid van anderen te waarborgen en om de terbeschikkinggestelde de kans te geven om verder te werken aan zijn behandeling.