ECLI:NL:RBDHA:2015:1857
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van Oekraïense reservist
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De verzoeker, een Oekraïense man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris was afgewezen op 22 januari 2015. De staatssecretaris stelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij als reservist was opgeroepen in Oekraïne.
Verzoeker voerde aan dat hij in september 2014 een mobilisatieoproep had ontvangen, maar deze niet had meegenomen uit angst voor ontdekking. Hij stelde dat er in Oekraïne meerdere mobilisaties hadden plaatsgevonden en dat hij, indien opgeroepen, zou moeten dienen in een conflictgebied waar mensenrechten worden geschonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims en dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen algehele mobilisatie was.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond, met de overweging dat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zou leiden. De uitspraak benadrukte dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk was opgeroepen en dat de situatie in Oost-Oekraïne niet zodanig was dat hij een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de beslissing aangegeven.