ECLI:NL:RBDHA:2015:1854
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van Oekraïense staatsburger
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De verzoeker, een Oekraïense staatsburger, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Oekraïne als reservist was opgeroepen en dat hij in de negatieve aandacht van de politie stond. Verzoeker voerde aan dat hij ondergedoken was vanwege zijn betrokkenheid bij verkiezingsfraude en dat hij vreesde voor vervolging in Oekraïne. Tijdens de zitting op 17 februari 2015 werd de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als de staatssecretaris zich door gemachtigden lieten vertegenwoordigen.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims en dat de door hem overgelegde documenten en verklaringen tegenstrijdig waren. De rechter concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk was opgeroepen voor militaire dienst en dat er geen bewijs was voor een algehele mobilisatie in Oekraïne. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag had afgewezen en dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.