ECLI:NL:RBDHA:2015:1781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
20 februari 2015
Zaaknummer
AWB - 13 _ 6507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een sergeant wegens verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een sergeant der eerste klasse, eiser, en de minister van Defensie, verweerder. Eiser was sinds 2009 werkzaam als Inspection Specialist op de NATO-vliegbasis en kreeg op 19 november 2012 ontslag verleend wegens verregaande nalatigheid. Dit ontslag werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 8 juli 2013, waartegen eiser beroep instelde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 5 februari 2015 gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde werd vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser in 2010 en 2011 in totaal 97,75 dagen verlof heeft genoten, waarvan hij ten onrechte niet had afgeboekt in het personeelsinformatiesysteem Peoplesoft. Dit werd door de Commissie als wangedrag en verregaande nalatigheid gekwalificeerd. Eiser had ook een aantal onderhoudswerkzaamheden niet of niet juist uitgevoerd, wat leidde tot gevaar voor vliegers en ander personeel van het AWACS-vliegtuig. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde disciplinaire straf van ontslag niet onevenredig was, gezien de ernst van het plichtsverzuim.

Eiser voerde aan dat het besluit gebrekkig gemotiveerd was en dat hij niet zelfstandig mocht werken. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de minister terecht had besloten tot ontslag. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de minister niet verplicht was om eiser voorafgaand aan het ontslag te waarschuwen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid binnen de defensieorganisatie, vooral in een internationale context.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 13/6507

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 februari 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.M. Diekstra),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. E.C.H. Pot).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser ontslag verleend.
Bij besluit van 8 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2015.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts was ter zitting aanwezig [persoon 1] , voorzitter van de [commissie] .

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit is gehandhaafd aan eiser met ingang van 1 januari 2013 ontslag te verlenen op grond van artikel 39, tweede lid, onder k van het Algemeen militair ambtenarenreglement (hierna: AMAR).
2.1
Eiser, sergeant der eerste klasse, was sinds 2009 werkzaam bij [bedrijf] in de functie van Inspection Specialist op de NATO-vliegbasis [naam vliegbasis] .
2.2
Op 27 januari 2012 heeft [persoon 2] een Memorandum for Records uitgebracht over eiser.
2.3
Bij brief van 31 januari 2012 heeft [persoon 3] (Commander Aircraft Maintainance Squadron) een Removal, Suspension and Reinstatement Form uitgebracht waarin hij vraagt eiser van zijn functie te ontheffen.
2.4.
[persoon 4] (US Air Force Commander, Logistics Wing) heeft bij brief van 1 februari 2012 medegedeeld dat eiser wordt gediskwalificeerd.
2.5
Op 6 februari 2012 heeft een gesprek plaatsgehad tussen eiser enerzijds en [persoon 5] en [persoon 6] anderzijds. Eiser is daarbij medegedeeld dat hij door de diskwalificatie zijn internationale werkzaamheden niet meer kan uitoefenen; dat er aangifte is gedaan bij de Koninklijke Marechaussee (Kmar) in verband met mogelijke strafbare feiten zoals gesignaleerd in de brief van 1 februari 2012 van [persoon 4] en dat het voornemen bestaat eiser te schorsen.
2.6
Bij besluit van 18 juni 2012 is door verweerder een [commissie] (hierna: de Commissie) ingesteld.
2.7
Op 11 juli 2012 is eiser door de Commissie gehoord. Daarbij zijn de gestelde ongeoorloofde afwezigheid van eiser alsmede het gestelde niet uitvoeren van werkzaamheden door eiser ter sprake gekomen.
2.8
De Commissie heeft vervolgens bij begeleidende brief van 25 september 2012 een rapportage uitgebracht. Daarin wordt het volgende geconcludeerd:
- eiser heeft in 2010 en 2011 97,75 dagen verlof genoten die hij ten onrechte niet heeft afgeboekt in Peoplesoft (het personeelsinformatiesysteem van verweerder). De Commissie kwalificeert dit als wangedrag dan wel verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten;
- aannemelijk wordt geacht dat eiser een aantal werkzaamheden niet of niet juist heeft uitgevoerd terwijl hij daarvoor wel verantwoordelijk was en ook voor heeft afgetekend. Door deze werkzaamheden niet of niet juist uit te voeren en er wel voor af te tekenen heeft eiser vliegers en ander personeel van het AWACS vliegtuig (ernstig) in gevaar gebracht;
- de Commissie acht een berisping of het opstellen van een ambtsbericht gelet op de ernst van de geconstateerde feiten te lichte maatregelen. Zij acht ontslag van eiser op grond van verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten dan wel wangedrag wel een passende maatregel.
2.9
Bij brief van 1 oktober 2012 heeft verweerder eiser medegedeeld voornemens te zijn eiser ontslag te verlenen wegens verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten als bedoeld in artikel 39, tweede lid, onder k, van het AMAR.
2.1
Op 11 oktober 2012 is eiser uitgenodigd hierop zijn zienswijze te geven. Eiser heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en een schriftelijke zienswijze ingediend.
3. Aan zijn beslissing aan eiser ontslag te verlenen heeft verweerder ten grondslag gelegd dat:
1. eiser in 2010 en 2011 in totaal 97,75 dagen verlof heeft genoten dat hij ten onrechte niet heeft afgeboekt in Peoplesoft;
2. eiser een aantal onderhoudswerkzaamheden niet of niet juist heeft uitgevoerd terwijl hij daarvoor wel verantwoordelijk was en ook voor heeft afgetekend. Door deze werkzaamheden niet of niet juist uit te voeren en er wel voor af te tekenen heeft eiser vliegers en ander personeel van het AWACS-vliegtuig (ernstig) in gevaar gebracht.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser verregaand nalatig is geweest in de vervulling van zijn plichten als militair. Verweerder acht het toewijzen aan eiser van een andere functie bij Defensie niet opportuun nu eisers nalatigheid in de vervulling van zijn plichten nog meer dan bij andere organisaties een negatieve uitstraling heeft op collega’s, op de internationale organisatie van de Airbase [naam vliegbasis] en op de defensieorganisatie in het algemeen.
4. Bij arrest van de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 juli 2014 is eiser veroordeeld wegens oplichting meermalen gepleegd tot een taakstraf voor de duur van 60 uren voor het feit dat hij met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen zijn leidinggevende heeft bewogen tot het verlenen van toestemming voor het opnemen van een of meer uren/dag/dagen verlof door het in strijd met de waarheid bij het indienen van het verzoek om verlof doen voorkomen dat eiser nog een toereikend tegoed aan verlof had in Peoplesoft, waardoor die leidinggevende werd bewogen tot het geven van toestemming.
Het hof heeft eiser vrijgesproken van valsheid in geschrifte voor het in strijd met de waarheid op een “inspection workcard completion chart” zetten van een paraaf op regel B-060 van de chart omdat niet is komen vast te staan dat eiser die paraaf opzettelijk heeft gezet. Ter zitting is vastgesteld dat tegen dit arrest cassatie is aangetekend.
5. Eiser heeft het volgende aangevoerd.
Het besluit is gebrekkig gemotiveerd omdat niet duidelijk is wat de verplichting tot registratie van verlof inhoudt en binnen welke termijn daaraan voldaan moet worden. Eiser bestrijdt dat sprake is van plichtsverzuim. Volgens hem is registratie van verlof enkele keren achterwege gebleven omdat het registratiesysteem gebrekkig functioneerde.
Bij de onderhoudswerkzaamheden is evenmin sprake van plichtsverzuim, maar sprake van een situatie waarbij hij zou kunnen worden aangesproken in het kader van een functionerings- of beoordelingstraject. Eiser heeft gedisfunctioneerd op bepaalde punten, maar dat is geen plichtsverzuim of vergaande nalatigheid. Ter zitting is betoogd dat eiser niet zelfstandig mocht werken en niet kon weten dat het neuswiel uit elkaar gehaald moest worden.
Eiser heeft een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan met zijn betoog dat een andere monteur, die een zeer ernstige fout had gemaakt, geen ontslag heeft gekregen, maar een andere functie.
Ten slotte heeft eiser verwezen naar zijn jarenlange dienstverband en zijn goede beoordelingen in het verleden.
6. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het arrest hiervoor genoemd bij 4. eisers nalatigheid ten aanzien van het gebruik van Peoplesoft bevestigt en geen afbreuk doet aan de juistheid van het bestreden besluit betreffende de verweten nalatigheid als gevolg van het niet juist uitvoeren van een aantal onderhoudswerkzaamheden.
7. Ingevolge artikel 39, tweede lid, onder k van het AMAR kan aan de militair ontslag worden verleend wegens verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten.
8. Naar vaste jurisprudentie hanteert de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) ten aanzien van disciplinaire straffen als toetsingsmaatstaf dat de bestuursrechter in ambtenarenzaken, die een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf dient te beoordelen, dient vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan het plichtsverzuim ter zake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De overtuiging dat er sprake is van plichtsverzuim zal de rechter moeten toetsen aan deugdelijk vastgestelde gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking hebben gestaan bij het nemen van het strafbesluit. Voorts moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
9.1
Met betrekking tot eisers teveel opgenomen verlof in 2010 en 2011 overweegt de rechtbank dat in het bestreden besluit het standpunt wordt ingenomen dat als gevolg van de internationale setting in casu sprake is van een open en kwetsbaar registratiesysteem voor verlof. In eiser werd het vertrouwen gesteld dat hij naar waarheid zelfstandig zijn verlof registreerde in Peoplesoft, waarvoor zijn leidinggevende toestemming had gegeven. De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat eiser toestemming had van zijn leidinggevende voor de opgenomen verlofdagen. Het verwijt dat verweerder eiser maakt is dat hij een (aanzienlijk) deel van het door hem genoten verlof niet heeft geregistreerd in Peoplesoft. Partijen verschillen van mening of het gaat om 97,75 dagen, zoals verweerder stelt, of om 24,5 of 15 dagen, zoals eiser stelt. De rechtbank stelt vast dat in de strafrechtelijke procedure is komen vast te staan dat eiser in 2010 en 2011 in totaal 35,5 meer dagen verlof heeft genoten dan waarop hij recht had. In die procedure is geoordeeld dat eiser in 2010 en 2011 zijn verlofaanvragen met terugwerkende kracht in Peoplesoft kon registreren maar heeft verzuimd dit te doen. Het aantal van 35,5 dagen beschouwt de rechtbank als substantieel. In hetgeen eiser ter zitting heeft betoogd vindt de rechtbank geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Het betoog dat het bij de leidinggevende bekend is dat een registratie in Peoplesoft weleens wordt vergeten, mist relevantie nu dat ziet op het niet registreren van onvoorzien noodzakelijke verlofmomenten van korte duur. In het geval van eiser gaat het meerdere keren om lang aansluitend verlof.
De vaststelling dat eiser tegenover zijn werkgever zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser verregaand nalatig is geweest in de vervulling van zijn plichten. De aard en de ernst van eisers gedrag oordeelt de rechtbank zodanig dat de opgelegde disciplinaire straf van strafontslag daaraan niet onevenredig is te achten. Naar haar oordeel was verweerder niet verplicht om vóór tot het opleggen van de straf van ontslag eiser te waarschuwen en hem een kans te geven voor de toekomst een correcte verlofregistratie te gaan voeren. De langdurige staat van dienst van eiser doet niet af aan de conclusie van verweerder dat eiser heeft gehandeld in strijd met de eisen van betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid en dat eiser met zijn handelen het aanzien van de defensieorganisatie tegenover de buitenlandse partners heeft geschaad. De rechtbank wijst voorts op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:CRVB:2011:BR0748) waarin voor een ambtenaar disciplinair ontslag niet onrechtmatig werd bevonden, omdat die door het niet correct in- en uitklokken ten onrechte 77 verlofuren had genoten.
9.2
Verweerder heeft aan het bestreden besluit mede ten grondslag gelegd dat eiser een aantal werkzaamheden niet of niet juist heeft uitgevoerd terwijl hij daarvoor wel verantwoordelijk was en ook voor heeft afgetekend, en door deze werkzaamheden niet of niet juist uit te voeren en er wel voor af te tekenen vliegers en ander personeel van het AWACS vliegtuig (ernstig) in gevaar heeft gebracht.
Het argument van eiser dat hij niet zelfstandig mocht werken heeft eiser pas ter zitting naar voren gebracht. Nu niet valt in te zien dat hij dit argument niet eerder en onderbouwd met documentatie kon inbrengen, gaat de rechtbank hieraan in het belang van de goede procesorde voorbij.
Het betoog dat het disfunctioneren bij een aantal aan hem opgedragen werkzaamheden niet als plichtsverzuim of vergaande nalatigheid kan worden gekwalificeerd, mist betekenis omdat de ontslaggrond niet alleen ziet op die onderhoudswerkzaamheden, maar ook op de aan eiser verweten nalatigheid betreffende registratie in Peoplesoft. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel stuit ook hierop af. Dat de monteur waarmee eiser zich vergelijkt ook in andere opzichten nalatig is geweest heeft eiser niet betoogd.
Overigens verenigt de rechtbank zich met hetgeen de voorzieningenrechter in overweging 7.2 van de uitspraak van 8 april 2013 (ECLI:NL:RBDHA:2013:3860) heeft geoordeeld betreffende het niet of niet juist uitvoeren van een aantal werkzaamheden en maakt dat oordeel tot het hare. Het ambtelijk strafontslag en strafrecht vormen van elkaar te onderscheiden kaders, elk met een eigen invalshoek. Op het strafontslag zijn immers niet de strafrechtelijke bepalingen inzake bewijslevering van toepassing. Een vereiste voor disciplinaire bestraffing is wel, dat het bestuursorgaan op grond van het geheel aan ter beschikking staande gegevens tot de overtuiging is gekomen dat de ambtenaar de gedragingen heeft verricht en dat zij hem kunnen worden toegerekend. Aan dit vereiste is voldaan.
10. De rechtbank acht het ontslag in dit geval daarom niet onevenredig.
11. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. drs. J.J.P. Bosman en generaal-majoor b.d. M.P. Celie, leden, in aanwezigheid van C.A.Y. Morison-Libourel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de rechtbank van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.