2.1Op 11 oktober 2012 is eiser uitgenodigd hierop zijn zienswijze te geven. Eiser heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en een schriftelijke zienswijze ingediend.
3. Aan zijn beslissing aan eiser ontslag te verlenen heeft verweerder ten grondslag gelegd dat:
1. eiser in 2010 en 2011 in totaal 97,75 dagen verlof heeft genoten dat hij ten onrechte niet heeft afgeboekt in Peoplesoft;
2. eiser een aantal onderhoudswerkzaamheden niet of niet juist heeft uitgevoerd terwijl hij daarvoor wel verantwoordelijk was en ook voor heeft afgetekend. Door deze werkzaamheden niet of niet juist uit te voeren en er wel voor af te tekenen heeft eiser vliegers en ander personeel van het AWACS-vliegtuig (ernstig) in gevaar gebracht.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser verregaand nalatig is geweest in de vervulling van zijn plichten als militair. Verweerder acht het toewijzen aan eiser van een andere functie bij Defensie niet opportuun nu eisers nalatigheid in de vervulling van zijn plichten nog meer dan bij andere organisaties een negatieve uitstraling heeft op collega’s, op de internationale organisatie van de Airbase [naam vliegbasis] en op de defensieorganisatie in het algemeen.
4. Bij arrest van de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 juli 2014 is eiser veroordeeld wegens oplichting meermalen gepleegd tot een taakstraf voor de duur van 60 uren voor het feit dat hij met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen zijn leidinggevende heeft bewogen tot het verlenen van toestemming voor het opnemen van een of meer uren/dag/dagen verlof door het in strijd met de waarheid bij het indienen van het verzoek om verlof doen voorkomen dat eiser nog een toereikend tegoed aan verlof had in Peoplesoft, waardoor die leidinggevende werd bewogen tot het geven van toestemming.
Het hof heeft eiser vrijgesproken van valsheid in geschrifte voor het in strijd met de waarheid op een “inspection workcard completion chart” zetten van een paraaf op regel B-060 van de chart omdat niet is komen vast te staan dat eiser die paraaf opzettelijk heeft gezet. Ter zitting is vastgesteld dat tegen dit arrest cassatie is aangetekend.
5. Eiser heeft het volgende aangevoerd.
Het besluit is gebrekkig gemotiveerd omdat niet duidelijk is wat de verplichting tot registratie van verlof inhoudt en binnen welke termijn daaraan voldaan moet worden. Eiser bestrijdt dat sprake is van plichtsverzuim. Volgens hem is registratie van verlof enkele keren achterwege gebleven omdat het registratiesysteem gebrekkig functioneerde.
Bij de onderhoudswerkzaamheden is evenmin sprake van plichtsverzuim, maar sprake van een situatie waarbij hij zou kunnen worden aangesproken in het kader van een functionerings- of beoordelingstraject. Eiser heeft gedisfunctioneerd op bepaalde punten, maar dat is geen plichtsverzuim of vergaande nalatigheid. Ter zitting is betoogd dat eiser niet zelfstandig mocht werken en niet kon weten dat het neuswiel uit elkaar gehaald moest worden.
Eiser heeft een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan met zijn betoog dat een andere monteur, die een zeer ernstige fout had gemaakt, geen ontslag heeft gekregen, maar een andere functie.
Ten slotte heeft eiser verwezen naar zijn jarenlange dienstverband en zijn goede beoordelingen in het verleden.
6. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het arrest hiervoor genoemd bij 4. eisers nalatigheid ten aanzien van het gebruik van Peoplesoft bevestigt en geen afbreuk doet aan de juistheid van het bestreden besluit betreffende de verweten nalatigheid als gevolg van het niet juist uitvoeren van een aantal onderhoudswerkzaamheden.
7. Ingevolge artikel 39, tweede lid, onder k van het AMAR kan aan de militair ontslag worden verleend wegens verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten.
8. Naar vaste jurisprudentie hanteert de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) ten aanzien van disciplinaire straffen als toetsingsmaatstaf dat de bestuursrechter in ambtenarenzaken, die een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf dient te beoordelen, dient vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan het plichtsverzuim ter zake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De overtuiging dat er sprake is van plichtsverzuim zal de rechter moeten toetsen aan deugdelijk vastgestelde gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking hebben gestaan bij het nemen van het strafbesluit. Voorts moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.