Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 april 2015 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 20 april 2015, gaat het om een beroep van eiseres tegen een besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.A. Keijser, heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van een bedrag van € 3.019,17 dat door de gemeente Zwijndrecht was teruggevorderd. Dit bedrag was gerelateerd aan de definitieve vaststelling van inkomsten en uitgaven voor het openbaar primair basisonderwijs voor de jaren 2003-2006. Eiseres had eerder al een procedure gevoerd, waarbij de rechtbank op 16 april 2013 het besluit van 30 mei 2012 had vernietigd en verweerder had opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Tijdens de zitting op 9 maart 2015 hebben partijen hun standpunten toegelicht. Verweerder gaf aan dat het administratief beroep van eiseres gegrond had moeten worden verklaard, en dat het bestreden besluit op dat punt vernietigd diende te worden. De rechtbank heeft overwogen dat de terugvordering van voorschotten niet rechtmatig was, en dat verweerder de eerdere uitspraak van de rechtbank had moeten respecteren. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de terugvordering betreft.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld over de loonkosten van de bestuursdirecteur van de Bestuurscommissie Openbaar Basisonderwijs Zwijndrecht. De rechtbank concludeert dat deze kosten onder de kosten van administratie, beheer en bestuur vallen, en dus niet in aanmerking komen voor de overschrijdingsregeling. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 980,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.