ECLI:NL:RBDHA:2015:16414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2015
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
C/09/492729/ KG RK 15-1470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2015 het verzoek tot wraking van rechter mr. J.B. Wijnholt afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. drs. R. Müller, had de wraking ingediend omdat hij meende dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer oordeelde dat er geen bewijs was dat de rechter een verwijt had gemaakt aan de advocaat van verzoeker, en dat de opmerkingen van de rechter over de handelswijze van de advocaat niet duidden op vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de rechter om bepaalde proceshandelingen te verrichten, zoals het afwijzen van getuigenverhoren, werd gekwalificeerd als een ordemaatregel en vormde geen grond voor wraking. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanleiding gaven om te vrezen dat de rechter aan onpartijdigheid ontbrak, en dat er geen schijn van partijdigheid was gewekt. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingsnummer 2015/47
Zaak-/rekestnummer: C/09/492729 / KG RK 15-1470
Parketnummer: 09/003425-14
datum beschikking: 24 augustus 2015
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. drs. R. Müller te Alphen aan den Rijn;
strekkende tot wraking van:
mr. J.B. Wijnholt, rechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende in deze zaak is:
mr. A.J. Algera, officier van justitie.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
Op 20 juni 2014 is de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker ten overstaan van een andere rechter dan de gewraakte rechter aangevangen. Blijkens het proces-verbaal van die zitting is het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen cd-roms met beelden op het Kabinet van de rechter-commissaris te bekijken en tevens de officier van justitie in de gelegenheid te stellen back-upbestanden van sms-berichten en Whats App-berichten bij de politie op te vragen en aan (de advocaat van) verzoeker te doen toekomen.
1.2.
Bij brief van 11 juni 2015 heeft de advocaat van verzoeker aan het arrondissementsparket onder meer verzocht om aangever en een verbalisant als getuigen voor de zitting van 9 juli 2015 op te roepen. Voorts schrijft hij in deze brief: ‘Tot slot vestig ik uw aandacht op de tekst van het tussenvonnis (…) van 20 juni 2014’.
1.3.
Op 9 juli 2015 is het onderzoek ter terechtzitting hervat ten overstaan van mr. Wijnholt. Ter zitting heeft de rechter als beslissing medegedeeld dat zij het belang ziet om de camerabeelden ter zitting te bekijken. Zij heeft het verzoek om de getuigen te horen afgewezen, omdat dit onvoldoende gemotiveerd was, terwijl bovendien het belang daarvan op dat moment niet viel in te zien. De beslissing op het verzoek om de zaak aan te houden om voornoemde back-upbestanden te verstrekken heeft de rechter aangehouden tot na de bespreking van de feiten en het bekijken van de camerabeelden. Vervolgens heeft verzoeker bij monde van zijn raadsman de rechter gewraakt.
1.4.
Bij brief van 6 augustus 2015 heeft de rechter gereageerd op het wrakingsverzoek.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 10 augustus 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Mr. Müller is namens verzoeker verschenen. De gewraakte rechter is eveneens verschenen. De officier van justitie is – na voorafgaande schriftelijke mededeling hiervan – niet verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft er geen vertrouwen in dat de rechter de zaak op een eerlijke wijze zal behandelen, nu zij verder wilde gaan met het onderzoek ter zitting zonder de verdediging in de gelegenheid te hebben gesteld om de getuigen te horen en zonder de verdediging vóór de inhoudelijke behandeling kennis te hebben laten nemen van de back-upbestanden van de sms- en Whats App berichten. Daarbij leek de rechter verzoeker te verwijten dat hij de officier van justitie er niet expliciet op had gewezen dat hij de back-upbestanden nog niet had ontvangen. Bovendien heeft verzoeker geen motivering van de officier van justitie gehoord waarom zij de getuigen niet wil horen.

4.Het standpunt van de gewraakte rechter

De rechter berust niet in de wraking. Volgens de rechter heeft zij (de advocaat van) verzoeker ter zitting niet verweten dat hij de officier van justitie voorafgaand aan de zitting niet expliciet heeft bericht dat hij de back-upbestanden nog niet had ontvangen. Zij heeft enkel gezegd dat het handig was geweest als hij dit wel zou hebben gedaan. Ten aanzien van de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen en de aanhouding van de beslissing op het verzoek om de back-upbestanden merkt de rechter op dat een voor de verdediging onwelgevallige beslissing ten aanzien van dergelijke onderzoekshandelingen geen grond voor wraking vormt, tenzij die beslissing zozeer onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Van een dergelijke situatie is geen sprake.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 9 juli 2015 blijkt niet dat de rechter mr. Müller verweten heeft dat hij in zijn brief van 11 juni 2015 of nadien niet expliciet aan de officier van justitie heeft bericht dat hij de back-upbestanden nog niet had ontvangen. De rechter heeft ontkend een dergelijk verwijt te hebben gemaakt. De wrakingskamer gaat er dan ook vanuit dat de rechter een dergelijk verwijt niet heeft gemaakt. Wel is komen vast te staan dat de rechter ter zitting heeft opgemerkt dat het handiger was geweest als mr. Müller expliciet in zijn brief aan het arrondissementsparket had vermeld dat hij de bestanden nog niet had ontvangen. Naar het oordeel van de wrakingskamer staat het een rechter vrij dit op te merken en kan hieruit niet worden afgeleid dat de rechter een vooringenomenheid koestert jegens verzoeker of zijn advocaat.
5.4.
De beslissing van de rechter om eerst de feiten te bespreken en de camerabeelden te bekijken en daarna te bepalen of de zaak wordt aangehouden voor het alsnog verstrekken van de back-upbestanden aan verzoeker is een ordemaatregel. Een dergelijke maatregel levert, behoudens bijkomende feiten en/of omstandigheden, geen grond op voor wraking. Niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van dergelijke bijkomende feiten en/of omstandigheden.
5.5.
De afwijzing van het verzoek om het horen van getuigen betreft een processuele beslissing van de rechter. Ook ten aanzien van processuele beslissingen geldt dat deze in beginsel geen grond vormen voor een wraking. Alleen indien een processuele beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer is van oordeel dat dit hier niet het geval is. Bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
5.6.
De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven geven dan ook geen grond te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is de schijn van partijdigheid gewekt.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. R. Müller;
• de officier van justitie mr. A.J. Algera;
• de rechter mr. J.B. Wijnholt.
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 24 augustus 2015 door mrs. E. Rabbie, H.M.D. de Jong en K.M. Braun in tegenwoordigheid van mr. S.I. Geerling als griffier.