ECLI:NL:RBDHA:2015:16405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2015
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
C/09/492889/ KG RK 15-1487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot wraking van rechter in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 21 september 2015 het verzoek tot wraking van rechter Mr. E.C.M. Bouman afgewezen. Verzoeker, die betrokken was bij een strafzaak, stelde dat de rechter partijdig was omdat zij tijdens de inhoudelijke behandeling zou hebben gezegd dat na de behandeling de straf zou volgen. Zowel de officier van justitie, Mr. R. van Bokhoven, als de griffier, E.T. Rietbroek, konden zich deze uitlating echter niet herinneren. De wrakingskamer heeft op basis van de verklaringen en het proces-verbaal van de zitting van 13 juli 2015 geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de rechter zich in de bedoelde zin had uitgelaten. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet aannemelijk was en heeft het verzoek afgewezen. De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/48
zaak-/rekestnummer: C/09/492889 / KG RK 15-1487
parketnummer: 09/254032-14
datum beschikking: 21 september 2015
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
Mr. E.C.M. Bouman,
rechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende is:
de officier van justitie mr. R. van Bokhoven.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
Op 13 juli 2015 is de behandeling ter terechtzitting van de strafzaak tegen verzoeker aangevangen. Van de terechtzitting is proces-verbaal opgemaakt. Blijkens het proces-verbaal is het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst, omdat de rechter het noodzakelijk achtte dat de reclassering haar nader zal informeren over de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en om verzoeker in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de inhoud van het dossier.
1.2.
Bij brief van 15 juli 2015 heeft verzoeker de rechter gewraakt. Bij brief van 27 juli 2015 heeft de rechter gereageerd op het wrakingsverzoek.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

2.1.
Op 10 augustus 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen. De rechter is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De officier van justitie is eveneens niet verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
2.2.
De wrakingskamer heeft ter zitting beslist de op de zitting van 13 juli 2015 aanwezige griffier E.T. Rietbroek en officier van justitie mr. R. van Bokhoven te verzoeken de wrakingskamer schriftelijk te berichten of zij zich herinneren dat de rechter zich ter terechtzitting heeft uitgelaten in de door verzoeker bedoelde, hierna aan te duiden zin. De schriftelijke reacties zijn op 14 augustus 2015 respectievelijk 26 augustus 2015 ter griffie van de wrakingskamer ontvangen. Ter zitting van 13 juli 2015 had verzoeker reeds te kennen gegeven af te zien van de mogelijkheid om nog op de reacties van officier van justitie en griffier te reageren.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. De rechter heeft na te kennen te hebben gegeven dat zij de zaak zal aanhouden verzoeker geïnformeerd over het verdere verloop van de zaak. Daarbij zei zij dat nadat verzoeker bij de reclassering was geweest en de zaak inhoudelijk was behandeld ‘de straf’ zou volgen. De rechter is derhalve partijdig, aangezien al vóór de inhoudelijke behandeling van de zaak voor haar vaststaat dat verzoeker niet vrijgesproken wordt en dat aan hem een straf zal worden opgelegd.

4.Het standpunt van de gewraakte rechter

De rechter heeft verklaard dat zij bij haar weten niet heeft gezegd dat na de inhoudelijke behandeling de straf zou volgen.

5.De verklaring van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de wrakingskamer desgevraagd bericht dat hij zich niet kan herinneren of de rechter op de zitting de woorden ‘en dan volgt de straf’ heeft gebezigd. Daarbij heeft hij opgemerkt dat als een dergelijke uitlating zou zijn gedaan, de kans groot is dat hij zich dat wel zou kunnen herinneren.

6.De verklaring van de griffier

De griffier heeft de wrakingskamer desgevraagd bericht dat hij de rechter niet heeft horen zeggen dat na de behandeling van de zaak op een volgende zitting ‘de straf zou volgen’. Hij merkt daarbij op dat een uitlating in dergelijke bewoordingen hem zeker zou zijn opgevallen en dat ook uit zijn zittingsaantekeningen niet blijkt dat de rechter zich in deze zin zou hebben uitgelaten.

7.De beoordeling

Uit het proces-verbaal van de zitting van 13 juli 2015 blijkt niet dat de rechter tegen verzoeker zou hebben gezegd dat na de inhoudelijke behandeling de straf zou volgen. Nu zowel de ter zitting aanwezige officier van justitie als de griffier zich – in lijn met hetgeen de rechter daaromtrent heeft gesteld – niet kunnen herinneren dat de rechter dit zou hebben gezegd, acht de wrakingskamer niet aannemelijk dat de rechter zich in de door verzoeker bedoelde zin heeft uitgelaten. Gelet hierop zal het verzoek tot wraking worden afgewezen.

8.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker [verzoeker], [adres];
• de officier van justitie mr. R. van Bokhoven;
• de rechter mr. E.C.M. Bouman.
Aldus beslist in raadkamer door mrs. E. Rabbie, H.M.D. de Jong en K.M. Braun, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Geerling als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2015.