ECLI:NL:RBDHA:2015:16404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
C/09/492976/ KG RK 15-1492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaken

Op 5 oktober 2015 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op twee wrakingsverzoeken van verdachten in strafzaken. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaten mr. T. Arkesteijn en mr. R. van den Boogert, vroegen om wraking van de rechters mr. E.C. Koekman, mr. W.N.L. Donker en mr. J.A.H.M. Janssen. De wrakingsverzoeken volgden op een eerdere zitting op 16 juli 2015, waar de rechters een verzoek om getuigen te horen hadden afgewezen. De verzoekers stelden dat deze afwijzing onbegrijpelijk was en voortkwam uit vooringenomenheid van de rechters.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2015 werd het standpunt van de verzoekers toegelicht, waarbij ook mr. E.W. Bosch namens de benadeelde partij aanwezig was. De wrakingskamer overwoog dat de behandeling van het wrakingsverzoek openbaar was en dat er geen reden was om de advocaat van de benadeelde partij uit te sluiten. De rechters stelden dat het enkele feit dat hun eerdere beslissingen niet in het voordeel van de verzoekers waren, geen grond voor wraking opleverde.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief rechtvaardigden. De beslissing van de rechtbank om geen getuigen te horen was een processuele beslissing en de wrakingskamer kon geen aanwijzingen voor vooringenomenheid vinden. Uiteindelijk werden de wrakingsverzoeken afgewezen en werd bepaald dat het proces in de hoofdzaken voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van de wrakingsverzoeken.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingsnummer 2015/49
zaak-/rolnummer: 492976 / KG RK 15-1492
parketnummer: 09/797137-14
Wrakingsnummer 2015/50
zaak-/rolnummer: 492979 / KG RK 15-1493
parketnummer: 09/797142-14
datum beschikking: 5 oktober 2015
BESLISSING
op de mondelinge verzoeken tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de strafzaken van:
(wrakingsnummer 2015/49)
[verzoeker 1]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. T. Arkesteijn
(wrakingsnummer 2015/50)
[verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. R. van den Boogert,
strekkende tot wraking van:
mr. E.C. Koekman,
mr. W.N.L. Donker,
mr. J.A.H.M. Janssen,
rechters in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende: mr. B. de Jonge, officier van justitie.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1
Verzoekers zijn gedagvaard om op 16 juli 2015 als verdachten te verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank. De strafzaken tegen verzoekers zijn gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld. Ter zitting is namens verzoekers verzocht om de eerder aan de officier van justitie opgegeven getuigen te horen. De meervoudige kamer heeft dit verzoek afgewezen.
1.2
Verzoekers hebben de rechters ter zitting gewraakt. De rechters hebben kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten en de wrakingskamer daarvan in kennis gesteld.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

2.1
Op 21 september 2015 zijn de wrakingsverzoeken gelijktijdig ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun advocaten. De rechters waren ter zitting aanwezig. De officier van justitie is niet verschenen. Tevens was aanwezig mr. E.W. Bosch, namens de benadeelde partij, de heer [naam partij] .
2.2
Namens verzoekers is verzocht om de zitting voort te zetten buiten de aanwezigheid van mr. Bosch. Hiertoe is betoogd dat de benadeelde partij [naam partij] één van de verzochte getuigen is en dat hij, in het kader van de waarheidsvinding, niet op voorhand via zijn advocaat kennis dient te krijgen van de vraagstelling aan de getuigen.
2.3
Na een korte onderbreking heeft de wrakingskamer dit verzoek afgewezen. Daartoe is overwogen dat voorop staat dat de behandeling van dit wrakingsverzoek openbaar is. Op grond van artikel 289, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering beveelt de voorzitter tijdens de terechtzitting van een strafzaak dat getuigen zich zullen begeven naar een daartoe bestemd vertrek. Deze bepaling ziet niet op andere personen dan getuigen. Nog daargelaten of deze bepaling analoog van toepassing is op de openbare behandeling van het wrakingsverzoek, ziet de wrakingskamer geen aanleiding de advocaat van de opgeroepen getuige niet toe te staan de openbare behandeling van het wrakingsverzoek bij te wonen.

3.Het standpunt van verzoekers

Verzoekers hebben zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen dermate onbegrijpelijk is, dat daarvoor geen andere verklaring is dan dat de afwijzing door vooringenomenheid is ingegeven. Wat betreft de afwijzing van het verzoek van [verzoeker 1] heeft de rechtbank van de vier opgenomen gronden van de verdediging voor het horen van de getuigen slechts drie gronden genoemd en daarbij de derde grond onjuist/verkeerd overgenomen. Wat betreft de afwijzing van het verzoek van [verzoeker 2] heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de door de verdediging genoemde persoon niet in het dossier voorkomt. Ook achten verzoekers de door de rechtbank gebruikte criteria voor de afwijzing strijdig met elkaar. Voorts heeft de rechtbank de verzoeken niet per getuige gespecificeerd en heeft zij niet gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van een onvoldoende onderbouwing van deze verzoeken.

4.Het standpunt van de rechters

De rechters hebben zich op het standpunt gesteld dat het enkele gegeven dat de rechtbank de verzoeken van de verdediging niet heeft gehonoreerd geen grondslag voor wraking oplevert. Van vooringenomenheid, of de objectief gerechtvaardigde schijn daarvan, is geen sprake.

5.De beoordeling

5.1
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3
De wrakingsverzoeken zien - kort gezegd - op de afwijzende beslissing van de rechters op de verzoeken getuigen te horen. . Vooropgesteld wordt dat het niet aan de wrakingskamer is om deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering op inhoudelijke juistheid te beoordelen. De vraag is of de beslissing en de motivering daarvan feiten en omstandigheden opleveren die blijk geven van vooringenomenheid of die de vrees voor partijdigheid objectief rechtvaardigen.
5.4
De wrakingskamer beantwoordt die vraag ontkennend. De beslissing van de rechtbank betreft een processuele beslissing. Uit het proces-verbaal van de zitting van 16 juli 2015 blijkt dat de rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van verzoekers en de officier van justitie, alsmede dat de rechtbank na beraad heeft besloten af te zien van het horen van getuigen. Uit de beslissing tot afwijzing van de getuigenverzoeken blijkt dat de rechtbank de door verzoekers aangevoerde gronden voor het horen van de getuigen bij de beoordeling heeft betrokken. De wrakingskamer kan uit de bewoording van deze beslissing geen uitzonderlijke feiten of omstandigheden afleiden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat de rechters jegens verzoekers een vooringenomenheid koesteren, dan wel dat de vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Of de rechtbank bij de motivering van haar beslissing om af te zien van het horen van getuigen aan het juiste criterium heeft getoetst, is een inhoudelijk oordeel, dat, zoals hiervoor reeds is overwogen niet aan de wrakingskamer is.
5.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de wrakingsverzoeken dienen te worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst de verzoeken tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van de wrakingsverzoeken;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun advocaten;
• de officier van justitie mr. B. de Jonge;
• de rechters, mrs. Koekman, Donker en Janssen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. du Pon, S.J. Hoekstra-van Vliet en M. Soffers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W.W. Koppe als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2015.