ECLI:NL:RBDHA:2015:16400
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Tweede wraking van de kantonrechter in een Mulderzaak; beoordeling van wrakingsgronden en misbruik van recht
In deze zaak heeft verzoeker een tweede wrakingsverzoek ingediend tegen mr. O. van der Burg, kantonrechter in de rechtbank Den Haag, naar aanleiding van een eerdere zitting op 16 september 2015. Tijdens deze zitting heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het feit dat de kantonrechter hem niet als eerste het woord heeft gegeven. Dit verzoek werd eerder ongegrond verklaard door de wrakingskamer op 29 juni 2015. Op 19 oktober 2015 werd het nieuwe wrakingsverzoek behandeld, waarbij verzoeker zijn gronden nader toelichtte. Hij voerde aan dat de kantonrechter hem het woord had ontnomen en dat de kantonrechter en de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie gezamenlijk naar de koffieautomaat waren gegaan, wat volgens hem een schending van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht inhield.
De kantonrechter heeft in zijn verweer gesteld dat hij de gang van zaken correct heeft behandeld en dat verzoeker de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt te verduidelijken. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter niet partijdig was en dat de wrakingsgrond over het gezamenlijk koffie drinken niet tijdig was ingediend. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn aanvullende wrakingsgrond. Tevens werd er een wrakingsverbod opgelegd aan verzoeker, gezien het misbruik van het wrakingsmiddel.
De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 oktober 2015, waarbij de wrakingskamer de voortzetting van de hoofdzaak heeft bepaald en het verzoek tot wraking heeft afgewezen.